Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
[appellant sub 2],
[appellant sub 3],
[appellant sub 4],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Definities
Recht van inzage van de betrokkene
Geautomatiseerde individuele besluitvorming, waaronder profilering
Beperkingen
Toepasselijkheid Algemene wet bestuursrecht bij beslissing van bestuursorganen
Toepasselijkheid burgerlijk recht bij beslissing van niet-bestuursorganen
Uitzonderingen op rechten betrokkene en plichten verwerkingsverantwoordelijke
Artikel 13, lid 2, onder f) en artikel 14, lid 2 onder g) – recht om geinformeerde te worden
2.Artikel 15, lid 1, onder h) – Recht van inzage
persoonsgegevenste verstrekken. Met grief 1 in incidenteel hoger beroep richt Uber zich tegen onder meer rov. 2.6 van de bestreden tussenbeschikking waarin de rechtbank deze vraag positief heeft beantwoord. Uber voert aan dat de rechtbank buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden, omdat [appellant sub 1] c.s. in eerste aanleg enkel heeft verzocht om inzage in de in artikel 15 lid 1, sub h), AVG bedoelde
informatieen niet heeft verzocht om inzage in hen betreffende
persoonsgegevens. De rechtbank heeft dan ook, in strijd met artikel 24 Rv, een bevel gegeven waar [appellant sub 1] c.s. niet om hadden verzocht, aldus Uber.
deactiveringvan de accounts van [appellant sub 1] c.s. uitsluitend gebaseerd zijn op geautomatiseerde verwerking. In alle gevallen is namelijk sprake geweest van betekenisvolle menselijke tussenkomst zoals bedoeld in de EDPB richtsnoeren, aldus de rechtbank. Ten aanzien van de besluiten tot
tijdelijke blokkeringis de rechtbank er wel van uitgegaan dat deze automatisch, zonder menselijke tussenkomst, worden genomen. De rechtbank heeft echter overwogen dat deze tijdelijke blokkade geen langdurig of blijvend effect heeft, zodat het geautomatiseerde besluit geen rechtsgevolgen heeft of de chauffeur in aanmerkelijke mate treft zoals bedoeld in de EDPB richtsnoeren. Aldus is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat niet is gebleken dat Uber ten aanzien van [appellant sub 1] c.s. geautomatiseerde besluiten in de zin van artikel 22 lid 1 AVG heeft genomen en heeft de rechtbank het verzoek met betrekking tot het informatieverzoek (als bedoeld in artikel 15 lid 1, sub h), AVG) afgewezen.
De reikwijdte van artikel 15 lid 1, sub h), AVG
elke vormvan geautomatiseerde besluitvorming, ‘met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering’, en dus bijvoorbeeld ook op besluitvorming die niet uitsluitend maar slechts gedeeltelijk gebaseerd is op geautomatiseerde besluitvorming. Echter, in de Engelse respectievelijk Franse versie van deze bepaling is het informatierecht beperkt tot ‘
the existence of automated decision-making, including profiling, referred to in Article 22(1) and (4)’ respectievelijk
‘l’existence d’une prise de décision auomatisée, y compris un profilage, visée a l’article 22, paragraphes 1 et 4’.Afgaande op deze teksten gaat het hof ervan uit dat het in artikel 15 lid 1, sub h), AVG vervatte informatierecht louter ziet op díe vorm van geautomatiseerde besluitvorming die is bedoeld in artikel 22 leden 1 en 4 van de AVG. Voor een dergelijke uitleg (die dus afwijkt van de letter van de Nederlandse tekst) pleit eveneens dat de verwijzing, in de Nederlandse versie van artikel 15 lid 1, sub h), AVG, naar de in artikel 22
lid 4bedoelde profilering niet juist kan zijn, aangezien in dat vierde lid het begrip ‘profilering’ niet voorkomt. Tot slot valt voor deze uitleg steun te vinden in de EDPB richtsnoeren. In hoofdstuk IV, paragraaf E, subparagraaf 2, van die richtsnoeren is ook met zoveel woorden bepaald dat het in artikel 15 lid 1, sub h), AVG opgenomen informatierecht ziet op informatie over ‘uitsluitend geautomatiseerde besluitvorming’.
Betreft het informatieverzoek besluiten waaraan rechtsgevolgen voor [appellant sub 1] c.s. zijn verbonden of die hen anderszins in aanmerkelijke mate treffen?
In certain circumstances we may also notify the police if your activity could constitute a criminal offence.Bovendien brengen de onderhavige besluiten ook een rechtsgevolg voor [appellant sub 1] c.s. met zich, aangezien Uber hiermee de overeenkomst met hen heeft beëindigd.
Zijn de jegens [appellant sub 1] c.s. genomen besluiten tot deactivering uitsluitend gebaseerd op geautomatiseerde verwerking?
automated decisions’neemt bij het deactiveren van gebruikers ‘
who are identified as having engaged in fraud or activities that may otherwise harm Uber, its users, and others’(zie hierover onder 2.3). Uber heeft haar stelling dat die privacyverklaring geen betrekking had op de werkwijze van Uber jegens chauffeurs in het Verenigd Koninkrijk niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Dat er inmiddels een geactualiseerde versie van de privacyverklaring is, volstaat in dit verband niet.
