ECLI:NL:GHAMS:2023:783

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
23-002630-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling met letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 14 september 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van mishandeling van de benadeelde partij, die op 21 juni 2021 te Wormer een knietje in zijn geslachtsdeel had gekregen. De verdachte ontkende de mishandeling en stelde dat hij toevallig langs de woning van de benadeelde was gereden. Het hof oordeelde dat de verklaring van de benadeelde voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder letselverklaringen van medische professionals. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan mishandeling, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot immateriële schadevergoeding van € 300,00 toegewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002630-21
datum uitspraak: 30 maart 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 september 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-164120-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 maart 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2021 te Wormer, gemeente Wormerland [benadeelde] heeft mishandeld door
  • die [benadeelde] een knietje en/of trap tegen zijn geslachtsdeel en/of buik te geven en/of
  • die [benadeelde] (met kracht) tegen de buik, althans het lichaam, te duwen en/of te stoten en/of
  • die [benadeelde] in/tegen het gezicht, althans het lichaam, te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. De verdachte reed toevallig langs de woning van de aangever en heeft de confrontatie dus niet bewust opgezocht. De verdachte heeft ontkend dat hij de aangever een knietje heeft gegeven. Enkel de aangever heeft dat verklaard en daarvoor is geen ondersteuning te vinden in videobeelden of overige verklaringen. De omstandigheid dat de aangever bloedde uit zijn urinebuis kan ook andere oorzaken hebben. Zo lijdt de aangever aan prostaatkanker, waardoor het bloeden kan zijn veroorzaakt. De politie heeft de foto’s waarop te zien is dat er bloed wordt geürineerd ook pas geruime tijd na het incident gezien. Er kan niet worden uitgesloten dat het bloeden een alternatieve oorzaak had dan het handelen van de verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Op 21 juni 2021 zijn de verdachte en de aangever [benadeelde] omstreeks 22.00 uur vóór de woning van de aangever te Wormer in een conflict geraakt. Daarbij is over en weer geslagen en/of geduwd, zo blijkt uit de verklaringen van de getuigen. De aangever is de pleegvader van de stiefzoon van de verdachte. Of de verdachte bij toeval langs de woning van de verdachte is gereden en gestopt, zoals hij zelf heeft verklaard, of dat de verdachte bewust de confrontatie heeft opgezocht, zoals de advocaat-generaal lijkt te betogen, laat het hof in het midden. Het hof overweegt evenwel dat de verklaring van de verdachte dat de aangever de agressor is geweest en het conflict is begonnen door de verdachte aan te vallen, niet door enige verklaring van aanwezige getuigen of andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. Gelet daarop is die door de verdachte gestelde feitelijke toedracht naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden.
De aangever heeft verklaard dat hij tijdens het conflict een knietje van de verdachte heeft gekregen, waarbij het been of de knie van de verdachte tegen zijn geslachtsdeel is aangekomen en waarna de aangever bloed plaste. Dit knietje is niet waargenomen door de gehoorde getuigen en niet op de camerabeelden te zien die zijn gemaakt toen het incident al gaande was. Desalniettemin wordt de verklaring van de aangever hieromtrent in voldoende mate ondersteund door overige bewijsmiddelen in het dossier. Zo hebben de verbalisanten die korte tijd na het incident ter plaatse kwamen, om 23.15 uur, op foto’s die de aangever liet zien een penis waargenomen waarbij bloed uit de urinebuis kwam. Ook zijn er letselverklaringen in het dossier van de huisarts en de arts van de spoedeisende hulp, waar de aangever diezelfde nacht nog naartoe is gegaan, waaruit blijkt dat bloed uit de penis van de aangever kwam. Het hof is van oordeel dat, nu vaststaat dat er een fysiek conflict plaatsvond tussen de verdachte en de aangever en het waargenomen letsel volgens het hof goed past bij de door de aangever opgegeven toedracht, wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de aangever een knietje in zijn geslachtsdeel heeft gegeven. Van een andere mogelijke oorzaak voor het bloed in de urine, zoals de door de verdediging aangevoerde prostaatkanker, is niet gebleken. Uit voornoemde letselverklaringen blijkt immers dat de voorgeschiedenis van de aangever – waarbij inderdaad melding wordt gemaakt van prostaatkanker – bij de artsen bekend was en zij desondanks de door de aangever gemelde klachten niet aan die ziekte relateren. De huisarts spreekt van ‘traumatische hematurie’, wat betekent dat sprake was van bloed in de urine door trauma.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat de aangever pijn en/of letsel heeft bekomen als gevolg van het tenlastegelegde duwen/stoten tegen buik/lichaam. Aangezien dit een voorwaarde is voor bewezenverklaring ter zake van mishandeling, zal het hof van dit onderdeel vrijspreken.
Tot slot acht het hof met de advocaat-generaal en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangever in/tegen het gezicht of het lichaam heeft geslagen, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 juni 2021 te Wormer, gemeente Wormerland, [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] een knietje tegen zijn geslachtsdeel te geven.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij zijn twee bijzondere voorwaarden opgelegd, namelijk een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling, door het slachtoffer een knietje in zijn geslachtsdeel te geven. Als gevolg daarvan heeft het slachtoffer pijn en letsel ondervonden. De verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en diens gevoel van veiligheid aangetast, met name nu de mishandeling plaatsvond voor de woning van het slachtoffer en er kennelijk sprake was van eerdere conflicten tussen de verdachte en het slachtoffer. Dergelijk geweld, gepleegd op de openbare weg, brengt verder gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg bij de personen die getuige zijn geweest van het feit en omwonenden en de samenleving in het algemeen.
Het hof heeft gelet op straffen die ter zake van mishandeling plegen te worden opgelegd en die hun weerslag vinden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor een mishandeling, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend, een geldboete van € 750,00 genoemd.
Het hof houdt in er in strafverzwarende zin rekening mee dat sprake is geweest van een grove mishandeling door een knietje te geven op een gevoelige en kwetsbare plek. Ook houdt het hof er in strafverzwarende zin rekening mee dat de verdachte blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 maart 2023 eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor mishandelingen, ook al zijn deze veroordelingen ouder dan vijf jaren ten tijde van het bewezenverklaarde feit.
Gelet op het voorgaande is een geldboete naar het oordeel van het hof een gepasseerd station en is de oplegging van een taakstraf, gelijk aan de taakstraf die door de politierechter is opgelegd, passend en geboden. Het hof zal deze taakstraf evenals de politierechter in een deels voorwaardelijke vorm opleggen, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden om nogmaals (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof geen aanleiding om in het voordeel van de verdachte van de eerder door de politierechter opgelegde straf af te wijken.
Het hof houdt er tot slot rekening mee dat de reclassering, anders dan in eerste aanleg, in een advies van 7 juli 2022 heeft geadviseerd om de verdachte geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Anders dan de politierechter zal het hof de verdachte derhalve geen meldplicht of behandelplicht opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 50 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot immateriële schadevergoeding. Deze bedraagt € 300,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, te weten mishandeling, rechtstreeks schade heeft geleden. Hij heeft lichamelijk letsel opgelopen. Het hof overweegt dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij meebrengen dat van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 BW sprake is.
Het hof zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar billijkheid schatten op € 300,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 21 juni 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. N. van der Wijngaart en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 maart 2023.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
[…]