ECLI:NL:GHAMS:2023:847

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
8 april 2023
Zaaknummer
200.307.899/04 en 200.307.901/04
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingszaak betreffende het vierde wrakingsverzoek in strafzaken

In deze zaak, die op 7 april 2023 door het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, betreft het een wrakingsverzoek van verzoeker, die eerder in de hoofdzaken tweemaal beklag had ingediend tegen een politieambtenaar. Verzoeker heeft in totaal vier wrakingsverzoeken ingediend, waarvan het vierde op 28 en 29 maart 2023 is ingediend tegen de raadsheren mrs. P.F.E. Geerlings, M.M.H.P. Houben en M. van der Horst. Tijdens de zitting op 30 maart 2023 heeft verzoeker zijn gronden voor het wrakingsverzoek gepresenteerd, waarbij hij stelde dat het dossier niet volledig was, hij het dossier niet had kunnen inzien, en dat hij pas iemand wilde wraken als hij wist wat die persoon verkeerd had gedaan.

De wrakingskamer heeft de gronden van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet voldoende gemotiveerd waren. De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde gronden niet konden leiden tot de conclusie dat de raadsheren een vooringenomenheid jegens verzoeker hadden. Bovendien voldeed het verzoek niet aan de motiveringseisen zoals gesteld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering. Daarom werd het verzoek tot wraking in zoverre buiten behandeling gesteld.

Daarnaast werd opgemerkt dat dit de vierde keer was dat verzoeker een wrakingsverzoek indiende, wat leidde tot de conclusie dat verzoeker misbruik maakte van zijn bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek tot wraking in de procedures in de hoofdzaken niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd genomen door de rechters op 7 april 2023, waarbij mr. S.M.M. Bordenga niet in staat was om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
zaaknummers : 200.307.899/04 en 200.307.901/04
zaaknummers hoofdzaak : K2 l/230033 en K2 l/230034
beslissing van de wrakingskamer van 7 april 2023
inzake het op 28 en 29 maart 2023 ingediende wrakingsverzoek van
[verzoeker01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1961,
adres: [adres01] ,
hierna: de verzoeker.

1.Het geding

1.1.
Verzoeker heeft in de hoofdzaken op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tweemaal beklag ingediend met het verzoek om alsnog een opsporingsonderzoek in te (laten) stellen tegen een politieambtenaar. In deze procedure heeft verzoeker drie wrakingsverzoeken ingediend.
1.2.
Op de zitting van 27 januari 2022 zijn de zaken voor onbepaalde tijd aangehouden. De voorzitter van de kamer was mr. N. van der Wijngaart. Op 11 maart 2022 ontving verzoeker de processen-verbaal van de aangehouden zitting. Bij brief van 14 maart 2022 heeft verzoeker een verzoek tot wraking jegens mr. N. van de Wijngaart ingediend (hierna het
eerstewrakingsverzoek).
1.3.
Op 28 juni 2022 heeft verzoeker gevraagd om de namen bekend te maken van de raadsheren van de wrakingskamer, die het verzoek tot wraking zullen behandelen. Bij e-mailbericht van 29 juni 2022 heeft de griffier laten weten dat zodra de zaak gepland zal zijn, de zittingscombinatie ook bekend is en dat de namen dan aan verzoeker meegedeeld zullen worden. Verzoeker heeft vervolgens op 1 juli 2022 de wrakingskamer gewraakt zonder dat de namen meegedeeld zijn (het
tweedewrakingsverzoek). Op 15 juli 2022 heeft - een combinatie van drie leden van - de wrakingskamer van het hof het tweede wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard en verzoeker uitgenodigd voor de behandeling van zijn eerste wrakingsverzoek.
1.4.
De mondelinge behandeling van het eerste wrakingsverzoek is uiteindelijk - nadat verzoeker had laten weten op andere voorgestelde data te zijn verhinderd - gepland op 8 augustus 2022. Nadien heeft verzoeker meerdere e-mailberichten gestuurd aan de wrakingskamer waarin hij - kort gezegd - laat weten dat hij het niet eens is met de gang van zaken.
1.5.
Bij e-mailbericht van 22 juli 2022 heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt (het
derdewrakingsverzoek). Dit verzoek tot wraking is bij beslissing van 4 augustus 2022 niet-ontvankelijk verklaard. In die beslissing is tevens bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van de wrakingskamer niet in behandeling zal worden genomen.
1.6.
Op 22 augustus 2022 heeft de wrakingskamer het eerste wrakingsverzoek (jegens mr. N. van der Wijngaart) afgewezen.
1.7.
Op 30 maart 2023 zijn de hoofdzaken wederom op zitting gepland.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Bij e-mailberichten van 28 en 29 maart 2023 heeft verzoeker de raadsheren mrs. P.F.E. Geerlings, M.M.H.P. Houben en M. van der Horst gewraakt. Dit is het
vierdewrakingsverzoek in deze hoofdzaken.
2.2.
Op 30 maart 2023 is verzoeker ter zitting verschenen en heeft de gronden geformuleerd voor het vierde wrakingsverzoek. In het proces-verbaal van de zitting is vermeld dat de gronden als volgt luiden:
a. Het dossier is niet volledig
b. Ik heb het dossier niet kunnen inzien
c. Ik mag over deze zaak op grond van het arrest van uw hof met parketnummer 23-001144-20 niets zeggen
d. Ik wil pas iemand wraken als ik weet wat die persoon verkeerd heeft gedaan en op welk moment.
2.3.
De wrakingskamer heeft van de raadsheren geen reactie ontvangen.

