ECLI:NL:GHAMS:2023:782

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
23-002064-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van dealen in verdovende middelen na onvoldoende bewijs van betrokkenheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was beschuldigd van het dealen in verdovende middelen, specifiek cocaïne en heroïne, in de periode van 1 juni 2017 tot en met 15 februari 2018. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk bereiden, bewerken, verkopen en vervoeren van deze verdovende middelen. Tijdens het onderzoek in hoger beroep is gebleken dat de politie een zogenaamde 'dealtelefoon' had getapt, waarvan de verdachte werd verdacht de gebruiker te zijn. Echter, het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte aan deze telefoon te koppelen. Er was geen duidelijkheid over de stemherkenning en de observaties waren niet voldoende om de verdachte als gebruiker van de dealtelefoon aan te wijzen. Bovendien was het niet vast te stellen welke gesprekken de verdachte daadwerkelijk had gevoerd. Het hof concludeerde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij het tenlastegelegde had begaan en sprak hem vrij. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002064-22
datum uitspraak: 30 maart 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 oktober 2021 in de strafzaak onder parketnummer 09-809679-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1989,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 juni 2017 tot en met 15 februari 2018 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met eventuele aanvulling van gronden. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Vanwege een verdenking van handel in verdovende middelen heeft de politie een vermoedelijke ‘dealtelefoon’ met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (verder: - [telefoonnummer 1] ) getapt. Naar aanleiding van de afgeluisterde gesprekken zijn observaties verricht. Uit een onderzoek naar de historische gegevens van
- [telefoonnummer 1] is gebleken dat de telefoon regelmatig contact heeft met harddrugsgebruikers en met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (verder: - [telefoonnummer 2] ). In de diverse met voornoemde telefoonnummers gevoerde en afgeluisterde telefoongesprekken wordt in verhullende taal over drugs gesproken. Ook het nummer
- [telefoonnummer 2] blijkt herhaaldelijk contact te hebben met bekende harddrugsgebruikers. Op 22 december 2017 wordt er om 16:40 uur via telefoonnummer - [telefoonnummer 2] een afspraak gemaakt bij een avondwinkel en komt het nummer om 19.52 uur over de tap. Tijdens een observatie op diezelfde dag wordt er om 17:00 uur gezien dat een persoon voorbij de Night Shop fietst. Ook wordt gezien dat die persoon om 19:50 uur gebruik maakt van een mobiele telefoon en bij het geopende portier van een auto staat en contact maakt met de inzittende(n). Door een van de leden van het observatieteam wordt deze persoon herkend als de verdachte. Op 15 februari 2018 wordt bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 2] , een woning waarvan onder meer de verdachte een sleutel had en waar hij en anderen regelmatig kwamen, een telefoon gebruikmakend van nummer - [telefoonnummer 2] aangetroffen.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof is niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast te stellen dat de verdachte de gebruiker was van de telefoon met nummer - [telefoonnummer 2] . Allereerst merkt het hof op dat niet duidelijk is geworden waarom op basis van de zendmastgegevens verdachte aangemerkt kan worden als de gebruiker van voornoemd nummer. Verder wordt er in het dossier gesproken over een stemherkenning, maar niet is na te gaan op basis van welke gesprekken en hoe tot deze herkenning is gekomen. Ook het ter zitting in hoger beroep afgespeelde geluidsfragment heeft op dit punt geen duidelijkheid verschaft. Met betrekking tot de herkenning van de verdachte tijdens de observatie op
22 december 2017 is het hof van oordeel dat deze onvoldoende (controleerbaar) is om de verdachte op basis daarvan aan telefoonnummer - [telefoonnummer 2] te koppelen. Hierbij is van belang dat in het proces-verbaal van observatie niet staat vermeld waaraan de verdachte die avond is herkend, dit terwijl de persoon in het donker op de fiets reed en het observatieteam enkel over een foto van de verdachte beschikte. Bovendien verwachtte het observatieteam de verdachte ter plaatse aan te treffen, waardoor een vergissing onvoldoende uitgesloten kan worden. Ten slotte kan ook op basis van de omstandigheid dat de verdachte een sleutel had van de woning aan de Sophiastraat waarin een telefoon met nummer - [telefoonnummer 2] is aangetroffen, in welke woning hij zo nu en dan verbleef, niet de conclusie getrokken worden dat de verdachte de gebruiker was van dit nummer. De verdachte was immers niet de enige die een sleutel van deze woning had en deze woning werd door meerdere mensen bewoond/gebruikt.
Maar ook indien het hof zou aannemen dat de verdachte op 22 december 2017 de gebruiker was van telefoonnummer - [telefoonnummer 2] , dan nog is dit onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Uit de stukken blijkt immers niet aan welke van de (al dan niet drugsgerelateerde) gesprekken met nummer
- [telefoonnummer 2] de verdachte in de periode 1 juni 2017 tot en met 15 februari 2018 zou hebben deelgenomen, terwijl in het licht van het gehele dossier en het verhandelde ter zitting aannemelijk is geworden dat meerdere personen dit telefoonnummer in die periode hebben gebruikt. Ook de constateringen op
22 december 2017, het langsfietsen bij een avondwinkel en het contact maken met (een) inzittende(n) van een auto, bieden, in relatie tot de die dag gevoerde gesprekken, onvoldoende grond om tot een bewezenverklaring te komen.
De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. N.E. Kwak en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 maart 2023.
=========================================================================
[… 1]