ECLI:NL:GHAMS:2023:76

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
200.309.869/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en vakantie- en feestdagenregeling in een ouderschapsconflict

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling en de vakantie- en feestdagenregeling voor een minderjarige, geboren uit de relatie van de man en de vrouw. De man, verzoeker in hoger beroep, en de vrouw, verweerster in hoger beroep, zijn in een geschil verwikkeld over de invulling van de zorgregeling na hun scheiding. De rechtbank had eerder op 30 maart 2022 een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, die door de man in hoger beroep werd betwist. De man verzocht om een uitbreiding van de zorgregeling in de oneven weken, terwijl de vrouw de bestreden beschikking wilde bekrachtigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 oktober 2022, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was, werd de situatie van de minderjarige besproken. Het hof oordeelde dat de ouders het niet eens konden worden over de zorgregeling, wat leidde tot spanningen die de minderjarige beïnvloedden. Het hof benadrukte het belang van een duidelijke en regelmatige zorgregeling voor het welzijn van de minderjarige en dat beide ouders betrokken moeten zijn bij haar opvoeding.

Het hof heeft de verzoeken van de man en de vrouw zorgvuldig afgewogen en heeft besloten dat de reguliere zorgregeling in de even weken blijft zoals door de rechtbank vastgesteld, terwijl de zorgregeling in de oneven weken wordt aangepast. De man zal de minderjarige in de oneven weken van vrijdag uit school tot maandag naar school bij hem laten verblijven. De vakantie- en feestdagenregeling is ook vastgesteld, waarbij de minderjarige in de even en oneven jaren bij de respectieve ouders verblijft. Het hof heeft de ouders aangespoord om in onderling overleg flexibel om te gaan met de zorgregeling, in het belang van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.309.869/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/689498/FA RK 20-5669
Beschikking van de meervoudige kamer van 17 januari 2023 inzake
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. K. van der Meij te Amsterdam,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.M. Uittenhout te Amsterdam.
Het hof heeft als (overige) belanghebbende aangemerkt:
- [minderjarige ] (verder te noemen: [minderjarige ] ), geboren [in] 2016 te [plaats A] .
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie: [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 30 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De man is op 28 april 2022 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 30 maart 2022.
2.2
De vrouw heeft op 3 juni 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
Het hof heeft het volgende stuk ontvangen:
- een brief van de vrouw van 3 oktober 2022, ingekomen op 4 oktober 2022, met daarin een verzoek in hoger beroep.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 14 oktober 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw I.L.C. Stuifbergen.
Raadsheer mr. Buitendijk was – vanwege covid beperkingen – aanwezig via een videoverbinding.

3.De feiten

3.1
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de man en de vrouw (verder gezamenlijk te noemen: de ouders) is [minderjarige ] geboren.
De ouders oefenen sinds de – in zoverre niet bestreden – beschikking van 30 maart 2022 gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige ] .
3.2
Op 26 oktober 2020 is door de rechtbank een voorlopige omgangsregeling bepaald tussen de man en [minderjarige ] van één keer per veertien dagen op zaterdag van 10.00 uur tot 13.00 uur met inachtneming van hetgeen in die beschikking onder rechtsoverwegingen 4.1 en 4.2 is overwogen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, de volgende zorgregeling bepaald:
- in de even weken haalt de man [minderjarige ] op donderdag uit school en brengt hij haar vrijdag naar school. In de oneven weken haalt de man [minderjarige ] op donderdag uit school en brengt hij haar zaterdag om 19.00 uur naar de vrouw;
- per 1 juli 2022 haalt de man [minderjarige ] (zo begrijpt het hof: in de oneven weken) op vrijdag uit school en brengt hij haar op zondagavond 17.00 uur naar de vrouw;
- per 1 december 2022 haalt de man [minderjarige ] (zo begrijpt het hof: in de oneven weken) op vrijdag uit school en brengt hij haar maandagochtend naar school.
