ECLI:NL:GHAMS:2023:869

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
200.306.337/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van een scheidsrechtelijk vonnis van de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen

In deze zaak vordert Plum Infra B.V. de vernietiging van een scheidsrechtelijk vonnis van de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen (RvA) op grond van artikel 1065 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof oordeelt dat Plum onvoldoende gronden heeft aangevoerd voor de vernietiging. Plum stelt dat de RvA zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden, dat het vonnis niet correct is ondertekend of gemotiveerd, en dat het vonnis in strijd is met de openbare orde. Het hof concludeert echter dat deze gronden niet adequaat zijn toegelicht en dat de verwijten van Plum voornamelijk betrekking hebben op de inhoud van het scheidsrechterlijke vonnis, wat niet door de gewone rechter kan worden getoetst in een vernietigingsprocedure. Het hof wijst de vordering tot vernietiging af en veroordeelt Plum in de kosten van het geding. De kosten worden vastgesteld op een totaalbedrag van € 8.298,00, inclusief verschotten en salaris.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.306.337/01
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 april 2023
inzake
PLUM INFRA B.V.,
gevestigd te Landgraaf,
eiseres,
advocaat: mr. J.H.M. Spanjaard te Aalsmeer,
tegen
GEMEENTE KERKRADE,
zetelend te Kerkrade,
gedaagde,
advocaat: mr. M.C.G. Nijssen te Heerlen.

1.Het geding

Partijen worden hierna Plum en de gemeente genoemd.
Plum heeft bij dagvaarding van 16 november 2021de vernietiging gevorderd van een scheidsrechterlijk vonnis in een geschil in hoger beroep van de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen (hierna: RvA) van 12 juli 2021, onder geschilnummer 72.222 gewezen tussen de gemeente als appellante in het principaal hoger beroep en geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep en Plum als geïntimeerde in het principaal hoger beroep en appellante in het incidenteel hoger beroep en onder geschilnummer 72.223 gewezen tussen Plum als appellante en de gemeente als geïntimeerde, zoals hersteld bij akte ex artikel 1060 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van 21 juli 2021 (hierna: het bestreden scheidsrechterlijke vonnis).
Op de dienende dag heeft Plum overeenkomstig de dagvaarding geconcludeerd.
Vervolgens heeft Plum ingevolge een rolbeslissing van 8 februari 2022 op 14 februari 2022 een herstelexploot laten uitbrengen en producties overgelegd.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- conclusie van antwoord van de gemeente;
- conclusie van repliek van Plum;
- conclusie van dupliek van de gemeente.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Plum heeft geconcludeerd dat het hof – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – het bestreden scheidsrechterlijke vonnis zal vernietigen, met veroordeling van de gemeente in de kosten van de procedure en de nakosten, alsmede in de kosten van de procedure bij de RvA, waaronder de waarborgsommen en de kosten gemachtigde in beide instanties en onder bepaling dat de gemeente al hetgeen Plum op basis van het bestreden scheidsrechterlijke vonnis heeft voldaan zal moeten terugbetalen. De gemeente heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van Plum.
Plum heeft bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De gemeente heeft Plum in maart 2013 opgedragen het werk ‘Herinrichting Plein’ te Kerkrade (hierna: het werk) uit te voeren. Plum heeft het werk in 2013 uitgevoerd en op 10 oktober 2013 opgeleverd.
2.2
Tussen partijen is vervolgens een geschil ontstaan over de eindafrekening van het werk. Er hebben diverse besprekingen plaatsgevonden om het geschil op te lossen. In het verslag van een bespreking van 5 juni 2015 staat dat door de gemeente € 670.411,95 is betaald en dat Plum heeft medegedeeld dat er nog een eindtermijn van € 56.000,00 ingediend moet worden. Plum heeft zich toen bereid verklaard deze te laten vervallen, hetgeen door de gemeente als onacceptabel is aangemerkt, omdat de gemeente meent dat zij, uitgaande van de overeengekomen aanneemsom van € 631.211,00, een bedrag van € 95.675,83 te veel heeft betaald.
2.3
Partijen hebben het geschil over de eindafrekening van het werk voorgelegd aan de RvA. Bij scheidsrechterlijk vonnis van 14 april 2020 (hierna: het eerste scheidsrechterlijke vonnis) heeft de RvA Plum deels niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen in conventie en de overige vorderingen afgewezen, alsmede de vorderingen in reconventie van de gemeente afgewezen, met veroordeling van Plum om ter verrekening van de proceskosten aan de gemeente € 9.579,67 te betalen.
2.4
De gemeente en Plum hebben allebei hoger beroep ingesteld van het eerste scheidsrechterlijke vonnis. Bij het bestreden scheidsrechterlijke vonnis heeft de RvA in het geschil 72.222 het eerste scheidsrechtelijke vonnis vernietigd en Plum deels niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen in conventie. De RvA heeft in reconventie voor recht verklaard dat de door de gemeente opgestelde eindafrekening voor het werk tussen partijen geldt als eindafrekening en heeft Plum veroordeeld om aan de gemeente te betalen € 95.675,83 te vermeerderen met btw en wettelijke handelsrente vanaf 9 januari 2015. Plum is tevens veroordeeld om aan de gemeente € 6.500,00 aan buitengerechtelijke kosten te betalen, alsmede € 25.409,35 ter verrekening van de proceskosten in eerste aanleg. Ten slotte is Plum veroordeeld om ter verrekening van de proceskosten in hoger beroep aan de gemeente € 30.047,54 te betalen. In het geschil 72.223 is Plum veroordeeld om ter verrekening van de proceskosten in hoger beroep aan de gemeente € 3.999,00 te betalen.

