ECLI:NL:GHAMS:2023:770

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
200.318.125/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling van minderjarige in het kader van ouderschap na beëindiging relatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de vader om samen met de moeder belast te worden met het gezag over hun minderjarige kind, en om een omgangsregeling vast te stellen. De vader, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank, stelde dat er gewijzigde omstandigheden waren die een herziening van het gezag en de omgang rechtvaardigden. De moeder daarentegen voerde aan dat de situatie onveranderd was en dat omgang met de vader onveilig was voor het kind, gezien de agressieproblematiek van de vader en de slechte communicatie tussen de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat er geen wezenlijke veranderingen waren in de omstandigheden sinds de eerdere beslissingen en dat de belangen van het kind in gevaar zouden komen bij een wijziging van het gezag of het toestaan van omgang. De raad voor de kinderbescherming adviseerde ook om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft uiteindelijk de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.318.125/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/717305 / FA RK 22-2848
Beschikking van de meervoudige kamer van 28 maart 2023 (bij vervroeging) in de zaak van
[de vader] ,
wonende in [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.B. Chylinska te Zaandam,
en
[de moeder] ,
wonende in [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.J.M. Kleiweg te Amsterdam.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd in Den Haag,
locatie [plaats B] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 3 augustus 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 27 oktober 2022 in hoger beroep gekomen van bovengenoemde beschikking van de rechtbank van 3 augustus 2022.
2.2
Bij het hof zijn daarna de volgende stukken binnengekomen:
- een bericht van de zijde van de vader van 29 november 2022 met bijlagen, op 30 november 2022;
- een bericht van de zijde van de vader van 12 december 2022 met bijlage, op 13 december 2022;
- een bericht van de zijde van de vader van 15 februari 2023 met bijlage, op 15 februari 2023.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 17 februari 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de advocaat van de vader;
- de advocaat van de moeder;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V. Aelbers.
De vader en de moeder zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet in persoon verschenen.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de moeder en de vader (hierna samen ook te noemen: de ouders) is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), [in] 2015 in [plaats B] .
3.2
Bij beschikking van de rechtbank van 30 november 2016 is het gezamenlijk gezag van de ouders over [minderjarige] beëindigd en is de moeder belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] . Deze beslissing is bij beschikking van 31 oktober 2017 van dit hof vernietigd.
3.3
Bij beschikking van dit hof van 14 januari 2020 is een informatieregeling bepaald, die inhoudt dat de moeder de vader in elke even maand per e-mail een update dient te geven over [minderjarige] , de moeder de vader elke maand februari en elke maand oktober per e-mail een recente goed gelijkende kleurenfoto van [minderjarige] dient te sturen en een kopie van ieder schoolrapport van [minderjarige] dient te sturen, alles op straffe van een dwangsom.
3.4
Bij beschikking van de rechtbank van 9 december 2020 is, voor zover thans van belang, het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en is bepaald dat de moeder alleen het gezag over [minderjarige] toekomt. Het verzoek van de moeder om de bij beschikking van dit hof van 14 januari 2020 bepaalde informatieregeling te wijzigen, kort gezegd, in die zin dat de moeder niet verplicht is informatie aan de vader te verschaffen en haar geen dwangsom zal worden opgelegd, is door de rechtbank afgewezen. Het hof heeft deze beschikking bij beschikking van 26 oktober 2021 bekrachtigd.
3.5
Bij beschikking van de rechtbank van 24 maart 2021 is het verzoek van de vader om een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen, afgewezen. Bij beschikking van dit hof van 26 oktober 2021 is deze beschikking bekrachtigd.
3.6
Bij vonnis in kort geding van 11 april 2022 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank de vordering van de vader, om de moeder te verplichten om de in de beschikking van dit hof van 14 januari 2020 opgelegde informatieverplichting na te komen op straffe van een dwangsom en op straffe van lijfsdwang, afgewezen.
