ECLI:NL:GHAMS:2023:784

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
23-000162-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van valse rijbewijzen met gevangenisstraf als gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1988, was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van twee valse rijbewijzen. De tenlastelegging betrof het bezit van een Pools rijbewijs waarvan de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals was. De verdachte had het eerste rijbewijs op 10 mei 2021 in [plaats 1] en het tweede op 12 november 2021 in [plaats 2] aangeschaft via internet. Tijdens de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij niet op de hoogte was van de valsheid van het rijbewijs en dat hij het had gekocht onder de indruk dat het legitiem was, mede door de coronamaatregelen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte, gezien de omstandigheden en de bekendheid met de vereisten voor het verkrijgen van een legitiem rijbewijs, wist of moest vermoeden dat de rijbewijzen vals waren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Tevens is besloten dat de in beslag genomen telefoons en de personenauto bewaard blijven ten behoeve van de rechthebbenden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57, 63 en 231 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000162-22
datum uitspraak: 16 maart 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 januari 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-230201-21 (
verder: zaak A) en 15-307528-21 (
verder: zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 maart 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A
hij op of omstreeks 10 mei 2021 te [plaats 1] een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Pools rijbewijs (nummer: [nummer 1] ) ten name van [verdachte] , waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad;
Zaak Bhij op of omstreeks 12 november 2021 te [plaats 2] , een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Pools rijbewijs (nummer: [nummer 2] ) ten name van [verdachte] , waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

Ten aanzien van het in zaak A tenlastegelegde heeft de verdediging betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat het rijbewijs vals was. De persoon van wie hij het rijbewijs via het internet heeft gekocht, had hem verteld dat hij genoeg rijlessen had gevolgd om het rijbewijs te kunnen ontvangen. Ook had hij zijn theorie-examen al gehaald. Door de coronacrisis zou de verdachte zijn rijbewijs via internet kunnen krijgen. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte vanwege bijzondere omstandigheden, waaronder de coronacrisis, zijn rijbewijs niet fysiek kon ophalen, maar het via internet heeft laten opsturen. De verdachte is voorts herhaaldelijk door de politie gecontroleerd en mocht steeds doorrijden. Op basis daarvan kan niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte wist of moest vermoeden dat het rijbewijs vals was.
Ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij het in zaak A overgelegde valse rijbewijs via internet (blijkens de in eerste aanleg door de raadsman overgelegde stukken via een account op [website]) heeft gekocht. Vervolgens heeft hij, nadat hij op 10 mei 2021 was aangehouden en nadat de koninklijke marechaussee hem uitdrukkelijk had medegedeeld dat zijn via internet aangeschafte rijbewijs vals was, opnieuw via hetzelfde account het in zaak B genoemde valse rijbewijs besteld, waarbij hem zou zijn medegedeeld dat het rijbewijs deze keer echt geldig zou zijn. Het hof is van oordeel dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat beide rijbewijzen vals waren. Het is een feit van algemene bekendheid dat voor het verkrijgen van een legitiem rijbewijs noodzakelijk is dat een theorie- en een praktijkexamen wordt afgelegd en behaald, waarna het rijbewijs via de officiële overheidsinstanties kan worden aangevraagd en verkregen, en dat een legitiem rijbewijs niet te koop is via internet, laat staan via een [website]. De enkele mededeling van de (commerciële) partij van wie het rijbewijs via internet is gekocht dat het rijbewijs geldig is, maakt het voorgaande niet anders – ook niet gedurende de coronacrisis. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak Ahij op 10 mei 2021 te [plaats 1] een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Pools rijbewijs (nummer: [nummer 1] ) ten name van [verdachte] , waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit vals was, voorhanden heeft gehad;
Zaak Bhij op 12 november 2021 te [plaats 2] , een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Pools rijbewijs (nummer: [nummer 2] ) ten name van [verdachte] , waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit vals was, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen in zaak A en zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A en in zaak B bewezenverklaarde levert op:
telkens: een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals is.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A en zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A en zaak B tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan het aan de koninklijke marechaussee tonen van een vals rijbewijs, als ware het een echt rijbewijs. Door de koninklijke marechaussee is hem na de eerste keer uitdrukkelijk verteld dat zijn handelen strafbaar was. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een vals rijbewijs te kopen en daar zelfs een auto mee te huren. Door zijn handelen heeft de verdachte het vertrouwen geschonden dat in de juistheid en authenticiteit van officiële documenten – met name indien deze van overheidswege zijn verstrekt – moet kunnen worden gesteld. Gebruikmaking van valse identiteitsbewijzen kan leiden tot aanzienlijke schade, als zij ten onrechte voor echt worden aangezien, bijvoorbeeld doordat een bestuurder met een vals rijbewijs niet verzekerd is.
Het hof heeft gelet op de straffen die voor het bezit van een vals paspoort (een vergelijkbaar feit) plegen te worden opgelegd en die hun weerslag vinden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd kan niet worden volstaan met een andere dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof geen aanleiding om de door de politierechter opgelegde straf te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 3 maanden passend en geboden.

Beslagbeslissing

Onder de verdachte zijn vier telefoons (te noemen in het dictum) en één personenauto in beslag genomen.
De rechtbank heeft de personenauto onttrokken aan het verkeer en bepaald dat de telefoons dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbenden. De advocaat-generaal heeft hetzelfde betoogd. De raadsman heeft aangegeven dat de verdediging zich refereert aan het oordeel van het hof ten aanzien van de personenauto en dat het hof ten aanzien van de telefoons hetzelfde dient te beslissen als de politierechter.
Het hof overweegt als volgt.
Tijdens het onderzoek zijn vier telefoons en één personenauto in beslag genomen. De verdachte heeft verklaard dat één van de telefoons, een Samsung, hem toebehoort, maar dat hij niet weet welke kleur zijn Samsung had. De overige telefoons en de personenauto waren niet van hem. Nu niet duidelijk is geworden welke telefoon van de verdachte is, noch van wie de overige telefoons zijn, zullen deze worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Anders dan de politierechter is het hof van oordeel dat er geen grond bestaat om de personenauto te onttrekken aan het verkeer. Ook deze zal daarom worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 231 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-230201-21 en in de zaak met parketnummer 15-307528-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-230201-21 en in de zaak met parketnummer
15-307528-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • telefoontoestel, merk Apple (G125664);
  • telefoontoestel, merk Samsung (G125667);
  • telefoontoestel, merk Samsung (G125671);
  • telefoontoestel, merk Apple (G1293281)
  • personenauto, merk Mazda (goednummer 1219680).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. N. van der Wijngaart en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
16 maart 2023.