3.Beoordeling van het wrakingsverzoek

3.1
Op grond van artikel 512 Sv en verder kan op verzoek van de verdachte (in deze zaak: klager) of het openbaar ministerie elk van de rechters (in hoger beroep: raadsheren) die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Onder het behandelen van een zaak in de zin van artikel 512 Sv moet worden verstaan: elke rechterlijke bemoeienis met een zaak, van welke aard en omvang dan ook.
Wrakingsgrond a.
3.2
Blijkens het proces-verbaal van 30 maart 2023, is ter zitting aan verzoeker voorgehouden dat het dossier onveranderd is, behoudens de e-mailberichten van verzoeker. Het hof begrijpt dat verzoeker meent dat dit onjuist is en dat hem door de raadsheren stukken worden onthouden. Blijkens het e-mailbericht van 31 maart 2023, die verzoeker aan de wrakingskamer verzond, gaat verzoeker ervan uit dat de stukken van de wrakingsprocedure zijn toegevoegd aan de dossiers in de hoofdzaken. Nu de hoofdzaak en de wrakingsprocedure twee afzonderlijke procedures betreffen, worden de stukken van de wrakingskamer niet gevoegd in het hoofdzaakdossier. Nu voorts ook niet nader geconcretiseerd is wat zou ontbreken in het hoofdzaakdossier, mist deze wrakingsgrond feitelijke grondslag en is het verzoek kennelijk ongegrond.
Wrakingsgronden b, c en d.
3.3
De wrakingskamer stelt voorop dat ingevolge de wet het wrakingsverzoek voldoende moet zijn gemotiveerd. Dat wil zeggen dat het verzoek de feiten en omstandigheden dient te vermelden waardoor volgens verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De geformuleerde gronden, die verzoeker ook in eerdere verzoeken naar voren heeft gebracht, voldoen niet aan deze motiveringseis. Een verzoek dat niet voldoet aan de motiveringseis, kan niet worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van art. 512 Sv en kan door de wrakingskamer buiten behandeling worden gelaten (vergelijk rechtsoverweging 4.4 van de Hoge Raad in zijn arrest van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770).
3.4
Nu de aangevoerde gronden niet kunnen leiden tot het oordeel dat de raadsheren wier wraking is verzocht een vooringenomenheid jegens verzoeker koesteren en bovendien het verzoek niet aan de motiveringseisen voldoet, zal de wrakingskamer – in navolging van artikel 4 lid 2 onder c van het Wrakingsprotocol gerechtshof Amsterdam – het verzoek tot wraking in zoverre buiten behandeling stellen.
3.5
Nu wrakingsgrond a kennelijk ongegrond is en wrakingsgronden b tot en met d niet als wrakingsverzoek kwalificeren kan behandeling van het verzoek ter zitting achterwege blijven, in overeenstemming met artikel 4 lid 2 van het Wrakingsprotocol gerechtshof Amsterdam.

4.Misbruik

4.1
Dit is de vierde keer dat in de hoofdzaak een verzoek tot wraking wordt gedaan. Aldus is sprake van een opeenstapeling van wrakingsverzoeken. De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker de bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen misbruikt. De wrakingskamer zal daarom, op de voet van artikel 515, lid 4, Sv, bepalen dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking in de procedures in de hoofdzaken niet in behandeling wordt genomen.

5.De beslissing

  • De wrakingskamer: verklaart het verzoek tot wraking van de raadsheren mrs. P.F.E. Geerlings, M.M.H.P. Houben en M. van der Horst met betrekking tot wrakingsgrond a kennelijk ongegrond;
  • stelt het verzoek tot wraking van de raadsheren mrs. P.F.E. Geerlings, M.M.H.P. Houben en M. van der Horst voor het overige buiten behandeling;
  • bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in de procedures in de hoofdzaken niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is 7 april 2023 gegeven door mr. J.F. Aalders, S.M.M. Bordenga en F.J.P.M. Haas, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier.
mr. S.M.M. Bordenga is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.