ECLI:NL:GHAMS:2023:876

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
200.294.786/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding door student wegens studievertraging door tekortkomingen in begeleiding door onderwijsinstelling

In deze zaak vorderde een student, aangeduid als [appellant], een schadevergoeding van meer dan € 90.000 van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) wegens studievertraging die hij zou hebben opgelopen door tekortkomingen in de begeleiding door de HvA. De student stelde dat de HvA haar verplichtingen uit de onderwijsovereenkomst niet was nagekomen, met name haar zorgplicht. De rechtbank had eerder de vordering van de student afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep. De student had zijn studie Bedrijfseconomie Duaal van september 2012 tot juni 2018 gevolgd en had te maken met een knieblessure en psychische problemen, waaronder een depressie, die zijn studievoortgang beïnvloedden. De HvA voerde aan dat zij voldoende begeleiding had geboden en dat de student zelf verantwoordelijk was voor het inhalen van zijn achterstand. Het hof oordeelde dat de HvA niet toerekenbaar tekort was geschoten in haar verplichtingen en dat de student onvoldoende had aangetoond dat de studievertraging het gevolg was van de tekortkomingen van de HvA. De grieven van de student werden verworpen en het vonnis van de rechtbank werd bekrachtigd, waarbij de student werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1
zaaknummer : 200.294.786/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/687761/HA ZA 20-780
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 april 2023
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. S.C. Leinders te Echt,
tegen
de stichting STICHTING HOGESCHOOL VAN AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellante,
advocaat: mr. E.N. de Bode te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en HvA genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 12 mei 2021 in hoger beroep gekomen van een mondelinge uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 april 2021, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en HvA als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens akte houdende wijziging van eis, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties;
- akte overlegging productie van [appellant] .
Partijen hebben de zaak ter zitting van 25 januari 2023 doen bepleiten, [appellant] door mr. Leinders voornoemd, en HvA door mr. De Bode voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden uitspraak zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - HvA zal veroordelen tot vergoeding van de door [appellant] geleden materiële en immateriële schade ter hoogte van € 96.442,72, vermeerderd met de wettelijke rente, en HvA zal veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties.
HvA heeft verweer gevoerd in hoger beroep en in incidenteel appel geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en te bepalen dat HvA niet verwijtbaar heeft gehandeld, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep. [appellant] heeft verweer gevoerd in incidenteel appel en geconcludeerd het incidenteel appel niet-ontvankelijk dan wel ongegrond te verklaren, althans af te wijzen.

2.Feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende (gemotiveerd) betwist staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Van september 2012 tot juni 2018 heeft [appellant] de opleiding Bedrijfseconomie Duaal aan de HvA gevolgd. Tijdens een duale opleiding wordt werk en studie gecombineerd. Wat geleerd wordt, wordt direct in de praktijk gebracht op een werkplek passend bij de opleiding.
2.2
In november 2013 liep [appellant] een knieblessure op waarvoor hij medische behandelingen onderging, waaronder fysiotherapie en in augustus 2014 een operatie. Hierna volgde een revalidatieperiode van enkele maanden. Tevens gebruikte [appellant] vanaf mei 2014 vanwege pijnklachten pijnstillende medicatie die zijn concentratie en denkvermogen beïnvloedde. Hierdoor had [appellant] tevens te kampen met psychische problematiek, te weten een depressie.
2.3
Bij e-mail van 24 juni 2014 heeft [appellant] het volgende aan [naam 1] , opleidingsmanager Bedrijfseconomie voltijd en duaal, (hierna: [naam 1] ) bericht:
“Het probleem in het kort:Ik heb al 7 maanden lang last van een hardnekkige knieblessure. 26 mei toen ik langs wilde komen is er vlak onder mijn knie een contante pijn gekomen waar van nog niet bekend is hoe dit komt. De pijn is vanaf 26 mei zo hevig dat ik zwaar verdovende medicatie slik. Deze medicatie beïnvloed mijn concentratie en mijn denkvermogen. Ik ben nu in afwachting van de uitslag van de MRI-scan.Toen ik dit probleem 26 mei met uw collega heb besproken heeft hij mij gezegd dat dit ik voorlopig school even uit mijn hoofd moest zetten en mij richten op het herstel van de blessure. Dit heb ik dus ook afgelopen maand gedaan.De medicatie is deze week wat omlaag gegaan waardoor ik toch wil proberen om 1 of 2 tentamens te maken zodat mijn achterstand iets kleiner wordt dan die al is.Is het mogelijk om 1 van de dagen dat ik op school ben voor een tentamen een gesprek inplannen om dit verder te bespreken?”
In reactie hierop heeft [naam 1] bij e-mail van 25 juni 2014 het volgende aan [appellant] bericht:

Heel vervelend van je knie, overigens goed te lezen dat je wel weer wat zaken oppakt.Heeft mijn collega je niet geadviseerd om contact op te nemen met de studentendecaan, mvr. [naam 2] (ik deed dat in mijn mail, zie hieronder, wel al!)? Ik heb haar voor alle zekerheid dit antwoord aan jou maar alvast ge-cc’t. Zij bepaalt of er sprake is van bijzondere omstandigheden, waardoor er eventueel uitzonderingen gemaakt kunnen worden. Ik denk dan ook dat het meer zinvol is om met haar een afspraak te maken, dan met mij.”
Bij e-mail van 25 juni 2014 heeft [naam 2] , Studentendecaan domein Economie & Management / HES (hierna: [naam 2] ), het volgende aan onder meer [naam 1] ,
[naam 3] , [naam 4] , en in de cc aan [appellant] bericht:

Dag collega’s,Vanmiddag heb ik een gesprek met [appellant] (…) gehad inzake zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden (BO) in relatie tot zijn studievoortgang in studiejaar 13-14. Op zijn studievoortgang moet een correctie worden gemaakt:- WP1 is behaald: voor assessment cijfer 7,5 gehad. Student heeft problemen met uploaden Onstage en [naam 5] is hiervan op de hoogte.- Andere behaalde studieresultaten die niet zijn doorgeboekt in SIS-studievereisten:(…)Zo is toch wel een ander plaatje ontstaan. Vanwege zware medicatie voor de pijn rondom zijn knie is student op dit moment niet in staat een bedrijf voor zijn WP 2 te vinden. Bovendien is er nog geen zicht op verbetering in zijn mobiliteit. Student krijgt op 2 juli a.s. uitslag van zijn MRI-scan. Afhankelijk van deze uitslag wordt een behandelplan opgesteld.
Ik heb student geadviseerd om met de studieadviseur BE-duaal om de tafel te gaan. Verder heb ik student gevraagd om zijn medische omstandigheden aannemelijk te maken met een bewijsstuk om in aanmerking te komen voor BO.Met dit schrijven hoop ik de situatie voor student vlot te trekken. Maar wat de consequenties zijn voor deze student met BO omtrent voortzetting van de opleiding BE-duaal in de afbouwfase, kan ik als studentendecaan niet overzien.”
2.4
Bij e-mail van 11 oktober 2014 heeft [appellant] het volgende aan [naam 6] (hierna: [naam 6] ) bericht:

