Op 4 april 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep van belanghebbende, die in Portugal woont, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012, waarbij de inspecteur een boete van € 40.000 had opgelegd wegens grove schuld. De inspecteur had de navorderingsaanslag later verminderd, maar de boete bleef onderwerp van geschil. De rechtbank had de boete verlaagd naar € 10.602, maar belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende, ondanks zijn verplichtingen, geen aangifte had gedaan en geen melding had gemaakt van zijn wereldinkomen uit sparen en beleggen. Het Hof oordeelde dat de inspecteur overtuigend had aangetoond dat belanghebbende nalatig was geweest, wat leidde tot de conclusie dat de vergrijpboete terecht was opgelegd. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de boete verder te matigen. De hoogte van de boete werd als passend en geboden beschouwd, en de rechtbank's overwegingen met betrekking tot de belastingrente werden door het Hof overgenomen.
De uitspraak werd gedaan door de vierde meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Amsterdam, en belanghebbende werd in het ongelijk gesteld. De kostenveroordeling werd niet toegewezen, en de beslissing werd openbaar uitgesproken.