De reguliere zorgregeling geldt niet tijdens de schoolvakanties. Tijdens de schoolvakanties geldt de volgende regeling:
- kerstvakantie: tijdens de oneven jaren is [minderjarige ] in de kerstvakantie van 24 december 12.00 uur tot 26 december 12.00 uur en van 29 december 12.00 uur tot 31 december 12.00 uur bij de man en tijdens de even jaren van 22 december 12.00 uur tot 24 december 12.00 uur en van
30 december 12.00 uur tot 1 januari 12.00 uur;
- zomervakantie: in de weken dat de vrouw niet met [minderjarige ] op vakantie is, geldt de reguliere zorgregeling, in die zin dat [minderjarige ] in de even weken bij de man verblijft van donderdag 12.00 uur tot zaterdag 12.00 uur en in de oneven weken van vrijdag 12.00 uur tot zondag 19.00 uur; - vanaf 2023 zal [minderjarige ] in de zomervakantie één week bij de man verblijven en vanaf 2024 twee weken, waarbij de datum tijdig in overleg met elkaar afgestemd dient te worden;
- meivakantie: [minderjarige ] verblijft een week van de meivakantie, door de vrouw in maart voorafgaand te bepalen, bij de vrouw, in de andere week verblijft [minderjarige ] bij de man van donderdag 12.00 uur tot zaterdag 19.00 uur;
- krokusvakantie en herfstvakantie: vanaf 2023 verblijft [minderjarige ] in de even jaren de krokusvakantie bij de man en in de oneven jaren de herfstvakantie.
Als de overdracht niet via school of buitenschoolse opvang gaat, brengt de vrouw [minderjarige ] naar de man en brengt de man [minderjarige ] terug naar de vrouw.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre,
ten aanzien van de reguliere zorgregeling:
- dat [minderjarige ] in de oneven weken van donderdag uit school tot vrijdag naar school bij haar vader verblijft en
- dat [minderjarige ] in de even weken van donderdag uit school tot maandagochtend naar school bij haar vader verblijft.
Ter zitting in hoger beroep heeft de man zijn verzoek gewijzigd in die zin dat hij verzoekt dat [minderjarige ] in de
oneven weken van donderdag uit school tot maandagochtend naar school bij de man verblijft. Ten aanzien van de even weken kan de man zich vinden in de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling, te weten dat de man [minderjarige ] op donderdag uit school haalt en op vrijdag naar school brengt.
Ten aanzien van de vakanties en feestdagenverzoekt de man deze bij helfte te verdelen, in het volgende schema:
- voorjaarsvakantie: elk jaar de helft (vrijdag uit school tot woensdag 12.00 uur) van de vakantie bij de man en de helft (van woensdag 12.00 uur tot maandag naar school) bij de vrouw, in de even jaren de eerste helft bij de man en de tweede helft bij de vrouw en in de oneven jaren andersom;
- meivakantie: elk jaar de helft van de vakantie bij de man en de helft van de vakantie bij de vrouw, in de even jaren de eerste helft bij de man en de tweede helft bij de vrouw en in de oneven jaren andersom;
- zomervakantie: elk jaar de helft van de vakantie bij de man en de helft bij de vrouw, in de even jaren de eerste drie weken bij de man en de tweede drie weken bij de vrouw en in de oneven jaren andersom (met uitzondering van 2022);
- herfstvakantie: elk jaar de helft van de vakantie bij de man en de helft bij de vrouw, in de even jaren de eerste helft bij de man en de tweede helft bij de vrouw en in de oneven jaren andersom;
- kerstvakantie: eerste week in de even jaren bij de man van maandag 12.00 uur tot maandag 12.00 uur, de tweede week van maandag 12.00 uur tot maandag naar school bij de vrouw en in de oneven jaren andersom, in de even jaren de Eerste Kerstdag bij de man (van 24 december
16
uur tot 25 december 16.00 uur), Tweede Kerstdag bij de vrouw (van 25 december 16.00 uur tot 26 december 16.00 uur) en in de oneven jaren andersom. Uitgangspunt moet zijn dat [minderjarige ] 8 nachten bij de vrouw en 8 nachten bij de man verblijft en zij bij beide 1 Kerstdag (inclusief avond en nacht ervoor) is;
- paasdagen: conform de normale zorgregeling met inachtneming van de vrije maandag. De man brengt [minderjarige ] dan om 17.00 uur naar de vrouw indien Pasen in ‘zijn weekend’ valt;