Voor vrijdag 10 oktober 12:00 lokaal 4.004 stond in mijn agenda de les VON11 herkansing van vorig jaar. Hier trof ik gister een leeg lokaal aan. Mijn account op school is op onverklaarbare wijze geblokkeerd, ook bij de ICT afdeling hadden ze geen idee hoe dit mogelijk was. Hierdoor was ik niet in staat u hier eerder over te mailen.Bij deze ontvangt u de gemaakte stukken die ik gister hardcopy wilde inleveren.VON11: Plan van aanpak + InleidingVON21: Plan van aanpak
In reactie hierop heeft [naam 6] bij e-mail van 23 oktober 2014 het volgende aan
[appellant] bericht:

Ik heb je maar één van de lessen gezien. Helaas is de kans op feedback op tussenproducten al lang voorbij. Morgen is de feedback meeting, vorige week vrijdag had je volgens de planning immers al het eindproduct; het essay, moeten inleveren. Dit had ook per e-mail gekund.
Als je de informatie over roosters niet on line kunt ophalen is het verstandig je klasgenoten te raadplegen. Maar roosterinformatie is voor iedereen beschikbaar, volgens mij, ook als je niet hier studeert!Wat nog resteert is om bij de examencommissie uit te leggen waarom je het vak niet hebt kunnen volgen of niet met een voldoende hebt kunnen afsluiten. Wanneer de examencommissie toestemming geeft mag je dan vervolgens bij de voltijd een soortgelijk vak volgen. Dat is dan nog de route die je kunt volgen. Ik hoop dat je hier iets mee kunt.”
Bij e-mail van 25 oktober 2014 heeft [appellant] [naam 6] als volgt bericht:

Ik ben inderdaad 1 van de 3 afgesproken lessen aanwezig geweest. 1 van de andere lessen had ik biebles die ook gevolgd moest worden en de andere les was er niemand aanwezig bij het lokaal.Afgelopen week ben ik op advies van mijn psycholoog een week naar het buitenland geweest dus heb ik het essay niet kunnen inleveren. Ik hoop op een beetje steun vanuit school gezien mijn situatie.Is er niet sowieso een 2e inlever mogelijkheid aangezien elk vak 2 keer per jaar beschikbaar moet worden gesteld? (…)
Naar aanleiding hiervan heeft [naam 6] [appellant] op 28 oktober 2014 het volgende bericht:

Ik ben er gewoon iedere les geweest, hoor. Overige studenten hebben mij ook gevonden, want ik heb eenvoudig het online rooster gevolgd.Buiten het niet in de les komen heb je ook de tussentijdse producten niet ingeleverd om daar feedback op te vragen.Ik verwacht inderdaad dat er een tweede kans wordt geboden vanuit school. In welk blok dat zal zijn kan de coördinator BE-DUAAL jou naar verwachting vertellen en dat is mevrouw [naam 3] . Neem je even contact met haar op?”
2.5
In een e-mail van 1 september 2015 aan studenten waaronder [appellant] heeft [naam 6] het volgende bericht:

Beste student,Volgens ons SIS-overzicht heb jij nog niet Von-11 en/of VON-21 behaald.De opleiding Duaal houdt op te bestaan en daarom wordt dit lesblok voor de laatste keer jou de mogelijkheid geboden om dit vak gaan halen en afsluiten.
Het betreft een versneld programma. In het rooster (via HvA timetables te vinden op mijn naam en op de naam van het vak) zie je dat er twee lessen zijn ingeroosterd op de vrijdagen 2 oktober en 9 oktober. Dit zijn verplichte lessen.
Het traject is als volgt:- Op vrijdag 11 september stuur je mij de inleiding van jouw rapport, met daarin uiteraard de hoofdvraag. Aan de hand daarvan krijg je een GO of een NO GO met feedback die je dient te verwerken.- Op 30 september stuur je mij jouw conceptrapport (zie VON-handleiding of de beschrijving onderaan in deze e-mail).- Op 2 oktober krijg je feedback op jouw conceptrapport en kun je mij nog alle vragen stellen die jij wilt stellen.- Op 7 oktober e-mail je mij de finale versie van jouw onderzoeksrapport. In de les van 9 oktober krijg je dan de feedback en het uiteindelijke cijfer.
Mis deze kans niet!”
2.6
Bij e-mail van 4 april 2016 heeft [appellant] het volgende aan [naam 7] bericht:

Vanaf september t/m januari heb ik de minor Management Control bij u gevolgd. In deze periode heb ik de volgende resultaten behaald.(…)
Het gewogen gemiddelde voor de gehele minor, zoals bedoeld in de handleiding Management Control (MMCO), van deze behaalde cijfers komt uit op een 6,0. In het SIS-systeem van de HvA zijn de punten voor de minor bij mij nog niet volledig doorgevoerd.Mijn vraag aan u is of u kunt zorgen dat de punten voor deze minor, conform de handleiding, doorgevoerd kunnen worden in het SIS-systeem?
Naar aanleiding van voorgaande e-mail heeft [naam 1] [appellant] bij e-mail van
24 april 2016 bericht dat er wel degelijk iets is gebeurd, maar blijkbaar niet met
gecommuniceerd. [naam 1] verwijst daarbij naar een e-mail van 19 april 2016 van [naam 8] met als onderwerp [appellant] , waarin is vermeld:

Cijfers Minor
Gemiddelde CT2 is 5,3 dus 5,0 afgerond is onvoldoende weging is 40 30 30(…)”
Bij e-mail van 25 april 2016 heeft [naam 9] , docent informatiekunde/voorzitter examenkamer BE Voltijd (hierna: [naam 9] ) [appellant] het volgende bericht:

