ECLI:NL:GHAMS:2023:788

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
2 april 2023
Zaaknummer
200.296.847/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over prijsverlaging van elektrische auto en onvoorziene omstandigheden

In deze zaak heeft New York Pizza Reguliersbreestraat B.V. (hierna: NYP) hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin haar vorderingen tot schadevergoeding en ontbinding van de koopovereenkomst met Tesla Motors Netherlands B.V. (hierna: Tesla) zijn afgewezen. NYP had een Tesla Model S P100DL gekocht voor € 158.270,-, maar Tesla verlaagde de prijs van dit model enkele maanden later aanzienlijk naar € 98.300,-. NYP stelde dat deze prijsverlaging onvoorziene omstandigheden opleverde, waardoor de overeenkomst ontbonden diende te worden op basis van artikel 6:258 BW. Het hof oordeelde echter dat de prijsverlaging niet als onvoorziene omstandigheid kon worden aangemerkt, omdat deze het gevolg was van gewijzigde bijtellingsregels en de gebruikelijke werking van vraag en aanbod. Het hof bevestigde dat NYP onvoldoende had onderbouwd dat de prijsdaling een ernstige verstoring van de waardeverhouding tussen de prestaties van partijen met zich meebracht. Daarnaast werd vastgesteld dat Tesla niet in verzuim verkeerde met betrekking tot de mankementen aan de auto, omdat NYP niet had aangetoond dat zij Tesla in gebreke had gesteld. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde NYP in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.296.847/01
zaaknummer rechtbank : C/13/682455 / HA ZA 20-403
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 april 2023
inzake
NEW YORK PIZZA REGULIERSBREESTRAAT B.V.
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. D. Coskun te Arnhem,
tegen
TESLA MOTORS NETHERLANDS B.V.
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A. al Mansouri te Nijmegen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna NYP en Tesla genoemd.
NYP is bij dagvaarding van 18 juni 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 31 maart 2021, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen NYP als eiseres en Tesla als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis). Bij arrest van 27 juli 2021 heeft het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast, die op 11 november 2021 heeft plaatsgevonden en niet tot een minnelijke regeling heeft geleid.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
 memorie van grieven, met producties;
 memorie van antwoord, met productie.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 20 januari 2023 doen bepleiten, NYP door mr. Coskun, voornoemd, en Tesla door mrs. Al Mansouri voornoemd, en M. Jacobs, advocaat te Nijmegen, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. NYP heeft aanvullende producties in het geding gebracht. Tesla heeft daar tijdens de mondelinge behandeling bezwaar tegen gemaakt, omdat de stukken te laat zouden zijn ingediend en nieuwe feiten zouden bevatten. Het hof heeft geoordeeld dat de stukken tijdig conform het procesreglement zijn ingediend en daarom in beginsel tot het procesdossier behoren, behoudens voor zover in die stukken nieuwe feiten zijn gesteld. Ten slotte is arrest gevraagd.
NYP heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog de vorderingen van NYP zal toewijzen, met veroordeling van Tesla in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente. NYP heeft bewijs van haar stellingen aangeboden. Tesla heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, al dan niet onder verbetering van de gronden en/of motivering, met veroordeling van NYP in de proceskosten met nakosten, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.4 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
Op 9 november 2018 heeft NYP een koopovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten met Tesla, waarbij NYP van Tesla een Tesla Model S P100DL (hierna: de auto) heeft gekocht voor een bedrag van € 158.270,- inclusief btw en opties. De auto is op 31 december 2018 geleverd en is sindsdien in gebruik bij de heer [naam] (hierna: [naam] ). Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van Tesla van toepassing, waaronder de algemene garantievoorwaarden genaamd ‘MODEL S TESLA FABRIEKSGARANTIE voor de Europese regio’.
2.2.
NYP heeft voor de financiering van de auto een financial lease overeenkomst gesloten met Volkswagen Leasing B.V (hierna: Volkswagen). In januari 2023 heeft NYP de laatste leasetermijn aan Volkswagen voldaan.
2.3.
Per 1 maart 2019 heeft Tesla de prijs van de Model S P100DL verlaagd van € 150.000,- naar € 98.300,-.