We are not able to go into great details.Ook staat vast dat er voorafgaand aan deze besluiten geen enkel persoonlijk contact is geweest met [appellant sub 1] , [appellant sub 2] en [appellant sub 4] , en dat de chauffeurs op geen enkele wijze zijn gehoord. De blote stelling van Uber (in punt 135 van haar verweerschrift in hoger beroep) dat de door de software afgegeven fraudesignalen door de medewerkers van het Risk-team werden besproken met de chauffeurs, wordt door het hof verworpen aangezien Uber dit niet heeft onderbouwd en [appellant sub 1] c.s. dit betwisten.
daadwerkelijkemenselijke tussenkomst te realiseren, ervoor moet zorgen (i) dat al het toezicht op de besluitvorming zinvol is, en niet slechts een symbolische handeling vormt, (ii) dat deze tussenkomst moet worden uitgevoerd door iemand die bevoegd en bekwaam is om het besluit te veranderen en (iii) dat hij alle relevante gegevens in zijn analyse moet betrekken.
Kan Uber zich beroepen op een uitzondering op het in artikel 15 lid 1, sub h) AVG vervatte informatierecht?
lid 1,aanhef en sub h) AVG vervatte recht op informatie over het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming. Daarentegen bepaalt artikel 23 lid 1, sub i), AVG dat de reikwijdte van de verplichtingen en rechten als bedoeld in, onder meer, artikel 15 van de AVG, onder bepaalde voorwaarden kan worden beperkt door de lidstaten indien die beperking noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. In de Nederlandse wetgeving is een dergelijke beperking neergelegd in artikel 41 lid 1, sub i), UAVG. Naar het oordeel van het hof biedt deze bepaling evenwel onvoldoende grond voor het oordeel dat Uber gerechtigd is om de informatieverzoeken van [appellant sub 1] c.s. in hun geheel af te wijzen. Een volledige afwijzing van die verzoeken is namelijk niet in overeenstemming met de door artikel 41 lid 1, sub i), UAVG vereiste evenredigheid en noodzakelijkheid, althans Uber heeft onvoldoende gesteld voor het oordeel dat een volledige afwijzing wel evenredig en noodzakelijk zou zijn met het oog op de bescherming van haar bedrijfsgeheimen. Ten overvloede wijst het hof nog op punt 63 uit de preambule van de AVG, waarin wordt overwogen dat overwegingen aangaande de rechten of vrijheden van anderen niet ertoe mogen leiden dat de betrokkene alle informatie wordt onthouden. Dit verweer van Uber ter verdediging van haar afwijzing van de informatieverzoeken wordt dan ook door het hof verworpen.
Op welke wijze moet gevolg worden gegeven aan een informatieverzoek als bedoeld in artikel 15 1id 1, sub h), AVG?
nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.Van belang hierbij is dat het gaat om ‘nuttige informatie’, dat wil zeggen zodanige informatie dat de betrokkene met voldoende kennis van zaken kan beslissen of hij al dan niet zijn door de AVG gewaarborgde rechten, zoals het recht op rectificatie of inzage of het recht om rechtsmiddelen aan te wenden, wenst uit te oefenen. [2] Zoals de EDPB richtsnoeren voorschrijven, moet de verwerkingsverantwoordelijke op de voet van artikel 15 lid 1, sub h), AVG de betrokkene algemene informatie verstrekken die van nut is om het besluit aan te vechten, met name informatie over factoren die in het besluitvormingsproces in aanmerking zijn genomen, en hun respectieve weging op een geaggregeerd niveau. [3] De verstrekte informatie moet volledig genoeg zijn voor de betrokkene om de redenen van het besluit te kunnen begrijpen. Uit de EDPB richtsnoeren vloeit evenwel ook voort dat het niet noodzakelijkerwijs een ingewikkelde toelichting over de gebruikte algoritmen of een uiteenzetting van het volledige algoritme hoeft te zijn. Met deze laatste begrenzing wordt naar het oordeel van het hof voldoende rekening gehouden met de belangen van, in dit geval Uber, wat betreft de door haar genoemde bedrijfsgeheimen. Uber heeft nagelaten aan te tonen dat de door haar genoemde documenten en de door haar geciteerde website voldoen aan de voorschriften zoals die voortvloeien uit artikel 15 lid 1, sub h), AVG, gelezen in het licht van de EDPB richtsnoeren. Zo heeft Uber onvoldoende concreet toegelicht op welke wijze hierin informatie wordt verstrekt over de factoren die in het besluitvormingsproces in aanmerking zijn genomen en hun respectieve weging op een geaggregeerd niveau. Ook anderszins is niet gebleken dat de informatie volledig genoeg is voor [appellant sub 1] , [appellant sub 2] en [appellant sub 4] om de redenen van het jegens hen genomen besluit tot deactivering te kunnen begrijpen. Het volstaat niet dat Uber hierin uitlegt welke handelingen kunnen leiden tot deactivering, zoals Uber ter zitting heeft bepleit. Waar het om gaat is dat Uber ten minste toelicht op basis van welke factoren en welke weging van die factoren Uber tot dat besluit is gekomen en [appellant sub 1] c.s. ook voorziet van andere informatie die nodig is om de redenen van het besluit te kunnen begrijpen.
Conclusie met betrekking tot het informatieverzoek