Mijn taak is het om alle cijferproblemen met de minoren op te lossen. Zo behandel ik ook jouw probleem.Wat ik zie in SIS is dat er 20 ect’s van de minor zijn toegekend en 10 ect’s staan nog open. Zou je mij kunnen mailen welke tentamens je van die laatste groep naar jouw oordeel gehaald hebt? Indien mogelijk ook met de tentamencodes waaronder je tentamen hebt gedaan.
Als we kunnen achterhalen hoe het zit met die 10 ect’s dan worden de punten voor de minor ook toegekend.”
Bij e-mail van 26 mei 2016 heeft [naam 9] het volgende aan [appellant] bericht:

In het gesprek van 10 juni wil je veel aan de orde stellen maar mij lijkt het goed om dit terug te brengen tot de kern. Hieronder de uitleg van de examencommissie om op het hoofdpunt van gesprek de minor MMC duidelijkheid te scheppen.Na overleg met deskundigen is het standpunt van de examencommissie als volgt. In de OER staat duidelijk dat afzonderlijke onderwijseenheden met een voldoende moeten worden afgesloten zie artikel 5.10 lid 1. Dit is ook algemeen bekend bij studenten. Uit de OER en de studiehandleiding blijkt duidelijk dat de minor uit vier onderwijseenheden bestaat. Vandaar dat jouw cijfers in SIS voor de minor correct geregistreerd zijn en de weging hoeft niet te worden aangepast.Tegen besluiten van de examencommissie kun je in beroep bij de Cobex het College van Beroep voor de examens (…)De examencommissie heeft goed naar jouw individuele situatie gekeken en wij willen je dan ook een voorstel doen om je minor af te ronden op een zodanige manier dat je hier geen verdere studievertraging oploopt. Over dit voorstel zullen we 10 juni praten. Ik stuur nogmaals de OER mee.
2.7
Bij brief van 28 mei 2016 heeft [appellant] HvA aansprakelijk gesteld voor de schade die is ontstaan door tekortkoming in begeleiding, het belemmeren van studievoortgang, het structureel negeren van e-mails en het niet nakomen van overeenkomsten. Daarnaast stelt [appellant] HvA aansprakelijk voor eventuele extra studievertraging, mocht dit zich voordoen als gevolg van mismanagement binnen de opleiding BE duaal.
2.8
Bij e-mail van 10 juni 2016 heeft [naam 9] [appellant] bericht dat hij een afspraak moet maken met de heer Jagesar die hem uitlegt wat de opdracht voor Corporate Governance inhoudt.
2.9
In een gesprek met [naam 10] , decaan Faculteit Business en Economie, op 13 september 2016 heeft [appellant] een casemanager, [naam 11] (hierna: [naam 11] ), toegewezen gekregen.
2.1
Op 23 september 2016 behaalde [appellant] het tentamen Corporate Governance.
WP3 assessment
2.11
Over het WP3 assessment heeft onder meer de volgende e-mailwisseling plaatsgehad.
Bij e-mail van 31 oktober 2016 van [naam 12] aan studenten waaronder [appellant] met als onderwerp intekenlijst WP-assessment duaal, is onder meer het volgende bericht:

In dit e-mailbericht zie je een weblink naar het Excel-bestand, waarin je je kunt intekenen voor je WP-assessment duale AC / BE aan het einde van blok 2.
Informatie over datum en tijdstip van je WP-assessment ontvang je zo mogelijk in november via een weblink naar `Rooster WP-assessments duale AC / BE’.
(…)
Deadline intekening 1e en 2e ronde: zo. 6 november – 24:00 uur.
(…)”
Bij e-mail van 3 januari 2017 aan de examencommissie en [naam 11] heeft [appellant] gevraagd om een afspraak in te plannen voor het WP3 assessmentgesprek.
Bij e-mail van 4 januari 2017 heeft [naam 11] [appellant] bericht hem te zullen bellen om een en ander door te nemen.
Bij e-mail van 17 januari 2017 heeft [appellant] [naam 11] gevraagd of deze de documenten nog gevonden heeft en of hij deze dan zou kunnen doorsturen en wellicht ook vast een afspraak kan inplannen voor een assessmentgesprek.
Bij e-mail van 23 januari 2017 heeft [naam 11] [appellant] het volgende bericht:

Volgens kenners kom je via onderstaande link bij de nodige stukken over assessment en werkperiodes. Ik zag daar ook een procedure staan voor het assessment. Voldoe jij daar al aan?
Bij e-mail van 23 januari 2017 heeft [appellant] [naam 11] als volgt bericht:

Nee daar voldoe ik momenteel nog niet aan. Is het mogelijk om het assessment gesprek in te plannen in week 7 van 2017?
(…)
Bij e-mail van 23 januari 2017 heeft [naam 11] [appellant] onder meer gevraagd of hij zeker weet dat hij in week 7 klaar is voor het assessment, waarop [appellant] bij e-mail van dezelfde datum geantwoord heeft dat week 7 prima is, liefst op vrijdag 7 februari. Week 8 is anders ook prima als 17 februari niet mogelijk is.
Op 31 januari 2017 heeft [appellant] van [naam 11] vernomen dat hij zich via de vastgestelde procedure had moeten inschrijven en dat hij daar te laat mee was. De conclusie was dat [appellant] in juni een herkansing kon doen.
In juni 2017 heeft [appellant] het WP3 assessment afgelegd waarvoor hij een onvoldoende behaalde. Tegen de onvoldoende beoordeling heeft [appellant] op 9 juli 2017 bezwaar gemaakt. Eveneens op 9 juli 2017 heeft [appellant] een klacht ingediend tegen [naam 10] en [naam 11] onder meer vanwege het niet nakomen van afspraken en het onvoldoende geven van feedback en begeleiding. Bij brief van 2 oktober 2017 heeft het College van Bestuur van HvA de klacht afgewezen.
2.12
Bij brief van 18 juli 2017 heeft de toenmalige gemachtigde van [appellant] HvA onder verwijzing naar de brief van [appellant] van 28 mei 2016 (zie hiervoor onder 2.7) aansprakelijk gesteld voor alle geleden en nog te lijden schade als gevolg van onzorgvuldig handelen dan wel nalaten.
2.13
Bij brief van 1 september 2017 heeft dr. [naam 13] – GZ-psycholoog het volgende aan de huisarts van [appellant] geschreven:

Hierbij ontvangt u bericht over de psychologische behandeling die heeft plaatsgevonden met uw patiënt dhr. [appellant] , geboren [geboortedatum] .Dhr. [appellant] meldde zich in juni 2016 aan bij Psychologie [bedrijf] vanwege depressieve klachten en slaapproblemen als gevolg van problemen gerelateerd aan zijn studie. Hij was zeer gefrustreerd en voelde zich verwaarloosd en genegeerd door de HvA tijdens zijn studie, en kan dat moeilijk van zich af zetten. De HvA reageert niet op zijn mails of andere pogingen om in contact te komen en in gesprek te gaan met elkaar. Dit zorgde voor veel zorgelijke gedachten. De diagnose bij aanmelding luidde: “Depressieve stemmingsstoornis, niet anderszins omschreven”. Ik heb hem gezien in een Generalistische Basis GGZ behandeltraject (Kort), waarbij de gesprekken waren gericht op het verbeteren van de stemming en het leren omgaan met frustraties. Door middel van de gesprekken heeft hij stappen gemaakt om de frustraties en zorgen beter te begrenzen in zijn eigen leven zodat hij er niet meer volledig in beslag door wordt genomen. We hebben o.a. mindfulness oefeningen gedaan en ontspanningsoefeningen. De gesprekken hebben hem geholpen en we sluiten de therapie tevreden af.”
2.14
Op 24 november 2017 overleed [naam 11] plotseling waarna [appellant] de heer [naam 14] als casemanager kreeg toegewezen.
2.15
Op 7 februari 2018 behaalde [appellant] een voldoende voor de herkansing van het WP3 assessment.
Afstudeeropdracht
2.16
Tussen [appellant] en [naam 15] (hierna: [naam 15] ) heeft in de periode van november 2016 - juli 2018 de volgende e-mailwisseling plaatsgevonden over de afstudeeropdracht van [appellant] .
Bij e-mail van 21 november 2016 heeft [naam 15] het volgende aan [appellant] bericht:

Zojuist heb ik vernomen dat ik je ga begeleiden met je afstuderen.Hoe zullen we dat aanpakken?
Bij e-mail van 28 november 2016 aan [naam 15] heeft [appellant] in de bijlage zijn plan van aanpak toegestuurd.
Bij e-mail van 29 november 2016 aan [appellant] heeft [naam 15] in de bijlage zijn commentaar op het plan van aanpak toegestuurd.
Op 3 januari 2017 heeft [appellant] het volgende aan [naam 15] bericht:

Zoals u ongetwijfeld gemerkt zult hebben loop ik intussen al iets achter met het inleveren van concept rapporten van de afstudeeropdracht. Bij deze wil ik u melden dat ik als gevolg van een drukke periode hier nog te weinig tijd in heb kunnen steken.Om deze reden heb ik mij afgelopen periode gericht op het voorbereiden van mijn WP3 assessment, mijn laatste tentamen en de afhandeling van een langslepend conflict. Mijn voornemen is om zo spoedig mogelijk een grote inhaalslag te gaan maken met de afstudeeropdracht om zo spoedig mogelijk een grote inhaalslag te gaan maken met de afstudeeropdracht om zo spoedig mogelijk een verbeterd plan van aanpak en een eerste conceptrapport in te kunnen leveren.Aan u voorlopig alleen de vraag hoe ik op een juiste wijze aan goede informatie kan komen? Ik heb nu een tijdje het internet af lopen struinen naar informatie rondom mijn onderwerp, maar ben hier nog niet veel wijzer van geworden.
Op 11 januari 2017 heeft [naam 15] het volgende aan [appellant] bericht:

Hartelijk dank voor je bericht omtrent je voortgang.
Voor wat betreft het vinden van informatie, dan kun je ook de databases van de HvA met literatuur raadplegen. Dat kan ook vanuit huis. Als dat problemen oplevert dan kun je een afspraak maken met een bibliotheekmedewerker die je kan helpen. Volgens mij staat dat aangegeven op de website van de bibliotheek hoe dat werkt.
Bij e-mail van 4 april 2017 heeft [appellant] het volgende aan [naam 11] en [naam 15] bericht:

[naam 11] , Bedankt voor uw mail en telefoontje. Bij deze ook nog even een schriftelijke bevestiging waarom ik momenteel nog weinig ben opgeschoten met mijn afstudeeropdracht.Als gevolg van de gehele situatie omtrent het handelen van de HvA (voor 13 september) ben ik teruggevallen in een depressie, waarvoor ik onder behandeling ben bij een psycholoog. De HvA heeft mij kenbaar gemaakt elke vorm van gesprek met mij, over de geleden schade, te weigeren. Ik heb de heer [naam 10] eerder al kenbaar gemaakt om hiervoor dan de logische stap richting de rechter zal gaan maken. Mijn voornemen was om dit na het afstuderen pas te doen. Zoals telefonisch gezegd zou dan mijn recht op rechtsbijstand komen te vervallen gezien de termijn zoals gesteld in hun polisvoorwaarden zou komen te verlopen. Om deze reden heb ik vervroegd het proces in gang moeten zetten.
Als gevolg van het weigeren in gesprek te gaan vanuit de kant van de HvA over de schade, als gevolg van de depressieve klachten en als gevolg van het eerder op gang moeten zetten van de juridische procedure ben ik niet in staat geweest om mijn doelstelling voor de afstudeeropdracht te realiseren. Ik heb dit eerder aan u en de heer [naam 15] niet kenbaar gemaakt omdat ik onder de veronderstelling was dat u beide niet op de hoogte gesteld zou willen worden van een zaak tussen mij en de HvA. (…)Nu de juridische procedure in gang is gezet en ik hier hopelijk weinig tot geen tijd meer in hoef te steken komt mijn volledige focus, naast de revalidatie, wederom volledig te liggen bij het afstuderen en de werkperiode.
@ de heer [naam 15] :Ik hoop dat u geen oordeel wilt hebben over deze situatie en dat u dit volledig buiten beschouwing wilt laten me betrekking tot het nakijken en beoordelen van conceptstukken. Ik zal u zo spoedig mogelijk mijn voortgang van de afstudeeropdracht doorsturen. Gezien bovengenoemde oorzaken kan ik momenteel helaas echter niet overzien op wat voor termijn dit gaat lukken.”
Bij e-mail van 4 april 2017 heeft [naam 11] het volgende aan [appellant] bericht:

Jij kunt je gewoon inschrijven en de procedure volgen ik zorg voor toewijzing van de examinatoren. Het valt mij wel een beetje tegen dat jij nu weer niet mijn helpende hand hebt gepakt. Jouw begeleiding staat klaar, maar jij maakt daar helaas geen gbruik van! Jouw prioriteit ligt dus blijkbaar niet bij het afronden van jouw studie.
Wat verwacht je nu van mij?
Bij e-mail van 7 april 2017 heeft [naam 15] het volgende aan [appellant] bericht:

Hartelijk dank voor je mail.Voor mij is de afstudeerscriptie van belang. Het overige heeft daar volgens mij niet mee te maken. Graag lees ik wanneer je weer tijd hebt om de scriptie op te pakken.”
Op 7 april 2017 heeft [appellant] [naam 15] onder meer het volgende bericht:
“(…) Ik zal u zo spoedig mogelijk mijn voortgang doorsturen. Een exacte datum vaststellen is helaas niet mogelijk.”
Op 11 september 2017 heeft [naam 15] [appellant] als volgt bericht:

Volgens mij heb ik tot op heden nog geen (deel van een) scriptie ontvangen. Vermoedelijk lopen er allerlei andere zaken waar je het druk mee hebt. De komende tijd krijg je antwoord op je mails van collega [naam 16] . Hij gaat mijn mail beantwoorden omdat ik sinds gisteren met vakantie ben tot 1 december. Ik neem aan dat je voor die tijd een een eerste versie van je scriptie in wilt leveren. [naam 16] is mijn broer en begeleidt ook scripties voor BE-dt. Je zult weinig merken van de verandering omdat we op dezelfde manier werken. Je kunt je stuk gewoon naar dit adres sturen omdat [naam 16] dat in de gaten houdt. je kunt je stuk ook direct naar hem sturen, zie cc.”
Bij e-mail van 11 september 2017 heeft [appellant] het volgende aan [naam 15] bericht:

Bedankt voor uw mail.
Er lopen inderdaad een aantal andere zaken waar ik enorme tegenwerking in ondervindt vanuit de HvA. Hierdoor is het voor mij haast onmogelijk geweest om op een normale manier aan mijn scriptie te kunnen werken. Desalniettemin heb ik afgelopen periode toch enige voortgang geboekt, waarvan ik voornemens ben deze zo spoedig mogelijk aan u door te sturen. Dit zal ik dan aan uw collega gaan doorsturen. Ik verwacht de eerste stukken in elk geval nog deze week te kunnen toesturen.Wel is er een probleem ontstaan waarvan ik graag zou weten of u een oplossing hiervoor heeft. Het probleem is als volgt: Vanaf eind september 2017 heb ik geen werkgever meer voor wie ik de scriptie kan schrijven, dit omdat mijn contract dan afloopt en niet wordt verlengd. Is het nog mogelijk om de scriptie dan te maken buiten de werkgever om of zal er een vervangende opdracht moeten komen? Ik hoor hier graag een oplossing voor.”
Bij e-mail van 15 september 2017 heeft [appellant] het volgende aan [naam 15] bericht:

In de bijlage leest u mijn verbeterde versie van het plan van aanpak.Heeft u toevallig nog iets gehoord van mijn contract bij Budget-Account geen Problemen op zal leveren met het maken en afronden van de afstudeeropdracht?
Bij e-mail van 30 oktober 2017 heeft [appellant] het volgende aan [naam 15] bericht:

Bij deze lever ik mijn eerste deelvraag van mijn afstudeerrapport in. Zou u hiernaar kunnen kijken en hier feedback op geven? (…)
Bij e-mail van 19 november 2017 heeft [naam 15] het volgende aan [appellant] bericht:

Beste [appellant] ,Hierbij mijn commentaar. Zie bijlage.
Bij e-mail van 13 februari 2018 heeft [appellant] het volgende aan [naam 15] bericht:

We spreken maandag 19 februari af om 11:00.Ik probeer deelvraag 1 en deelvraag 2 voor maandag 08:00 naar u op te sturen (…)”Bij e-mail van 21 februari 2018 heeft [appellant] het volgende aan [naam 15] bericht:

Ik stuur u vanavond de stukken door die ik heb gemaakt. (…)”
Bij e-mail van 22 februari 2018 heeft [naam 15] onder meer aan [appellant] bericht:

Volgens mij heb ik nog geen stukken gezien van morgen.
Bij e-mail van 23 maart 2018 heeft [appellant] het volgende aan [naam 15] bericht:

Deelvraag 3 begint aardig vorm te krijgen en ik verwacht deze deelvraag uiterlijk dit weekend af te ronden. Kunnen we voor maandag of dinsdag een afspraak inplannen om te bespreken of het is wat u verwacht en voor eventuele feedback?”
Bij e-mail van 11 april 2018 heeft [naam 15] het volgende aan [appellant] geschreven:

Ik ben erg benieuwd hoe het met je scriptie gaat. Boek je vooruitgang?
Bij e-mail van 11 april 2018 heeft [appellant] het volgende aan [naam 15] bericht:

Er zit zeker vooruitgang in. Reden dat ik het concept nog niet heb ingeleverd is omdat ik zelf nog te veel verbeterpunten zie, waardoor nu al feedback krijgen wat overbodig is. (…)”
Bij e-mail van 13 april 2018 heeft [appellant] het volgende aan [naam 15] geschreven:

Bij deze lever ik de eerste drie deelvragen bij u in. (…)”
Bij e-mail van 20 april 2018 heeft [naam 15] het volgende aan [appellant] bericht:

Je stuk heb ik gelezen om de grote lijn te ontdekken. Die zit er nog steeds in. Als je scriptie compleet is ga ik het lezen om te bepalen of de details ook op de goede plek staan.
(…)
Ben benieuwd naar het volgende hoofdstuk.”
Op 2 mei 2018 heeft [naam 15] het volgende aan [appellant] geschreven:

Hoe staat het met je scriptie. Het is alweer mei ondertussen.
Op 2 mei 2018 heeft [appellant] het volgende aan [naam 15] bericht:

De scriptie gaat redelijk verder. Erg drukke weken momenteel en afgelopen periode. Komend weekend verwacht ik een groot deel van de laatste deelvraag te kunnen afronden.”
Bij e-mail van 10 mei 2018 heeft [appellant] het volgende aan [naam 15] geschreven:

Ik ben wat vast gelopen met het vergelijkingsonderzoek. Dit kome mede door drukte de afgelopen weken en doordat ik het lastig vind om goed af te bakenen waarop ik de verschillende leveranciers wil vergelijken. Heeft u hier nog tips/feedback voor?
Bij e-mail van 15 mei 2018 heeft [naam 15] het volgende aan [appellant] geschreven:

Wat zijn precies de stukken waar je op vast loopt? Zullen we afspreken?
Bij e-mail van 14 juni 2018 hebben [naam 15] en [naam 16] feedback gegeven aan
[appellant] .
Op 25 juni 2018 heeft [appellant] zijn verbeterde afstudeeronderzoek bij [naam 15] ingeleverd, waarna [appellant] in juni 2018 is afgestudeerd.