- Pinksteren: conform de normale zorgregeling met inachtneming van de vrije maandag. De man brengt [minderjarige ] dan om 17.00 uur naar de vrouw indien Pinksteren in ‘zijn weekend’ valt;
- Hemelvaartsdag: conform de normale zorgregeling, waarbij [minderjarige ] op de donderdag om 10.00 uur naar de man wordt gebracht en op vrijdag om 17.00 uur weer naar de vrouw, indien het niet het omgangsweekend van de man is;
- verjaardag [minderjarige ] : [minderjarige ] slaapt de nacht voor haar verjaardag in de oneven jaren bij de man, in de even jaren bij de vrouw. Dit houdt in: van 3 juni uit school tot 4 juni naar school of (bij geen school) van 3 juni 17.00 uur tot 4 juni 19.30 uur;
- [minderjarige ] is, als haar ouders het wensen, aanwezig op de verjaardag van zowel de man als de vrouw;
- op lesvrije dagen wordt [minderjarige ] door de vrouw in de ochtend naar de man gebracht, de man brengt haar aan het einde van de dag weer thuis.
Dan wel een regeling vast te stellen die het hof geraden voorkomt.
4.3
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover het betreft de door de rechtbank bepaalde reguliere zorgregeling in de even weken en de vakantie- en feestdagenregeling.
Ten aanzien van de reguliere zorgregeling in de oneven weken verzoekt zij, zo begrijpt het hof uit voornoemde brief van 3 oktober 2022, om te bepalen dat [minderjarige ] bij de man verblijft van vrijdag uit school tot zondagavond 17.00 uur.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De ouders verschillen van mening over de reguliere zorgregeling in de oneven weken en over de vakantie- en feestdagenregeling. Anders dan de man heeft bepleit, laat het hof het verzoek van de vrouw in haar brief van 3 oktober 2022 toe. Het hof ziet dit verzoek als een aanvulling van de zelfstandige verzoeken die de vrouw bij de rechtbank heeft gedaan. Daarbij komt dat de aard van deze zaak met zich brengt dat het hof op grond van de meest actuele gegevens en omstandigheden uitspraak dient te doen en de man door het gewijzigde verzoek van de vrouw niet in zijn procesbelangen is geschaad. Het verzoek was ruim voor de zitting in hoger beroep bekend en is niet complex, zodat de man zich hiertegen naar behoren heeft kunnen verweren.
Het wettelijk kader
5.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a, tweede lid, onder a Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de
uitoefening van het ouderlijk gezag; deze regeling kan omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken. Ingevolge het eerste lid van dit artikel dient de rechter in geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Volgens vaste jurisprudentie dient de rechter bij deze beoordeling de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Het belang van het kind staat daarbij voorop en dient een overweging van de eerste orde te zijn.
De standpunten
5.3
De man meent dat de door de rechtbank vastgestelde regeling niet voldoende tegemoet
komt aan het belang van [minderjarige ] om een vader in haar leven te hebben die een gelijkwaardige opvoedersrol vervult. Hij verzoekt daarom met betrekking tot de reguliere zorgregeling in de oneven weken, dat [minderjarige ] van donderdag uit school tot maandag naar school bij hem verblijft (waar dat in de even weken van donderdag uit school tot vrijdag naar school is) en daarnaast dat [minderjarige ] de helft van de vakanties en feestdagen bij hem is.
5.4
De vrouw is van mening dat een uitbreiding van de reguliere zorgregeling in de oneven weken zoals door de man verzocht (en deels ook door de rechtbank bepaald vanaf 1 december 2022) op dit moment te belastend is voor [minderjarige ] nu zij met het hulpverleningstraject ‘Piep zei de Muis’ is gestart. Dat traject zal eerst moeten zijn afgerond. Het is daarnaast van belang dat de ouders hulpverlening krijgen in de vorm van Ouderschap Blijft of een traject bij de Kindbehartiger, om zo te werken aan het onderlinge vertrouwen en de communicatie, voordat er gekeken kan worden naar uitbreiding van zowel de reguliere zorgregeling als de vakantie- en feestdagenregeling.