3.7
Bij vonnis in kort geding van 20 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank bepaald dat de beschikking van dit hof van 14 januari 2020 ten aanzien van de daarin aan de moeder opgelegde informatieregeling maximaal drie keer ten uitvoer kan worden gelegd bij lijfsdwang voor de duur van telkens vier uur, voor iedere keer dat de moeder na betekening van dit vonnis geen (volledige) uitvoering geeft aan de informatieregeling.
3.8
[minderjarige] stond sinds 23 februari 2016 onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming regio [plaats B] (hierna: de GI). Deze ondertoezichtstelling is nadien telkens verlengd, laatstelijk tot 23 mei 2022. Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank van 12 mei 2022 is het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van twaalf maanden, afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn, voor zover in hoger beroep van belang, de verzoeken van de vader om hem samen met de moeder te belasten met het gezag over [minderjarige] en om een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen, afgewezen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, om hem samen met de moeder te belasten met het gezag over [minderjarige] en een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te leggen, die inhoudt dat [minderjarige] bij de vader verblijft:
- een weekend om de veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondagavond 20.00 uur;
- elke woensdagmiddag en de helft van alle feestdagen en reguliere schoolvakanties,
althans een regeling vast te stellen die het hof juist acht.
4.3
De moeder verzoekt de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Deze zaak gaat over het verzoek van de vader om hem samen met de moeder (opnieuw) te belasten met het gezag over [minderjarige] en om een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen.
Wettelijk kader
5.2
Op grond van artikel 1:253o van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen beslissingen waarbij een ouder alleen met het gezag is belast op verzoek van de ouders of van een van hen door de rechter worden gewijzigd op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Een verzoek om gezamenlijk met de andere ouder met het gezag te worden belast wordt met analoge toepassing van artikel 1:253c lid 2 slechts afgewezen indien:
a. er nog steeds een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.3
Op grond van artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Standpunten van partijen
5.4
De vader stelt dat de rechtbank zijn verzoek om hem wederom te belasten met het gezag over [minderjarige] en om een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en [minderjarige] ten onrechte heeft afgewezen en voert daartoe het volgende aan. De vader wil zijn vaderrol actief vervullen en de moeder maakt hem dit bewust onmogelijk. De moeder bemoeilijkt de communicatie ernstig. De vader wordt hierdoor gestraft, daar zijn verzoeken juist worden afgewezen vanwege de slechte communicatie tussen partijen. De moeder doet er alles aan om de vader uit het leven van [minderjarige] te krijgen en wordt beloond door zich niet te houden aan de uitspraken van de rechtbank. Zij heeft hiervoor geen goede reden en schaadt hiermee de belangen van [minderjarige] . Gezamenlijk gezag zal in deze (uitzonderlijke) situatie helpend zijn, omdat dit voor de moeder een prikkel zal zijn om in actie te komen en in overleg te gaan met de vader. Toewijzing van de verzoeken van de vader is de enige manier waarop nog kan worden voorkomen dat [minderjarige] de vader uiteindelijk zal vergeten. Onder begeleiding van de juiste hulpverlening, zoals Parallel Ouderschap, zal het gezamenlijk gezag op een normale manier kunnen worden uitgevoerd.
Ook de omgang zal op die manier weer kunnen worden opgestart. Bovendien is er sprake van gewijzigde omstandigheden. De vader is actief bezig om zijn leven te verbeteren. Zo heeft hij onder andere zijn studie afgerond en werkt hij.
Ter zitting in hoger beroep heeft de advocaat van de vader nog aangevoerd dat de vader heeft deelgenomen aan de online (driftkikker) training ‘van heet naar koel’, waarvan hij het bewijs van deelname van 15 januari 2023 in het geding heeft gebracht. Inforsa concludeerde na het intakegesprek met de vader dat er geen hulpvraag was en de vader heeft dan ook geen hulp nodig. Er is dus geen reden voor de vader om zich bij De Waag aan te melden. ‘Out of the box’ denkend, moet dan nu maar eens geprobeerd worden om de vader wel mede met het gezag over [minderjarige] te belasten; voor [minderjarige] zal dat niets uitmaken.
De bestreden beschikking moet dan ook worden vernietigd en zijn verzoeken met betrekking tot het gezag en de omgang moeten (alsnog) worden toegewezen, aldus de vader.
