ECLI:NL:GHAMS:2023:780

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
23-001912-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en veroordeling voor bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1963 en thans gedetineerd, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling. De tenlastelegging omvatte bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en witwassen van een geldbedrag van ongeveer 12.160 euro. Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 maart 2023 heeft de verdachte verklaard dat het geld afkomstig was uit de verkoop van een appartement in Marokko en zijn bedrijf in Amsterdam. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte voldeed aan de vereisten om het vermoeden van witwassen te ontzenuwen, en sprak de verdachte vrij van het tweede tenlastegelegde feit. Wat betreft de bedreiging oordeelde het hof dat de verdachte de woorden had geuit die in de tenlastelegging stonden, en dat deze woorden bij de aangever redelijke vrees voor zijn leven konden opwekken. Het hof verklaarde het onder 1 tenlastegelegde bewezen, maar legde geen straf of maatregel op, gezien de omstandigheden van de zaak en de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001912-20
datum uitspraak: 24 maart 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 november 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-238175-19 tegen:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1963,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 oktober 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [benadeelde01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde01] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga naar mijn kamer en ik pak daar een mes of pistool en dan maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 3 oktober 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal ongeveer 12.160 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
en/of
van een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal ongeveer 12.160 euro) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde, reeds omdat een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen ontbrak, nog daargelaten dat de verdachte een concrete en verifieerbare verklaring over de herkomst van het aangetroffen geld heeft afgelegd.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er weliswaar een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen bestond, maar dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde, nu de verklaring die de verdachte heeft afgelegd over de herkomst van het geld voldoet aan de vereisten die daaraan worden gesteld en zij deze verklaring gelooft.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de raadsvrouw, is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat de omstandigheden waaronder het geldbedrag van ruim twaalfduizend euro in de kamer van de verdachte in een hostel is aangetroffen – de hoogte van het bedrag, contant, in verschillende coupures van 20 (158 stuks), 50, 100 en 200 euro en opgeborgen in een koffer – het vermoeden rechtvaardigden dat het geldbedrag een criminele herkomst heeft. Daarbij weegt mee de omstandigheid dat het geldbedrag werd aangetroffen tijdens een doorzoeking op grond van de Wet wapens en munitie die verband hield met de onder 1 ten laste gelegde bedreiging, tijdens welke doorzoeking ook veel medicijnen als Lorazepam en Venlafaxine werden aangetroffen.
Naar bestendige jurisprudentie kan dit vermoeden ontzenuwd worden als de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring aflegt over de herkomst van het geld en nader onderzoek door het openbaar ministerie naar deze verklaring uitblijft.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep over de herkomst van het geld verklaard dat hij een appartement in Marokko en zijn bedrijf in Amsterdam heeft verkocht. In verband met de verkoop van het bedrijf in Amsterdam ontving hij maandelijks een bedrag van de koper. De verdachte heeft ter onderbouwing van die verklaring de verkoopakte van het appartement in Marokko en een koopovereenkomst en een overeenkomst van geldlening betreffende de verkoop van het bedrijf overgelegd, alsmede bankafschriften, waaruit blijkt dat aan hem maandelijks als aflossing van een geldlening € 4.166,66 werd betaald in verband met de verkoop van het bedrijf.
De verklaring van de verdachte voldoet naar het oordeel van het hof aan de voornoemde vereisten en de verdachte heeft met zijn verklaring het witwasvermoeden voldoende ontzenuwd. Het openbaar ministerie is ook tot deze conclusie gekomen en heeft daarom afgezien van nader onderzoek. Op grond van het vorenstaande is niet wettig en overtuigend bewezen dat het geldbedrag van ruim twaalfduizend euro van enig misdrijf afkomstig is, zodat vrijspraak van dit feit dient te volgen.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte ook dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat door het ten laste gelegde handelen van de verdachte bij de aangever niet in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de verdachte hem daadwerkelijk zou doden.
De advocaat-generaal heeft tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde gerekwireerd.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat de bedreigde op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte daarop was gericht.
Uit de verklaringen van de aangever (dossierpagina’s 1-3) en de getuige [getuige] (dossierpagina 17 en het proces-verbaal van diens verhoor bij de raadsheer-commissaris) blijkt dat de verdachte de woorden zoals opgenomen in de tenlastelegging heeft geuit. De verdachte heeft deze onmiskenbaar dreigende woorden direct richting de aangever geuit toen de aangever – in zijn hoedanigheid van beveiliger in het hostel – de verdachte aansprak op zijn storende gedrag en na een waarschuwing hem gebood het hostel te verlaten. De door de verdachte geuite bedreiging was dusdanig concreet, van dien aard en is onder zodanige omstandigheden gedaan dat bij de aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou verliezen. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 oktober 2019 te Amsterdam [benadeelde01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde01] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga naar mijn kamer en ik pak daar een mes of pistool en dan maak ik je dood".
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Geen straf of maatregel

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep bij het bepalen van een eventueel op te leggen straf acht geslagen op de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een beveiliger die zijn werk in een hostel deed bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Dit is een ernstig feit dat bij de aangever gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt.
De verdachte verblijft momenteel in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) nadat hem, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 15 februari 2023, op 21 december 2021 de ISD-maatregel is opgelegd voor de duur van twee jaren. Het bewezen verklaarde feit dateert van voor de datum van het opleggen van de ISD-maatregel, en ook van voor de pleegdatum van het in die zaak bewezen verklaarde feit, en het hof acht oplegging van een onvoorwaardelijke straf voor het bewezen verklaarde feit daarom niet meer passend en geboden.
Daarnaast is de verdachte na het plegen van het onderhavige feit onder andere twee keer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan momenteel de proeftijden nog lopen. Bij één van deze veroordelingen zijn bovendien bijzondere voorwaarden opgelegd. Ook het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, acht het hof daarom niet opportuun.
In dit licht bezien acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd, te meer nu in hoger beroep de redelijke termijn met vijftien maanden is overschreden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Jongeling, mr. P. Greve en mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 maart 2023.
=========================================================================
[…]