2.2.De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.11) de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Met hun eerste drie grieven komen [appellanten] op tegen feiten die onder 2.2, 2.3 en 2.5 zijn vermeld. Het hof zal met het in deze grieven gestelde en de reactie daarop van ABN AMRO in het onderstaande rekening houden. Voor het overige zijn deze feiten niet in geschil en dienen zij ook het hof tot uitgangspunt. Het gaat om het volgende.
( i) [appellante 3] is een groothandel die actief is in de productie, ontwikkeling en verkoop van tuinbouw- en aanverwante producten. [appellante 4] exploiteert een winkel die tuinproducten verkoopt aan consumenten. In [appellante 2] zijn de bedrijfspanden ondergebracht. Enig aandeelhouder van deze ondernemingen is [appellante 1] . Enig aandeelhouder en bestuurder van [appellante 1] is [naam] .
(ii) [appellanten] bankieren bij ABN AMRO. [appellante 2] heeft leningen bij ABN AMRO van respectievelijk € 1.500,- en € 180.000,-. [appellante 3] bankiert ook bij ING en [appellante 2] hield in ieder geval tot eind 2020 een rekening aan bij SNS Bank.
(iii) ABN AMRO en [appellanten] zijn sinds 2015 met elkaar in gesprek over het terugdringen van contante stortingen op de rekeningen van [appellante 3] en [appellante 4] . In een door ABN AMRO in het geding gebracht gespreksverslag van 25 september 2015 betreffende relatie [appellante 3] staat dat partijen hebben afgesproken dat er naar gestreefd zou worden de contante stortingen te beperken tot maximaal 25% van de omzet.
(iv) Bij brief van 20 juni 2017 heeft ABN AMRO aan [appellanten] geschreven dat de contante stortingen op de rekening van [appellante 3] zijn teruggebracht tot het afgesproken niveau, maar dat de contante stortingen op de rekening van [appellante 4] voor ABN AMRO onveranderd en onacceptabel hoog zijn. Bij brief van 12 juli 2017 heeft Athena Accountancy namens [appellanten] aan ABN AMRO bericht dat in de tussen partijen gesloten overeenkomst(en) geen beperking is opgenomen voor contante stortingen, noch in frequentie noch in hoeveelheden en/of percentage. Verder staat in deze brief dat tijdens de bespreking in 2015 geen maximaal percentage is afgesproken voor de afstorting van contante gelden. Bij brief van 12 september 2017 heeft ABN AMRO aan [appellanten] geschreven dat het ontkennen van de in 2015 gemaakte afspraken ernstig afbreuk doet aan het vertrouwen dat aan een bankrelatie ten grondslag dient te liggen. In deze brief heeft ABN AMRO [appellante 3] en [appellante 4] dringend verzocht de contante stortingen op hun rekeningen uiterlijk per 1 november 2017 terug te dringen tot 25% van de omzet, bij gebreke waarvan ABN AMRO de bankrelatie zal heroverwegen.
( v) Bij e-mails van 7 augustus en brieven van 10 augustus 2020 heeft ABN AMRO in het kader van een klantonderzoek informatie bij (de bestuurder van) [appellanten] opgevraagd. Gevraagd is onder meer naar informatie (onderbouwd met documentatie) over:
- het business model van [appellanten] en wat het verschil is tussen de bedrijfsactiviteiten van [appellante 3] en [appellante 4] ;
- producten, afnemers, leveranciers en de afzetmarkt van [appellante 3] en [appellante 4] ;
- beleid en getroffen maatregelen om te voorkomen dat kweektenten voor illegale activiteiten als wietteelt worden gebruikt;
- de creditomzet (onderbouwd met bijvoorbeeld een kasboek of uitdraai boekhoudprogramma) van [appellante 4] , voor zover die (voor 80%) uit contante stortingen bestaat;
- de financiële middelen waarmee [appellante 4] is opgericht;
- de keuze om bij ABN AMRO te bankieren;
- transacties van [appellante 3] via Worldpay LTD EUR en van welke partijen deze gelden afkomstig zijn, onderbouwd met tenminste drie facturen;
- transacties van [appellante 3] voor in totaal € 268.000,-, van Deutsche Post AG, onderbouwd met tenminste drie facturen;
- transacties van [appellante 3] van en naar China, Oekraïne, Turkije, Roemenië en Portugal, onderbouwd met documentatie, bijvoorbeeld facturen;
- de exacte bedrijfsactiviteiten van [appellante 2] en de omzet op haar bankrekening die voor 94% afkomstig is van [appellante 3] en [appellante 4] ;
- een transactie op de rekening van [appellante 1] naar China.