3.Waar gaat het om in deze zaak

3.1
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd dat HvA wordt veroordeeld tot vergoeding van de door [appellant] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten bedrage van € 73.497,--, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede dat HvA wordt veroordeeld in de kosten van het geding. Aan zijn vordering heeft [appellant] ten grondslag gelegd dat HvA is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen als onderwijsinstelling door geen adequate begeleiding te bieden aan [appellant] in verband met zijn beperkingen gedurende zijn studie en door geen maatregelen te nemen ter voorkoming van schade.
3.2
De rechtbank heeft in de bestreden uitspraak van 12 april 2021 de vordering afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
3.3
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met drie grieven op. Daarnaast heeft [appellant] in hoger beroep, zoals hiervoor is vermeld, zijn eis vermeerderd. HvA heeft tegen de vermeerdering van eis van [appellant] geen bezwaar gemaakt en ook ambtshalve ziet het hof daartegen geen bezwaar, zodat op de vermeerderde eis recht zal worden gedaan. HvA bestrijdt de grieven.
4. Standpunten van partijen in hoger beroep en het oordeel van het hof daarover
4.1
Grief 1houdt samengevat in dat, indien de begeleiding van HvA voldoende adequaat en overeenkomstig wet, regelgeving en (interne) richtlijnen zou zijn geweest, [appellant] binnen de reguliere termijn van vier jaar had kunnen afstuderen. Bij gebrek aan deze begeleiding studeerde [appellant] pas na circa zes jaar af. Er is derhalve sprake van een studievertraging van circa twee jaar. [appellant] heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
4.2
Het hof stelt voorop dat HvA als onderwijsinstelling een zorgplicht heeft voor de kwaliteit van het onderwijs en de ondersteuning en begeleiding van haar studenten. Deze zorgplicht behelst een inspanningsverplichting en niet, zoals [appellant] lijkt te betogen, een resultaatsverplichting.
September 2012 – september 2015
4.3
[appellant] doorliep zijn studie van september 2012 tot september 2013 zonder problemen en heeft in die periode alle punten behaald waaronder zijn propedeuse. Van september 2013 tot september 2014 verliep de studie naar behoren ondanks de knieblessure die hij in november 2013 opliep en de operatie die hij in mei 2014 moest ondergaan. In mei 2014 wendde [appellant] zich voor het eerst tot de opleidingsmanager Bedrijfseconomie [naam 1] met het verzoek om begeleiding. [naam 1] verwees [appellant] naar de studentendecaan [naam 2] , die [appellant] adviseerde contact op te nemen met de studieadviseur. Concrete alternatieven of begeleiding werden door de studentendecaan niet geboden noch werd [appellant] gewezen op het beleidskader studeren met een functiebeperking. Hierdoor liep hij een studieachterstand van 24 ECT (studiepunten) op. De studieachterstand nam toe in de periode september 2014 tot februari 2015. [appellant] was niet in staat een werkplek te vinden. Op basis van het beleidskader was HvA wel gehouden begeleiding te bieden, maar liet dat na. Daarnaast was sprake van een intensieve revalidatie en aanhoudende pijnklachten en daarmee verband houdende concentratieproblemen waardoor [appellant] niet in staat was alle lessen te volgen en examens af te leggen. [appellant] heeft daarom in december 2014 verzocht om extra begeleiding en spreiding van tentamens, wat werd geweigerd. Begin 2015 herstelde [appellant] steeds meer, zodat hij weer in staat was zich op zijn studie te richten, waarna de studieresultaten niet meer leden onder zijn beperking.
4.4
HvA heeft hiertegen verweer gevoerd. In juni 2014 was nog niet over spreiding van toetsen gesproken. [appellant] is toen gevraagd medische documentatie over te leggen, welke pas in december 2014 werd verschaft. Het verzoek van [appellant] in december 2014 om spreiding van toetsen is afgewezen, omdat de verschafte informatie geen aanleiding gaf op dat verzoek in te gaan. Wel is begeleiding geboden aan [appellant] en heeft de studieadviseur mevrouw Kamphof vanaf het najaar 2013 tot het najaar 2016 regelmatig gesprekken met [appellant] gevoerd over zijn studievoortgang. Anders dan [appellant] betoogt gelden tijdelijke knieklachten niet als een functiebeperking als bedoeld in het document beleidskaders. Ditzelfde geldt voor voorzieningen als bedoeld in de Onderwijs- en examenregeling (OER) en de Leidraad. Verder is onduidelijk wat de extra begeleiding had moeten inhouden. Een student wordt geacht op eigen kracht een werkplek te vinden en wordt daarin getraind bij het vak Studieloopbaanbegeleiding. Ook zijn alternatieve toetsvormen – zeer bijzondere omstandigheden daargelaten – in strijd met de OER, aldus HvA.
4.5
Het hof overweegt als volgt. HvA heeft gemotiveerd weersproken dat [appellant] een beroep kon doen op voorzieningen zoals bedoeld in het Beleidskader Studeren met een functiebeperking van maart 2013 dan wel de OER. Ook naar het oordeel van het hof gelden tijdelijke knieklachten niet als een functiebeperking als bedoeld in voornoemd beleidskader. Daarin wordt bij de omschrijving functiebeperking aangesloten bij de omschrijving van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen: “
Onder functiebeperking en chronische ziekten wordt verstaan elke lichamelijke, zintuiglijke of andere stoornis die de studievoortgang vertraagt. Dat kunnen visuele, auditieve, en motorische handicaps zijn, stoornissen in taal (dyslexie), rekenen (dyscalculi), spraak, uithoudingsvermogen, geheugen/concentratievermogen en orgaanfuncties, maar ook fobieën, depressies, epilepsie, M.E., chronische RSI en zware migraine.Een functiebeperking is een beperking die (meestal) blijvend van aard is en het merendeel van alle functiebeperkingen is voor anderen niet zichtbaar.”
