Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van de procedure bij de kantonrechter
2.De procedure in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de bewindvoering over de rechthebbende, geboren in 1982. De kantonrechter had eerder op 16 februari 2022 het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind afgewezen. De rechthebbende is in hoger beroep gekomen, stellende dat er geen noodzaak meer is voor het bewind, omdat hij geen schulden meer heeft en in staat is zijn financiën zelf te beheren. De bewindvoerder, vertegenwoordigd door mr. S. Faber, betwistte dit en stelde dat de rechthebbende nog steeds professionele hulp nodig heeft en dat de gronden voor het bewind nog aanwezig zijn.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 november 2022 heeft de rechthebbende zijn standpunt toegelicht, maar het hof oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de redenen voor het bewind niet meer van toepassing zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende nog steeds worstelt met financiële beslissingen en dat hij een wietverslaving heeft. De bewindvoerder heeft geprobeerd de rechthebbende meer financiële zelfstandigheid te bieden, maar dit heeft niet geleid tot een verbetering van zijn situatie. Het hof concludeert dat de bewindvoering noodzakelijk blijft om de rechthebbende te beschermen tegen ondoordachte financiële beslissingen.
Daarom heeft het hof de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en het verzoek van de rechthebbende in hoger beroep afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter, met de betrokken rechters en de griffier aanwezig.