(vi) Bij brieven van 1 en 18 oktober 2020 heeft Athena Accountancy de vragen van ABN AMRO als volgt beantwoord:
- De betaling van [appellante 1] aan een bedrijf in China betrof een inkoopfactuur van [appellante 3] en is per ongeluk vanaf de rekening van [appellante 1] betaald. Dit bedrag is later weer op de rekening van [appellante 1] teruggestort.
- [appellanten] zullen geen documentatie van derden verstrekken aan ABN AMRO. Onder verwijzing naar de correspondentie uit 2017 wordt ABN AMRO uitgenodigd om langs te komen op het kantoor van [appellanten] om de administratie in te zien.
- [appellanten] hebben gekozen voor ABN AMRO omdat zij voor de financiering van een bedrijfspand een hypotheek heeft afgesloten bij ABN AMRO.
- In 2017 hebben [appellanten] exact dezelfde vragen over het businessmodel, het ontstaan van [appellanten] enzovoort beantwoord. Deze gegevens zijn bij ABN AMRO bekend en het gaat [appellanten] te ver deze vragen opnieuw te beantwoorden. ABN AMRO reageert niet op uitnodigingen van [appellanten] om bij hun op kantoor langs te komen.
- Voor het antwoord op de vragen verwijzen [appellanten] naar een kortgedingdagvaarding van 12 maart 2018 in een procedure tegen ING, waarin alle vragen van ABN AMRO worden beantwoord.
- De bedrijfsactiviteiten van [appellante 2] zijn exact dezelfde zoals omschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
- De omzet van [appellante 2] bestaat voor 94% uit het verhuren van onroerend goed aan de eigen vennootschappen binnen [appellanten] De resterende 6% bestaat uit de verhuur van de bedrijfswoning aan een werknemer.
Bij deze brieven hebben [appellanten] een ingevuld ‘Cliëntenprofiel zakelijk vastgoed’, de kortgedingdagvaarding van 12 maart 2018 van 41 pagina’s in een procedure tegen ING en de hierboven onder iv aangehaalde brief van 12 juli 2017 meegestuurd.
(vii) Bij e-mail van 23 februari 2021 heeft ABN AMRO aan [appellanten] geschreven dat de in oktober 2020 verstrekte informatie niet voldoende is om haar klantonderzoek af te ronden. ABN AMRO heeft [appellanten] gevraagd om aan haar de uitspraak in de procedure tegen ING toe te sturen. Verder heeft ABN AMRO in deze e-mail aan [appellanten] gemeld dat een klantbezoek niet past binnen haar beleid, omdat haar onderzoek dan niet reproduceerbaar is naar haar toezichthouders. Verder heeft ABN AMRO aan [appellanten] gevraagd om alsnog de gevraagde informatie en documentatie toe te sturen ten behoeve van het klantonderzoek.
