Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
dag, zonder te specificeren of wordt gedoeld op een boete per kalenderdag of per werkdag. Een boete per werkdag is, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, de meer gebruikelijke benadering bij aannemingsovereenkomsten, zodat goed voorstelbaar is dat [geïntimeerde] het boetebeding ook zo heeft begrepen, zoals door hem in eerste aanleg aangevoerd. Het deel van de gevorderde boete dat correspondeert met weekenddagen, vertegenwoordigt een aanzienlijk deel van de vordering van [appellante], te weten € 14.000,00.
particulierin het eindoordeel van de rechtbank heeft meegewogen, mede gelet op het feit dat de rechtbank [geïntimeerde] in r.o. 2.1 van het bestreden vonnis juist als
zelfstandig ondernemeraanmerkt. Maar ook als de bedoelde kwalificatie als particulier wel van belang is geweest voor het eindoordeel van de rechtbank, dan legt het feit dat deze kwalificatie onjuist is, in het licht van wat onder 3.7 en 3.8 is overwogen, onvoldoende gewicht in de schaal om tot een andere slotsom te leiden, aangezien [geïntimeerde] zijn onderneming drijft in de vorm van een eenmanszaak en hij de uit het boetebeding voortvloeiende betalingsverplichtingen alleen en in zijn privévermogen zal moeten dragen. Ook waar het gaat om de juridische kennis van [geïntimeerde] gaat het hof ervan uit dat [geïntimeerde] zich weinig onderscheidt van een gemiddelde particulier, zodat [geïntimeerde] bij het accepteren van het (niet door hemzelf geredigeerde) boetebeding mogelijk verminderd zicht heeft gehad op de exacte implicaties ervan, waaronder het ontbreken van een maximering van de boete en de vraag of de dagboete ook op weekenddagen verbeurd zou raken.