Mede gelet op de gemotiveerde betwisting van HvA, alsmede de hiervoor weergegeven omschrijving functiebeperking, heeft [appellant] onvoldoende gesteld om aan te nemen dat hij op grond van zijn knieklachten en de als gevolg daarvan ontstane psychische klachten, in aanmerking kwam voor aanpassingen als bedoeld in het beleidskader om studievertraging tegen te gaan. Evenmin heeft [appellant] voldoende onderbouwd gesteld dat hij in aanmerking kwam voor voorzieningen op grond van de OER, zoals bedoeld in de artikelen 5.1, 5.6, 6.1 waarnaar [appellant] heeft verwezen, te weten: het afleggen van de tentamens en toetsen op aangepaste wijze, een verlenging van de standaardduur van de toetsing en/of gebruik van hulpmiddelen en het besteden van bijzondere zorg aan begeleiding. Niet is gebleken dat [appellant] aanspraak kon maken op examenspreiding. Overigens heeft [appellant] niet weersproken dat hij pas in december 2014 medische informatie aan HvA heeft verstrekt met betrekking tot zijn lichamelijke en psychische klachten in het kader van zijn beroep op bijzondere omstandigheden, zodat HvA dit ook niet eerder heeft kunnen beoordelen.
4.6
Verder heeft [appellant] niet betwist dat hij zelf verantwoordelijk was voor het inhalen van zijn achterstand en voor het vinden van een werkplek. Evenmin is gebleken dat HvA in deze periode een verwijt valt te maken met betrekking tot de wijze van begeleiding van [appellant] . In het licht van de gemotiveerde betwisting van HvA heeft [appellant] onvoldoende concreet gesteld wat HvA in voornoemde periode aan begeleiding had moeten bieden teneinde studievertraging te voorkomen. Zoals uit de onder 2.3 en 2.4 weergegeven correspondentie blijkt is aannemelijk dat enige vertraging, gelet op de ernst van de fysieke en psychische klachten en de gevolgen die [appellant] daarvan ondervond, niet kon worden voorkomen. Duidelijk blijkt uit die correspondentie dat de klachten invloed hadden op de aanwezigheid van [appellant] in de lessen en het niet kunnen inleveren van opdrachten. Daarnaast heeft [appellant] zich op het standpunt gesteld dat hij begin 2015 steeds meer herstelde van zijn klachten, zodat hij weer in staat was zich op zijn studie te richten, waarna de studieresultaten niet meer leden onder zijn beperking.
September 2015 – september 2016
4.7
Ten aanzien van deze periode heeft [appellant] zich op het standpunt gesteld dat hij de minor Management Control volgde en in deze periode een totaal van 207 ECT behaalde, zodat in september 2016 een tekort van 33 ECT resteerde. Deze achterstand ontstond onder meer doordat [appellant] het tentamen Corporate Governance op advies van de opleidingsmanager, de studieadviseur en de voorzitter van de examencommissie niet aflegde. Gelet op (het gemiddelde van) de overige cijfers zou dit niet noodzakelijk zijn. Indien HvA [appellant] juist had geadviseerd, dan had hij zijn minor reeds in april 2016 kunnen behalen in plaats van september 2016. [appellant] verwijt HvA dat zij iedere vorm van begeleiding dan wel ondersteuning heeft geweigerd. Daarnaast werd [appellant] door diverse medewerkers niet dan wel foutief geïnformeerd. Hierdoor is sprake geweest van enige studievertraging, aldus [appellant] .
4.8
HvA heeft hiertegen aangevoerd dat de minor Management Control een breed keuzevak is met verschillende studieonderdelen. Voor de toets Corporate Governance heeft [appellant] een onvoldoende behaald. Ten onrechte heeft hij zich op het standpunt gesteld dat dit gecompenseerd mag worden met de groepsopdracht. Verder heeft [appellant] niet een voldoende behaald voor het onderdeel CT2, zoals hij heeft gesteld. [appellant] diende de toets Corporate Governance dan ook te herkansen. Aan [appellant] is nimmer advies gegeven over het al dan niet afleggen van specifieke toetsen.
4.9
Ten aanzien van voornoemde periode is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat HvA onvoldoende begeleiding dan wel ondersteuning heeft geboden aan [appellant] en hem foutief heeft geïnformeerd. Dat valt niet op te maken uit de door [appellant] overgelegde stukken. Zo kan uit de hiervoor onder 2.6 tot en met 2.10 weergegeven correspondentie tussen partijen niet worden afgeleid dat HvA onvoldoende hulp heeft geboden aan [appellant] . Met name in de e-mail van 25 april 2016 van [naam 9] (zie hiervoor onder 2.6) is uitgebreid uitleg gegeven aan [appellant] over de minor Management Control en de diverse onderwijseenheden waaruit deze bestaat. Ook volgt uit deze e-mail dat de examencommissie goed naar de individuele situatie van [appellant] heeft gekeken en aan [appellant] een voorstel heeft gedaan om de minor af te ronden op zodanige wijze dat [appellant] geen verdere studievertraging oploopt. Hoewel HvA in een enkel geval sneller had kunnen reageren op schriftelijke vragen van [appellant] , blijkt uit de weergegeven e-mailwisseling niet dat HvA onvoldoende adequaat heeft gehandeld. Ook in de overige processtukken is voor deze stelling van [appellant] geen steun te vinden. Evenmin is gebleken dat HvA [appellant] foutief heeft geïnformeerd met betrekking tot het wel of niet afleggen van toetsen. Derhalve is niet gebleken dat HvA [appellant] onjuist heeft geadviseerd waardoor hij zijn minor pas in september 2016 heeft afgerond.
September 2016 – september 2017
4.1
[appellant] heeft gesteld dat hij in deze periode het tentamen Financiering, het WP3 assessment en de afstudeeropdracht diende te doen. Volgens [appellant] zou [naam 11] zorgdragen voor het inplannen van het WP3 assessment, maar deelname daaraan in februari 2017 bleek niet mogelijk, omdat [appellant] zich niet op reguliere wijze had ingeschreven voor het assessment. [appellant] was hierover foutief geïnformeerd. Vervolgens haalde [appellant] in juni 2017 een onvoldoende voor het assessment, doordat hij geen dan wel onvoldoende begeleiding en feedback kreeg in de aanloop daarnaartoe, waartoe HvA wel verplicht was. Dit leidde tot een studievertraging van zes maanden, aldus [appellant] .
4.11