2.4.
NYP heeft vervolgens op 22 maart 2019 Tesla aangeschreven en geklaagd over de prijsverlaging en verzocht om een tegemoetkoming. NYP heeft Tesla meerdere keren gesommeerd haar voor de prijsverlaging te compenseren, hetgeen Tesla geweigerd heeft.
2.5.
NYP heeft de auto sinds de aankoop in totaal ongeveer dertig keer voor een servicebeurt bij Tesla gebracht. Tesla heeft daarbij (onder garantie kosteloze) reparatiewerkzaamheden aan de auto verricht. In een op 29 november 2021 door Dekra op verzoek van [naam] opgemaakt expertiserapport van de auto (hierna: het expertiserapport) kwalificeert Dekra de toestand van de auto als ‘goed’. Op dat moment bedroeg de kilometerstand van de auto volgens het expertiserapport 67.997 km. Uit het expertiserapport volgt dat Dekra de auto heeft onderzocht aan de hand van door [naam] opgegeven mankementen. Een aantal van die mankementen zijn ook door Dekra geconstateerd, waarbij zij reparatie en/of nader onderzoek adviseerde. Ten aanzien van een aantal andere klachten schrijft Dekra dat zij ‘
geen afwijkingen’ heeft geconstateerd.

3.Beoordeling

3.1.
In eerste aanleg heeft NYP gevorderd – samengevat en na eiswijziging – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat de overeenkomst is ontbonden,
II. voor recht verklaart dat Tesla aansprakelijk is voor de door NYP geleden en nog te lijden schade,
III. Tesla veroordeelt tot vergoeding van alle door NYP geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat,
IV. Tesla veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente,
V. Tesla veroordeelt in de (na)kosten van de procedure, te vermeerderen met wettelijke handelsrente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na vonnis zijn betaald.
NYP heeft daaraan – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat Tesla een aantal maanden na het sluiten van de overeenkomst de prijs van de auto aanzienlijk heeft verlaagd en dat de auto vanaf begin af aan mankementen heeft vertoond. Tesla heeft verweer gevoerd.
3.2.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de vorderingen van NYP afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van NYP op artikel 6:258 Burgerlijk Wetboek (BW) niet opgaat, omdat de prijsverlaging in het licht van de in 2019 gewijzigde bijtellingsregels op de gebruikelijke wijze via vraag en aanbod tot stand is gekomen. De enkele omstandigheid dat de prijsverlaging aanzienlijk was, maakt naar oordeel van de rechtbank niet dat Tesla geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mag verwachten. De enkele prijsverlaging levert ook geen tekortkoming in de nakoming op, want naar oordeel van de rechtbank is onduidelijk welke verplichting uit de overeenkomst Tesla zou hebben geschonden. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat niet begrijpelijk is dat en waarom NYP op grond van de overeenkomst mocht verwachten dat de prijs niet aanzienlijk zou kunnen dalen; dat het om een dure en exclusieve auto gaat, is daarvoor niet voldoende. De rechtbank is voorbijgegaan aan de bij akte uitgebreide grondslag dat de tekortkoming haar grondslag vindt in mankementen aan de auto, omdat – als er al sprake zou zijn van gebreken – gesteld noch gebleken was dat Tesla ten aanzien daarvan in verzuim verkeerde. De daarop gebaseerde vorderingen tot ontbinding en schadevergoeding zijn naar oordeel van de rechtbank daarom niet toewijsbaar. Daar komt bij dat NYP voor financiering een leaseovereenkomst met Volkswagen heeft gesloten en laatstgenoemde geen partij is. De rechtbank is voorbijgegaan aan het beroep op dwaling en misleiding, omdat NYP daaraan geen rechtsgevolg heeft verbonden. Het beroep op onrechtmatige daad faalde, omdat het in geheel niet door NYP was toegelicht.
3.3.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt NYP met haar grieven op. Tesla bestrijdt deze grieven.
3.4.
De grieven falen en het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen. Daarbij is het volgende redengevend.
Onvoorziene omstandigheden
3.5.
Grieven 1-3zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat het beroep op onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW faalt. Deze grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
3.6.