5.5
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de verzoeken van de vader om hem mede te belasten met het gezag over [minderjarige] en om een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen, moeten worden afgewezen. De rechtbank heeft een juiste beslissing genomen door de verzoeken van de vader af te wijzen. De vader voert al jarenlang procedures. De vader is al sinds 2015 gewelddadig en heeft geweld gebruikt tegen zowel de moeder als [minderjarige] . Ieder jaar zijn er opnieuw incidenten met de vader en steeds blijkt dat bij hem sprake is van agressieproblematiek. De angst van de moeder voor hem blijft onveranderd. Zo heeft de vader zich ten tijde van de ondertoezichtstelling ook dreigend opgesteld jegens de gezinsmanager, waardoor het LET team moest worden ingeschakeld. Tijdens zittingen bij de rechtbank was er zowel voor de moeder als voor haar advocaat beveiliging nodig. De vader dient zich voor zijn agressieproblematiek te laten behandelen en dat is tot op het heden niet gebeurd. Er is geen informatie van Inforsa overgelegd en een online training zegt niets.
De vader en [minderjarige] hebben in 2015 voor het laatst fysiek contact met elkaar gehad. Gezamenlijk gezag is niet in het belang van [minderjarige] en omgang is nog onveilig. De situatie is dan ook sinds de beschikking van het hof van 26 oktober 2021 niet veranderd, zodat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.
Advies van de raad
5.6
De raad heeft het hof ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. Beide ouders zullen serieuze stappen moeten zetten. Dat is al sinds 2015 het geval. Voor gezamenlijk gezag moet ten minste sprake zijn van een minimale vorm van communicatie tussen de ouders. Dit betekent dat de ouders ten minste op minimaal niveau met elkaar informatie moeten kunnen delen en moeten kunnen overleggen over wat de beste koers is voor [minderjarige] . Dat is op dit moment niet mogelijk, maar beide ouders moeten daarin stappen gaan zetten.
Van contactherstel en omgang kan pas sprake zijn als de vader serieus aan de slag gaat met agressieregulatietherapie. De omstandigheid dat er geen grip is op de agressie van de vader maakt de situatie voor [minderjarige] thans onveilig en onvoorspelbaar. Anders dan Inforsa kan De Waag agressieregulatietherapie geven, ook zonder dat er een hulpvraag is geformuleerd.
Oordeel van het hof
Gezag
5.7
Het hof overweegt ten aanzien van het verzoek van de vader met betrekking tot het gezag als volgt. Voor wijziging van een rechterlijke beslissing waarbij een van de ouders is belast met het eenhoofdig gezag moet de situatie sinds die beslissing zodanig zijn veranderd dat het niet langer in het belang is van het kind om het eenhoofdig gezag te handhaven. Alleen als de communicatie tussen de ouders zich zodanig heeft gewijzigd dat zij in staat zijn om afspraken te maken, is er reden om wegens gewijzigde omstandigheden beide ouders met het gezag te belasten.
Het hof is, evenals de rechtbank in de bestreden beschikking, van oordeel dat de situatie van de ouders sinds de hiervoor onder 3.4 genoemde beschikking van dit hof van 26 oktober 2021 - waarin de beslissing van de rechtbank om het gezamenlijk gezag tussen partijen te beëindigen en te bepalen dat de moeder voortaan alleen het gezag over [minderjarige] toekomt, is bekrachtigd - onveranderd is. In genoemde beschikking is onder andere overwogen dat er tussen de ouders sinds geruime tijd sprake is van een zeer moeizame verstandhouding. Tijdens hun relatie en hun uiteengaan in 2015 is sprake geweest van ruzies en agressie. De vader heeft in die periode een tijdelijk contact- en straatverbod opgelegd gekregen. De moeder heeft de omgang tussen de vader en [minderjarige] in december 2015 stopgezet, nadat tussen de ouders ruzie was ontstaan in het bijzijn van [minderjarige] . Van februari 2016 tot mei 2022 stond [minderjarige] onder toezicht van de GI, mede vanwege de spanningen, ruzies en agressie tussen de ouders. Ook de GI achtte het op enig moment niet meer mogelijk om de omgang tussen de vader en [minderjarige] te faciliteren, omdat zij de veiligheid van [minderjarige] niet meer kon waarborgen, en heeft met een schriftelijke aanwijzing de omgang stopgezet. Voorts is door het hof overwogen dat de voor gezamenlijke gezagsuitoefening minimaal noodzakelijke communicatie tussen de ouders ontbrak. De ouders communiceerden niet met elkaar, de moeder verstrekte de vader onvoldoende informatie en er was nog altijd sprake van strijd.