HvA heeft hiertegen aangevoerd dat in deze werkperiode zelfwerkzaamheid van een student centraal staat. Kort na aanvang van deze periode kreeg [appellant] [naam 11] als casemanager toegewezen. Van belang is dat het WP assessment pas kan worden afgelegd na het afronden van de WP3 periode die begin 2017 was afgelopen. Eind oktober 2016 zijn de WP3 studenten waaronder [appellant] gemaild dat zij zich tijdig moeten inschrijven. Die inschrijfperiode die op 6 november 2016 verliep, heeft [appellant] laten passeren. Onterecht is het verwijt van [appellant] aan [naam 11] dat deze zich niet aan zijn toezegging heeft gehouden om hem in te plannen voor het assessment. Daarnaast waren de stukken van [appellant] die nodig waren voor het assessment niet op orde. Uiteindelijk heeft [appellant] het assessment in juni 2017 afgelegd waarvoor hij niet is geslaagd. Zijn herkansing van het WP3 assessment in februari 2018 waarvoor hij wel is geslaagd, heeft hij, anders dan [appellant] heeft gesteld, niet op dezelfde stukken afgelegd als in juni 2017.
4.12
Allereerst is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat [appellant] door handelen van [naam 11] , die [appellant] in september 2016 als casemanager toegewezen heeft gekregen, het WP3 assessment niet in februari 2017 heeft kunnen afleggen. Uit de
e-mail van 31 oktober 2016 van [naam 12] (zie hiervoor onder 2.11) blijkt dat [appellant] wel degelijk is geïnformeerd over de wijze van intekening voor het WP-assessment. Ook blijkt uit die e-mail dat de deadline voor de intekening 6 november 2016 om 24:00 uur was. Gelet hierop was [appellant] te laat om zich nog in te schrijven voor het assessment, ook toen hij in januari 2017 aan [naam 11] verzocht om hem daarvoor in te plannen. Overigens is niet gebleken dat [naam 11] aan [appellant] heeft toegezegd daarvoor te zullen zorgdragen. Verder blijkt uit de e-mailwisseling tussen [appellant] en [naam 11] in januari 2017 dat ook [appellant] zelf van mening was dat hij nog niet voldeed aan de procedure voor het assessment (zie hiervoor onder meer onder 2.11, de e-mail van 23 januari 2017 van [appellant] aan [naam 11] ). Uit het voorgaande volgt dat het voor rekening van [appellant] komt dat hij het assessment eerst in juni 2017 heeft afgelegd. Daarbij komt dat hij daarvoor een onvoldoende heeft behaald. [appellant] stelt weliswaar dat deze onvoldoende het gevolg is van onvoldoende begeleiding en feedback, maar die stelling heeft hij onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan.
September 2017 – februari 2018
4.13
Deze periode behelsde volgens [appellant] alleen nog de herkansing van het WP3 assessment, waarvoor hij op 7 februari 2018 een voldoende behaalde, en het afronden van de afstudeeropdracht. Op 15 september 2017 leverde [appellant] een tweede, aangepaste versie van het eerste onderdeel van de afstudeeropdracht in en op
30 oktober 2017 het daarop volgende deel van de opdracht. Op beide e-mails ontving [appellant] geen reactie. Eerst op 1 februari 2018, derhalve zes maanden na het inleveren van de aangepaste versie van het eerste onderdeel, vond een eerste (inhoudelijk) gesprek met de begeleider van de afstudeeropdracht, [naam 15] , plaats. [appellant] verwijt HvA dat op diverse verzoeken van hem en zijn extern begeleider geen contact met een van hen werd opgenomen, noch werd gereageerd op e-mails.
4.14
HvA heeft hiertegen verweer gevoerd en zich, onder overlegging van de e-mail-wisseling tussen [naam 15] en [appellant] (zie hiervoor onder 2.16) op het standpunt gesteld, dat de e-mailwisseling duidelijk laat zien dat niet door een gebrek aan begeleiding vanuit HvA de afstudeeropdracht niet opschoot, maar doordat [appellant] zich eind 2017/begin 2018 met andere zaken bezig hield dan met afstuderen.
4.15
Het hof is met HvA van oordeel dat de e-mailwisseling tussen [appellant] en [naam 15] duidelijk laat zien dat het standpunt van [appellant] dat [naam 15] hem onvoldoende heeft begeleid bij zijn afstudeeropdracht en onvoldoende voortvarend heeft gereageerd op e-mails van [appellant] , geen stand kan houden. Uit hetgeen hiervoor onder 2.16 met betrekking tot de afstudeeropdracht is weergegeven, kan niet worden opgemaakt dat [naam 15] onvoldoende begeleiding heeft geboden aan [appellant] met betrekking tot zijn afstudeeropdracht, noch dat hij niet dan wel traag reageerde op e-mails van [appellant] . Uit de e-mails blijkt dat [naam 15] in de periode van de afstudeeropdracht diverse malen contact heeft gezocht met [appellant] en meermaals heeft geïnformeerd naar de voortgang van zijn scriptie. Veeleer valt uit de e-mails op te maken dat [appellant] zelf tijd nodig had om voldoende voortgang te boeken bij het schrijven van zijn scriptie. Gelet hierop acht het hof de stelling van [appellant] dat vertraging met betrekking tot de afstudeeropdracht is ontstaan door toedoen van HvA onvoldoende onderbouwd.
4.16
Uit het voorgaande volgt, ook in onderling verband en samenhang bezien, dat niet is gebleken dat HvA toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de onderwijsovereenkomst met [appellant] , waaronder de naleving van haar zorgplicht jegens [appellant] . [appellant] heeft zijn standpunt onvoldoende concreet onderbouwd. Grief 1 faalt dan ook.
4.17
Met
grief 2betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen sprake is van een concreet verband tussen de tekortkoming van HvA en het later afstuderen van [appellant] . Uit hetgeen ten aanzien van grief 1 is overwogen volgt dat niet is gebleken dat sprake is van een tekortkoming zijdens HvA, zodat de vraag naar het eventuele causaal verband tussen de gestelde tekortkoming en de eventuele schade aan de zijde van [appellant] als gevolg van het feit dat hij eerst na zes jaar in plaats van vier jaar is afgestudeerd, onbesproken kan blijven. De conclusie is dat grief 2 faalt.
4.18
Nu de grieven 1 en 2 falen, kan ook
grief 3, waarin wordt betoogd dat de vorderingen van [appellant] ten onrechte zijn afgewezen, niet slagen.
4.19
Partijen hebben geen bewijs aangeboden van feiten en omstandigheden die, indien bewezen, tot een andere uitkomst kunnen leiden, zodat hun bewijsaanbiedingen worden gepasseerd.
4.2
De grieven in het incidenteel appel behoeven geen behandeling, omdat de daarin aangedragen argumenten in het principaal appel al aan de orde zijn gekomen.
4.21
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van HvA begroot op € 2.106,00 aan verschotten en € 6.093,00 voor salaris;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.S. Pieters, A.S. Arnold en L.C. Heuveling van Beek en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 april 2023.