Op 11 april 2023 heeft het gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 20 januari 2022 werd gewezen. De zaak betreft de veroordeling van een vader voor doodslag op zijn drie maanden oude dochter. De verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de dood van het kind steeds ontkend. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 maart 2023 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen. De verdediging voerde aan dat deskundigen hadden gesteld dat er mogelijk tijd zat tussen het ontstaan van het letsel en het optreden van symptomen, waardoor het niet met zekerheid vastgesteld kon worden dat de verdachte het letsel had toegebracht. Het hof verwierp dit verweer en concludeerde dat de verdachte als enige in de nabijheid van het slachtoffer was op het moment dat het fatale letsel werd veroorzaakt. De verdediging pleitte voor vrijspraak of een lagere kwalificatie van de feiten, maar het hof volgde de rechtbank in haar oordeel en bevestigde de bewezenverklaring van doodslag. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.