Het hof stelt daarbij voorop dat de rechter op grond van artikel 6:258 lid 1 BW de gevolgen van een overeenkomst kan wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk kan ontbinden, wanneer sprake is van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Aan dit vereiste wordt niet spoedig voldaan, omdat de redelijkheid en billijkheid in de eerste plaats goede trouw aan het gegeven woord verlangen en afwijkingen daarvan slechts bij hoge uitzondering toelaten (HR 20 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2587). Een rechter moet dan ook terughoudendheid betrachten ten aanzien van de aanvaarding van een beroep op onvoorziene omstandigheden. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat dit artikel bijvoorbeeld voor toepassing in aanmerking zou kunnen komen wanneer bij een wederkerige overeenkomst de waardeverhouding tussen de wederzijdse prestaties in ernstige mate is verstoord (PG BW Boek 6 1981, p. 969). Oftewel, de lat voor een geslaagd beroep op artikel 6:258 BW ligt hoog, omdat als uitgangspunt geldt dat partijen hun gemaakte afspraken moeten nakomen.
3.7.
NYP heeft onvoldoende onderbouwd dat in dit geval aan die hoge lat is voldaan. Zij heeft – kort samengevat – naar voren gebracht dat zij een exclusieve auto heeft gekocht (het vlaggenschipmodel), dat niet voorzienbaar was dat Tesla de prijzen van dát model zou verlagen, dat exclusieve auto’s waardevast zijn, dat exclusieve auto’s onbereikbaar voor velen zijn (waar volgens NYP door de aanzienlijke prijsverlaging geen sprake (meer) van is) en dat de prijsreductie een negatieve invloed op de restwaarde van de auto heeft.
3.8.
Maar zelfs wanneer die door NYP gestelde omstandigheden vast zouden komen te staan én zouden kwalificeren als onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW (hetgeen Tesla gemotiveerd heeft weersproken), is dat op zichzelf nog niet voldoende voor rechterlijk ingrijpen in de overeenkomst op grond van artikel 6:258 BW. NYP heeft namelijk niet (voldoende) onderbouwd dat die (onvoorziene) omstandigheden in dat geval van dien aard zijn dat Tesla naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet zou mogen verwachten, zoals artikel 6:258 BW vereist (zie 3.6 hierboven). Dat klemt te meer, nu in het bestreden vonnis is geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat de prijsverlaging aanzienlijk is geweest, nog niet maakt dat Tesla geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mocht verwachten. NYP heeft dat oordeel niet bestreden, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
3.9.
Bovendien is in dit kader van belang dat Tesla gemotiveerd naar voren heeft gebracht dat NYP door de prijsdaling in 2019 geen nadeel heeft geleden, in het licht van (fiscale) voordelen doordat de auto nog in 2018 is geleverd. NYP heeft dit niet voldoende gemotiveerd weersproken. Zo heeft Tesla er op gewezen dat in 2018 de bijtelling over de gehele koopsom van de auto nog 4% bedroeg, terwijl vanaf 1 januari 2019 dat percentage van 4% slechts zou gelden voor de eerste € 50.000,-, en over het meerdere een bijtellingspercentage van 22% zou gelden. Aan de hand van een rekenvoorbeeld heeft Tesla uiteengezet dat die gunstigere regeling uit 2018 een fiscaal voordeel oplevert van in totaal € 33.130,-, hetgeen NYP niet voldoende heeft betwist. Ook heeft Tesla gemotiveerd naar voren gebracht dat het prijsverschil tussen enerzijds de prijs die NYP voor de auto heeft betaald en anderzijds de prijs die zij daarvoor zou hebben moeten betalen bij aanschaf ná de prijsverlaging in 2019 € 17.669,- bedraagt. Tesla heeft erop gewezen dat dit prijsverschil dus kleiner is dan het (fiscale) voordeel dat samenhangt met de aanschaf in 2018. Ook dit heeft NYP niet voldoende gemotiveerd weersproken. In zoverre is dus ook geen sprake van een zodanige ernstige verstoring in de waardeverhouding tussen de wederzijdse prestaties dat rechterlijk ingrijpen in de overeenkomst om die reden op grond van artikel 6:258 BW in de rede ligt. Dat die gewijzigde bijtellingsregels door de overheid zijn bepaald maakt dat, anders dan NYP tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht, niet anders. Dat geldt ook voor de mate waarin andere autoproducenten al dan niet vergelijkbare prijsverlagingen hebben doorgevoerd.