5.8
Het hof concludeert dat deze situatie nog altijd niet is veranderd. Van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan eenhoofdig gezag op dit moment niet meer in het belang is van [minderjarige] , is dan ook geen sprake. Ook is gesteld noch gebleken dat bij het nemen van de beslissing waarbij het gezamenlijk gezag is beëindigd, is uitgegaan van onjuiste gegevens. Dat de ouders nog altijd niet (direct) met elkaar kunnen communiceren, wordt door hen ook niet betwist. Ook ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de situatie tussen de ouders de afgelopen periode niet is verbeterd en dat er veel spanningen zijn tussen de ouders. Onder die omstandigheden kan gezamenlijke gezagsuitoefening niet aan de orde zijn. Het standpunt dat het gezamenlijk gezag met inzet van hulpverlening in de situatie van de ouders juist een oplossing zou kunnen bieden, zoals de advocaat van de vader zowel in het beroepschrift als ter zitting heeft betoogd, volgt het hof niet. Zoals hiervoor is overwogen en door de raad ter zitting is benadrukt, is voor gezamenlijk gezag een minimale vorm van communicatie nodig en die ontbreekt thans nog steeds. Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat afwijzing van het verzoek van de vader nog steeds in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. De bestreden beschikking zal dan ook ten aanzien van het gezag worden bekrachtigd.
Omgang
5.9
Het hof overweegt gelet op het voorgaande dat ook voor wat betreft de door de vader verzochte omgangsregeling heeft te gelden dat de omstandigheden sinds de onder 3.5 genoemde beschikking van dit hof van 26 oktober 2021 niet zijn veranderd. Het hof achtte omgang op dat moment in strijd met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] . Nu de situatie tussen de ouders nog altijd onveranderd is, is dit naar het oordeel van het hof thans nog steeds het geval. Daarbij komt dat de vader onvoldoende heeft onderbouwd dat bij hem geen sprake (meer) is van agressieregulatieproblematiek. Het door hem overgelegde bewijs van deelname aan een online training ‘driftkikker’ is daartoe onvoldoende. Het hof wijst in dit verband op hetgeen de raad ter zitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht met betrekking tot een door de vader te volgen traject bij De Waag. De vader zou daar kunnen worden geholpen ongeacht of bij hem een (concrete) hulpvraag bestaat. Nu de vader nog altijd niet aan de slag is gegaan met agressieregulatietherapie, hetgeen reeds lange tijd als noodzakelijk vereiste wordt gesteld aan mogelijk contactherstel tussen de vader en [minderjarige] , is de situatie dus ook op dit punt onveranderd. Het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en [minderjarige] zal dan ook worden afgewezen en de bestreden beschikking zal ook op dit punt worden bekrachtigd.
5.1
Met de raad is het hof van oordeel dat beide ouders, in het belang van [minderjarige] , stappen dienen te zetten om met elkaar een vorm te vinden om over [minderjarige] te communiceren. Alleen op die manier zal verandering kunnen ontstaan in de huidige situatie. Daarnaast is het aan de vader om zich, zoals hiervoor is overwogen, te wenden tot De Waag om hulp te krijgen voor zijn agressieregulatieproblematiek. De moeder dient de vastgestelde informatieregeling na te komen, waarbij het ook aan haar is om hierin te zoeken naar mogelijkheden, zoals het inschakelen van een derde, die haar hierbij kan helpen.
5.11
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Miedema, mr. A. van Haeringen en
mr. C.E. Buitendijk, in tegenwoordigheid van mr. H. Sapir als griffier, en is op 28 maart 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.