De vrouw verzoekt voorts om de reguliere zorgregeling in de oneven weken (ook na
1 december 2022) te beperken in die zin dat de man [minderjarige ] op vrijdag uit school haalt en haar op zondag 17:00 uur naar de vrouw brengt. De vrouw heeft aangevoerd dat [minderjarige ] nu al vaak huilerig is als zij na de omgang thuis komt bij de vrouw en dat [minderjarige ] er nog niet aan toe is om lang bij de vrouw vandaan te zijn.
5.5
De raad adviseert het hof om ten aanzien van de reguliere zorgregeling het verzoek van de man toe te wijzen. Ten aanzien van de vakantie- en feestdagenregeling adviseert de raad om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De raad meent dat er sprake is van een loyaliteitsconflict bij [minderjarige ] en daar zal bij Piep zei de Muis aandacht aan kunnen worden besteed. Een dagje meer of minder omgang met de vader is volgens de raad niet het probleem voor [minderjarige ] , maar de spanningen tussen de ouders zijn dat wel. Daarom acht de raad het van belang dat de ouders zich na de beslissing van het hof (opnieuw) wenden tot de hulpverlening, zoals kindbehartiger Verhelst, om te werken aan de vormgeving van hun gezamenlijk ouderschap.
De beoordeling door het hof
5.6
Sinds hun uiteengaan kunnen de ouders het niet eens worden over de zorgregeling. De communicatie tussen de ouders verloopt stroef en de overdrachtsmomenten gaan gepaard met spanningen. Eerdere hulpverleningsvormen zoals mediation en de Kindbehartiger hebben
helaas niet geleid tot vermindering van de spanningen en uit de uitlatingen die [minderjarige ] bij de
ouders doet, moet worden afgeleid dat zij daar last van heeft. Op advies van de Kindbehartiger is inmiddels hulpverlening voor [minderjarige ] ingezet in de vorm van Piep zei de Muis. De vrouw neemt in dit kader deel aan oudergesprekken en de man heeft – eveneens op advies van de Kindbehartiger – de cursus Triple P positief opvoeden gevolgd. Het hof ziet dit als een positieve ontwikkeling.
De reguliere zorgregeling
5.7
Vooropgesteld zij dat het in het belang van [minderjarige ] is dat zij tijd bij beide ouders doorbrengt, dat beide ouders betrokken kunnen zijn bij de schoolgang en ook vrije tijd met [minderjarige ] hebben. De ouders volgen momenteel de opbouw van de zorgregeling zoals door de rechtbank bepaald en dit verloopt goed. Zowel uit de stukken als ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [minderjarige ] het fijn vindt bij de man, maar ook dat zij last heeft van de spanningen tussen haar ouders. De spanningen tussen de ouders zijn belemmerend en belastend voor [minderjarige ] , en mede gelet daarop acht het hof een duidelijke en regelmatige zorgregeling van groot belang voor haar. Zolang de ouders nog niet in staat zijn elkaar te vertrouwen, elkaar ruimte te geven en beter samen te werken, zal er sprake zijn van een belasting voor [minderjarige ] , ongeacht de duur en vormgeving van de zorgregeling. Daarom acht het hof het van belang dat de ouders zich door middel van hulpverlening (blijven) inzetten voor vermindering van de onderlinge spanningen. De ouders hebben ter zitting in hoger beroep beiden te kennen gegeven hier in het belang van [minderjarige ] graag aan te willen werken.
Het hof kan zich vinden in de door de rechtbank voorgestelde opbouw van de reguliere zorgregeling en zal dan ook bepalen dat [minderjarige ] met ingang van de datum van deze beschikking
in de even weken van donderdag uit school tot vrijdag naar school bij de man verblijft en in de oneven weken van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school.
