In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de vader om samen met de moeder belast te worden met het gezag over hun minderjarige kind, en om een omgangsregeling vast te stellen. De vader, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank, stelde dat er gewijzigde omstandigheden waren die een herziening van het gezag en de omgang rechtvaardigden. De moeder daarentegen voerde aan dat de situatie onveranderd was en dat omgang met de vader onveilig was voor het kind, gezien de agressieproblematiek van de vader en de slechte communicatie tussen de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat er geen wezenlijke veranderingen waren in de omstandigheden sinds de eerdere beslissingen en dat de belangen van het kind in gevaar zouden komen bij een wijziging van het gezag of het toestaan van omgang. De raad voor de kinderbescherming adviseerde ook om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft uiteindelijk de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling werd afgewezen.