In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, was aangeklaagd voor het mishandelen van een politieambtenaar en voor wederspannigheid tijdens zijn aanhouding op 8 mei 2019 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het slaan van de politieambtenaar [slachtoffer01] en het verzetten tegen de aanhouding door meerdere politieambtenaren. Tijdens de rechtszittingen in hoger beroep op 22 april 2021 en 19 januari 2023 heeft het hof de verklaringen van de verbalisanten en de beschikbare camerabeelden beoordeeld. Het hof kwam tot de conclusie dat de camerabeelden (deels) niet of onvoldoende overeenkwamen met de verklaringen van de verbalisanten, wat leidde tot twijfels over de bewijsvoering. Het hof oordeelde dat de beschikbare bewijsmiddelen niet de vereiste mate van overtuiging boden om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. Daarom werd het vonnis van de politierechter vernietigd en werd de verdachte vrijgesproken van zowel de mishandeling als de wederspannigheid. De uitspraak benadrukt het belang van consistente en overtuigende bewijsvoering in strafzaken.