In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige 1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder de beschikking van de kinderrechter van 10 en 17 oktober 2022 aangevochten, waarin de uithuisplaatsing was goedgekeurd. De moeder stelde dat er geen acute noodsituatie was en dat de gronden voor uithuisplaatsing niet meer aanwezig waren. De vader en de gecertificeerde instelling (GI) verweerden zich tegen deze stelling en stelden dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was vanwege ernstige zorgen over de veiligheid van [minderjarige 1]. Het hof oordeelde dat er ten tijde van de spoeduithuisplaatsing sprake was van een acute bedreigende situatie voor de minderjarige, waarbij niet kon worden volstaan met minder ingrijpende maatregelen. De moeder had niet voldoende aangetoond dat zij in staat was om een veilig opvoedklimaat te bieden. Het hof concludeerde dat de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] bij de vader noodzakelijk bleef en bekrachtigde de eerdere beschikkingen van de kinderrechter. De moeder's verzoeken werden afgewezen.