3.10.
Voor zover NYP nog heeft bedoeld aan te voeren dat de staat van de auto, en de door haar gestelde mankementen daaraan, ertoe leiden dat Tesla naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mag verwachten, heeft zij dat onvoldoende onderbouwd. Zo wordt in het in opdracht van NYP opgemaakte expertiserapport de staat van de auto als ‘goed’ gekwalificeerd en heeft NYP onvoldoende onderbouwd waarom Tesla desondanks geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst zou mogen verwachten. Dat de auto veelvuldig ter reparatie naar Tesla is gebracht, maakt dat niet anders. Dat geldt te meer nu Tesla onweersproken naar voren heeft gebracht dat zij daarbij kosteloze reparaties onder de garantie aan de auto heeft uitgevoerd en NYP onvoldoende heeft onderbouwd dat eventuele resterende mankementen niet hersteld zouden kunnen worden. Zo wordt in het expertiserapport bijvoorbeeld ten aanzien van een aantal gestelde mankementen reparatie geadviseerd, waaruit volgt dat dit kennelijk tot de mogelijkheden behoort.
Verzuim
3.11.
Grief 4richt zich tegen het oordeel dat gesteld noch gebleken is dat Tesla in verzuim verkeert, omdat niet was gebleken dat NYP Tesla ten aanzien van de door haar gestelde mankementen in gebreke heeft gesteld. De grief faalt, omdat NYP ook in appel onvoldoende heeft onderbouwd dat Tesla in verzuim verkeert.
3.12.
Omdat gesteld noch gebleken is dat nakoming door Tesla blijvend (of tijdelijk) onmogelijk is, is op grond van de artikelen 6:74 lid 2 en 6:265 lid 2 BW verzuim van Tesla vereist voor de vorderingen tot schadevergoeding en ontbinding. Voor het intreden van verzuim is in beginsel vereist dat de schuldenaar schriftelijk in gebreke wordt gesteld en de daarin gestelde termijn is verlopen zonder dat de schuldenaar is nagekomen (artikel 6:82 lid 1 BW). In bepaalde gevallen treedt verzuim krachtens de wet in zonder dat een ingebrekestelling is vereist (bijv. artikel 6:83 BW). Het is aan de schuldeiser de feiten te stellen (en zo nodig te bewijzen) waaruit volgt dat de schuldenaar in verzuim verkeert.
3.13.
NYP moet dus voldoende feiten stellen (en zo nodig bewijzen) waaruit is af te leiden dat hetzij een ingebrekestelling heeft plaatsgevonden, hetzij verzuim op een andere grond is ingetreden. NYP heeft daartoe echter onvoldoende gesteld. Enerzijds heeft zij aangevoerd dat Tesla “
gezien de feiten en omstandigheden” in verzuim verkeert zonder dat een ingebrekestelling hoeft te worden verstuurd, maar zij heeft nagelaten toe te lichten welke feiten en omstandigheden zij aan die stelling ten grondslag legt en op welke juridische grondslag het verzuim volgens haar dan is ingetreden. Anderzijds heeft NYP – zonder nadere toelichting of onderbouwing – bij grieven aangevoerd dat zij “
onder voorbehoud van alle rechten en weren inmiddels/nogmaals een ingebrekestelling [heeft] gestuurd”. Tijdens de mondelinge behandeling is namens NYP toegelicht dat zij kort na het vonnis in eerste aanleg een e-mail aan Tesla heeft gestuurd, die volgens haar als ingebrekestelling kwalificeert. Die e-mail heeft zij echter niet in het geding gebracht. Ook heeft zij niet toegelicht ten aanzien van welke specifieke door haar gestelde mankementen zij Tesla daarmee in gebreke zou hebben gesteld. Dat is van belang, omdat zij wisselende mankementen aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd, onduidelijk is welke van die gestelde mankementen zich na de in het verleden uitgevoerde reparaties nog voordoen en in hoeverre reparatie van díe specifieke mankementen (alsnog) mogelijk is. Een en ander had wel van NYP mogen worden verwacht, te meer gelet op genoemd oordeel in het bestreden vonnis, de gemotiveerde betwisting door Tesla dat zij in verzuim verkeert en het feit dat NYP ten behoeve van de mondelinge behandeling correspondentie met Tesla in het geding heeft gebracht die ziet op beweerdelijke gebreken die, zo heeft NYP erkend, losstaat van deze procedure. Aangezien NYP dus niet aan haar stelplicht heeft voldaan, wordt aan bewijslevering niet toegekomen. Het hof passeert dan ook het ter zitting namens NYP gedane aanbod de e-mail alsnog in de procedure te brengen.