Een uitbreiding in de oneven weken naar de donderdag - zoals door de man verzocht - acht het hof nu niet in het belang van [minderjarige ] , gelet op de omstandigheid dat zij last ondervindt van de spanningen tussen haar ouders en in dat kader nu het traject Piep de Muis volgt. Een verdere uitbreiding van de zorgregeling in de oneven weken naar de donderdag acht het hof dan ook te belastend voor haar. Het hof zal dit verzoek van de man afwijzen. Voor een beperking van de weekendregeling, zoals de vrouw in haar brief van 3 oktober 2022 heeft verzocht, ziet het hof ook onvoldoende reden. [minderjarige ] is immers inmiddels goed gewend bij de man en heeft een goede band met hem. Dat, zoals de vrouw heeft betoogd, de aandoeningen van de man en de psychische gesteldheid van zijn nieuwe partner in de weg staan aan een goede uitvoering van een zorgregeling is naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd.
Vakanties
5.8
Het hof heeft bij de beslissingen in het kader van de vakantie- en feestdagenregeling laten meewegen dat [minderjarige ] belang heeft bij zo min mogelijk wisselingen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat, gelet op [minderjarige ] ’s leeftijd en haar binding met de man, de hierna te bepalen vakantieduur passend is en vakanties van een langere duur nog niet aan de orde zijn zolang de
ouders nog niet duurzaam in staat zijn om hun onderlinge spanningen weg te houden bij [minderjarige ] .
5.9
Ten aanzien van de
voorjaars/krokusvakantiezal het hof, net als de rechtbank, bepalen dat [minderjarige ] vanaf 2023 in de oneven jaren bij de vrouw verblijft en in de even jaren bij de man. Deze regeling voldoet aan de wens van de man om een substantiële rol in het leven van [minderjarige ] te spelen en het hof ziet geen reden waarom de door de man in hoger beroep verzochte regeling voor de voorjaarsvakantie meer in haar belang zou zijn.
Ten aanzien van de
meivakantiezal het hof bepalen dat in het geval dat de meivakantie één week beslaat, deze week bij helfte zal worden gedeeld waarbij [minderjarige ] het eerste deel van de week bij de man zal zijn en het tweede deel bij de vrouw en waarbij het wisselmoment op de woensdag om 12.00 uur zal zijn. In het geval dat de meivakantie twee weken beslaat, zal [minderjarige ] in de oneven jaren de eerste week bij de man zijn en de tweede week bij de vrouw en in de even jaren andersom.
Ten aanzien van de
zomervakantieoverweegt het hof dat de rechtbank met goede reden een opbouw heeft bepaald, gelet op de omstandigheid dat [minderjarige ] (nog steeds) last lijkt te hebben van de spanningen tussen de ouders en daarnaast dat het herstel van de verhoudingen tussen de ouders nog pril is en zij nog een weg te gaan hebben op het gebied van vertrouwen en vermindering van spanningen. Het hof acht de door de rechtbank bepaalde regeling ten aanzien van de zomervakantie, te weten dat [minderjarige ] vanaf 2023 in de zomervakantie één week bij de man zal verblijven en vanaf 2024 twee weken, het meest in [minderjarige ] ’s belang.
Ten aanzien van de
herfstvakantiezal het hof, net als de rechtbank, bepalen dat [minderjarige ] vanaf 2023 in de oneven jaren bij de man verblijft en in de even jaren bij de vrouw. Het hof verwijst naar de overweging ten aanzien van de voorjaarsvakantie zoals hierboven weergegeven.
Ten aanzien van de
kerstvakantiezal het hof bepalen dat [minderjarige ] vanaf 2023 in de oneven jaren de eerste week bij de vrouw zal verblijven en de tweede week bij de man en in de even jaren andersom.
5.1
Ten aanzien van de
Paasdagenen de
Pinksterdagenzal het hof de verzoeken van de man toewijzen en bepalen dat, indien eerste Paasdag en eerste Pinksterdag in een regulier omgangsweekend van de man vallen, de man [minderjarige ] op maandag om 17.00 uur naar de vrouw brengt.
Ten aanzien van
Hemelvaartzal het hof bepalen dat indien Hemelvaart in een oneven week valt, en aldus aansluit op het omgangsweekend bij de man, [minderjarige ] op donderdag om 10.00 uur naar de man wordt gebracht.