3.Beoordeling

3.1
In dit geding vordert Plum op de voet van artikel 1065 Rv vernietiging van het bestreden scheidsrechtelijke vonnis. Plum voert daartoe aan, voor zover van belang, dat de RvA zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden (artikel 1065 lid 1 sub c Rv), dat het vonnis niet overeenkomstig het in artikel 1057 Rv bepaalde is ondertekend of met redenen is omkleed (artikel 1065 lid 1 sub d Rv) en dat het vonnis, of de wijze waarop dit tot stand kwam, in strijd is met de openbare orde (artikel 1065 lid 1 sub e Rv).
3.2
Aangezien de plaats van arbitrage Amsterdam is, is dit hof ex artikel 1064a lid 1 Rv bevoegd om van de vordering tot vernietiging kennis te nemen. Het bestreden scheidsrechtelijke vonnis is, voorzien van een verlof tot tenuitvoerlegging, op 17 augustus 2021 aan Plum betekend, zodat Plum krachtens artikel 1064a lid 2 laatste volzin Rv tijdig (dat wil zeggen binnen drie maanden na deze datum) de vordering tot vernietiging heeft ingesteld.
3.3
Het hof oordeelt omtrent de vordering tot vernietiging als volgt. Op grond van artikel 1065 lid 1 Rv kan vernietiging van een arbitraal vonnis slechts plaatsvinden op een van de in die wetsbepaling genoemde limitatieve gronden. Het hof is van oordeel dat Plum weliswaar, zoals hiervoor onder 3.1 vermeld, als gronden voor vernietiging heeft aangevoerd dat de RvA zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden (artikel 1065 lid 1 sub c Rv), dat het vonnis niet overeenkomstig het in artikel 1057 Rv bepaalde is ondertekend of met redenen is omkleed (artikel 1065 lid 1 sub d) en dat het vonnis, of de wijze waarop dit tot stand kwam, in strijd is met de openbare orde (artikel 1065 lid 1 sub e Rv), maar ook dat Plum deze gronden niet, althans ontoereikend heeft toegelicht. De verwijten die Plum heeft gemaakt zien uitsluitend op de inhoud van het bestreden scheidsrechterlijke vonnis, terwijl het de gewone rechter (behoudens in het kader van het onderzoek of het arbitraal vonnis in strijd is met de openbare orde) niet vrij staat in een geding tot vernietiging een arbitraal vonnis inhoudelijk te toetsen. Ook anderszins acht het hof de vordering tot vernietiging van het bestreden scheidsrechterlijke vonnis onvoldoende toegelicht (zo wordt niet duidelijk gemaakt waarom het vonnis in strijd zou zijn met de openbare orde), reden waarom deze vordering zal worden afgewezen. Als gevolg hiervan is ook de vordering tot veroordeling van de gemeente in de kosten van deze procedure en de nakosten, alsmede in de kosten van de procedure bij de RvA, waaronder de waarborgsommen en kosten gemachtigde in beide instanties, alsmede de terugbetaling door de gemeente van al hetgeen Plum haar uit hoofde van de bestreden scheidsrechterlijke vonnissen heeft voldaan, niet toewijsbaar.
3.4
Plum zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het geding worden verwezen. Plum heeft geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden, zodat haar bewijsaanbod daarom wordt gepasseerd.

4.Beslissing

Het hof:
wijst de vordering van Plum af;
veroordeelt Plum in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op € 5.689,00 aan verschotten, op € 2.366,00 voor salaris en op € 163,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de veertiende dag na dit arrest;
verklaart dit arrest ten aanzien van deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Haanappel-van der Burg, R.J.M. Smit en C.A.H.M. ten Dam en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 april 2023.