3.14.
Nu niet is gebleken dat Tesla ten aanzien van de gestelde mankementen in verzuim verkeert, komen de daarop gebaseerde vorderingen tot (partiële) ontbinding en schadevergoeding reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking (zie ook rov. 3.12). Bij die stand van zaken behoeft de vraag in hoeverre sprake is van een tekortkoming in de nakoming door Tesla geen behandeling, omdat het antwoord op die vraag niet tot een andere uitkomst in deze procedure kan leiden. Om dezelfde reden heeft NYP geen belang bij behandeling van
grief 5, waarin zij opkomt tegen het oordeel in de bestreden beschikking dat – kort gezegd – de financial lease met Volkswagen aan toewijzing van haar vordering tot ontbinding of schadevergoeding in de weg staat.
Onrechtmatige daad, dwaling, misleiding
3.15.
Met
grief 6komt NYP op tegen het oordeel in het bestreden vonnis dat geen sprake is van dwaling, misleiding en/of onrechtmatige daad gepleegd door Tesla.
3.16.
Op grond van artikel 6:162 BW is, kort gezegd, iemand die jegens een ander een toerekenbare onrechtmatige daad pleegt, verplicht de daardoor geleden schade te vergoeden (lid 1). Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (lid 2).
3.17.
Ook in appel heeft NYP onvoldoende onderbouwd dat Tesla een onrechtmatige daad in voornoemde zin jegens haar heeft gepleegd. Dat Tesla de prijzen kort na het aangaan van de koopovereenkomst aanzienlijk heeft verlaagd, maakt nog niet dat sprake is van onrechtmatig handelen. Dat geldt al helemaal nu Tesla die prijsdaling met verwijzing naar de gewijzigde bijtellingsregels naar oordeel van het hof voldoende heeft verklaard. Bovendien heeft NYP niet gegriefd tegen het oordeel dat de prijsverlaging op de in het maatschappelijk verkeer gebruikelijke wijze tot stand is gekomen, namelijk door vraag en aanbod. De gestelde mankementen aan de auto maken, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, evenmin dat sprake is van een onrechtmatige daad in voornoemde zin.
3.18.
Daarbij komt dat voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad is vereist dat schade wordt geleden. NYP heeft, in het licht van de gemotiveerde betwisting door Tesla, onvoldoende onderbouwd dat zij als gevolg van de prijsverlaging schade heeft geleden (zie ook rov. 3.9 hiervoor).
3.19.
Ten aanzien van de verwijzing van NYP naar misleiding, bedrog en/of dwaling geldt het volgende. Voor zover NYP die verwijzing heeft bedoeld ter onderbouwing van haar vordering op grond van onrechtmatige daad, baat dat haar niet, omdat van een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW dus niet is gebleken. Voor zover NYP dit als zelfstandige vorderingsgrondslagen heeft bedoeld, gaat het hof daaraan voorbij, omdat NYP daaraan (ook) in appel geen rechtsgevolgen heeft verbonden.
3.20.
De conclusie is dat de grieven falen en het bestreden vonnis wordt bekrachtigd. NYP zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in hoger beroep worden veroordeeld. NYP heeft geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden, zodat haar bewijsaanbod daarom wordt gepasseerd.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt NYP in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Tesla begroot op € 857,81 aan verschotten en € 3.342,00 aan salaris, en op
€ 163,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Haanappel-van der Burg, T.S. Pieters en J.M.B. Cramwinckel en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 4 april 2023.