5.11
Het verzoek van de man met betrekking tot de verjaardag van [minderjarige ] zal het hof afwijzen en bepalen dat [minderjarige ] haar verjaardag daar viert waar zij op dat moment volgens de reguliere zorgregeling verblijft. Aldus worden nodeloze wisselingen voor [minderjarige ] voorkomen.
Het verzoek van de man met betrekking tot de aanwezigheid van [minderjarige ] op de verjaardagen van de man en de vrouw zal het hof eveneens afwijzen, aangezien deze verzoeken in verband met de wisselingen niet zonder meer in [minderjarige ] ’s belang zijn en de ouders in staat moeten worden geacht hun eigen verjaardag zo nodig iets eerder of later samen met [minderjarige ] te vieren
als [minderjarige ] door de reguliere regeling op de datum zelf niet bij de jarige ouder is. Ten aanzien van
lesvrije dagenoverweegt het hof dat als deze op omgangsdagen van de man vallen, [minderjarige ] in plaats van naar school door de vrouw naar de man zal worden gebracht. Het hof constateert verder dat tussen partijen niet in geschil is dat als de overdracht niet via school of buitenschoolse opvang gaat, de vrouw [minderjarige ] naar de man brengt en de man [minderjarige ] naar de vrouw brengt.
5.12
Het hof merkt tot slot op dat het de ouders vrij staat om in onderling overleg af te wijken van deze door het hof bepaalde precieze vakantie- en feestdagenregeling, evenals van de reguliere zorgregeling. Het hof hoopt dat beide ouders, met steun van hulpverlening, met de gehele zorgregeling zo nodig flexibel om kunnen gaan en daartoe - in het belang van [minderjarige ] – in staat zullen zijn.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover deze ziet op de reguliere zorgregeling in de oneven weken en op de vakantie- en feestdagenregeling en, in zoverre, opnieuw beschikkende:
bepaalt dat [minderjarige ] in de oneven weken van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de man verblijft, waarbij de man [minderjarige ] op vrijdag uit school haalt en op maandag naar school brengt;
bepaalt de navolgende vakantie- en feestdagenregeling:
- voorjaars/krokusvakantie: [minderjarige ] verblijft in de oneven jaren bij de vrouw en in de even jaren
bij de man;
- meivakantie: in het geval de meivakantie één week beslaat, zal deze week bij helfte worden
gedeeld waarbij [minderjarige ] het eerste deel van de week bij de man verblijft en het tweede deel
bij de vrouw en waarbij het wisselmoment op de woensdag om 12.00 uur is. In het geval de
meivakantie twee weken beslaat, verblijft [minderjarige ] in de oneven jaren de eerste week bij de
man en de tweede week bij de vrouw en in de even jaren andersom;
- zomervakantie: [minderjarige ] verblijft in 2023 één week bij de man en vanaf 2024 twee weken,
waarbij de data tijdig in onderling overleg met elkaar afgestemd dienen te worden;
- herfstvakantie: [minderjarige ] verblijft in de even jaren bij de vrouw en in de oneven jaren bij de
man;
- kerstvakantie: [minderjarige ] verblijft vanaf 2023 in de oneven jaren de eerste week bij de vrouw en
de tweede week bij de man en in de even jaren andersom;
- Paasdagen: indien deze in een regulier omgangsweekend van de man vallen, brengt de man
[minderjarige ] op maandag Tweede Paasdag om 17.00 uur naar de vrouw;
- Pinksterdagen: indien deze in een regulier omgangsweekend van de man vallen, brengt de
man [minderjarige ] op maandag Tweede Pinksterdag 17.00 uur naar de vrouw;
- Hemelvaartsdag: indien Hemelvaart in een oneven week valt, wordt [minderjarige ] op donderdag om
10
uur door de vrouw naar de man gebracht;
- lesvrije dagen: als deze op omgangsdagen van de man vallen, wordt [minderjarige ] door de vrouw in
plaats van naar school, naar de man gebracht;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover deze ziet op de reguliere zorgregeling in de even weken;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.F.G.H. Beckers, C.E. Buitendijk en M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 17 januari 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.