(viii) Bij brief van 15 februari 2022 heeft ABN AMRO aan [appellanten] bericht dat zij niet hebben voldaan aan het herhaalde verzoek van ABN AMRO om informatie en documentatie te verstrekken voor het klantonderzoek. In deze brief heeft ABN AMRO [appellanten] verzocht alle in 2020 gestelde vragen alsnog volledig te beantwoorden en de volgende aanvullende vragen gesteld:
- Uit transactieverkeer van 14 augustus 2021 tot en met 7 februari 2022 op de rekening van [appellante 4] blijkt dat regelmatig bijschrijvingen met de vermelding ‘Brinks’ afkomstig van de rekening van [appellante 3] plaats te vinden. Kunnen [appellanten] bevestigen dan wel onderbouwd weerleggen dat [appellante 4] contanten, al dan niet verkregen uit haar bedrijfsactiviteiten of die van [appellante 3] door tussenkomst van transporteur Brinks laat verwerken en crediteren op de rekening van [appellante 3] , waarna de gelden worden doorgeboekt naar [appellante 4] ?
- Is de bankrelatie met [appellanten] de afgelopen vijf jaar door een of meer financieel dienstverleners beëindigd?
- Op de website van [appellante 4] staat dat zij verpakkingsmaterialen, machines, rokersbenodigdheden, persoonlijke beschermingsmiddelen, bevestigingsmaterialen, jerrycans, producten om te meten, tellen, testen en wegen, cash testers (controle stiften en vals geld detector) en bankbiljettentelmachines verkoopt. Kunnen [appellanten] verklaren wat het doel en de reden is dat zij deze producten aanbiedt?
Verder heeft ABN AMRO [appellanten] verzocht om hun antwoorden te onderbouwen met documentatie, omdat ABN AMRO geacht wordt naast verklaringen ook bewijsstukken in het klantdossier vast te leggen en gemeld dat [appellanten] voor 2 maart 2022 moeten reageren, bij gebreke waarvan de bankrelatie mogelijk wordt beëindigd.
(ix) Bij brief gedateerd op 10 maart 2022 hebben [appellanten] , voor zover van belang, het volgende geschreven aan ABN AMRO:
- om de contante stortingen te stroomlijnen en te coördineren hebben [appellanten] via tussenkomst van Brinks een stortingsapparaat laten plaatsen op het kantoor van [appellanten] Bij dit stortingsapparaat bestaat de mogelijkheid om aan te geven voor welke onderneming binnen [appellanten] geld wordt gestort. Na ontvangst op de bank worden de gelden naar de desbetreffende onderneming overgemaakt.
- De kortgedingdagvaarding in de procedure tegen ING is reeds in het bezit van ABN AMRO. Naar aanleiding van deze dagvaarding heeft ING besloten de opzegging van de bankrelatie in te trekken en de relatie met [appellanten] voort te zetten. Tot op de dag van vandaag is er een prettige samenwerking met ING.
- [appellanten] zien geen andere mogelijkheid dan ABN AMRO in rechte te betrekken om voortzetting van de bankrelatie veilig te stellen.
( x) Bij separate brieven van 17 maart 2022 heeft ABN AMRO aan [appellanten] medegedeeld dat zij besloten heeft om de bancaire relatie te beëindigen per 18 mei 2022. In deze brieven heeft ABN AMRO onder verwijzing naar artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) als reden voor de beëindiging vermeld dat zij bij gebrek aan informatie en inzicht niet aan haar wettelijke verplichtingen kan voldoen en ABN AMRO niet kan uitsluiten dat de producten en of diensten van [appellanten] (bedoeld of onbedoeld) oneigenlijk en/of onrechtmatig worden gebruikt. In de brief aan [appellante 2] staat verder dat de leningen door ABN AMRO niet worden geherfinancierd.
(xi) [appellanten] hebben ABN AMRO vervolgens bij herhaling verzocht om haar besluit te heroverwegen en om aan [appellanten] te laten weten welke informatie ABN AMRO wil hebben, zodat ABN AMRO aan haar verplichtingen kan voldoen. ABN AMRO heeft vastgehouden aan de beëindiging van de bankrelatie met [appellanten] Wel heeft zij de uitvoering van haar beslissing opgeschort tot de uitkomst van dit kort geding.