Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank de vorderingen van [appellante] heeft afgewezen. De zaak betreft een koopovereenkomst voor een woning, waarbij [appellante] zich beroept op een financieringsvoorbehoud. De rechtbank oordeelde dat [geïntimeerden] voldoende inspanningen hebben geleverd om de benodigde financiering te verkrijgen en dat zij de koopovereenkomst rechtsgeldig hebben ontbonden.
De feiten zijn als volgt: op 3 maart 2020 is de koopovereenkomst tot stand gekomen, met een ontbindende voorwaarde dat [geïntimeerden] uiterlijk op 30 maart 2020 een bindend aanbod voor een hypothecaire lening dienden te verkrijgen. Op 27 maart 2020 is de uiterste datum voor het beroep op de ontbindende voorwaarde verschoven naar 18 april 2020. Op 16 april 2020 heeft de hypotheekadviseur van [geïntimeerden] aan de makelaar van [appellante] meegedeeld dat de koop ontbonden moest worden wegens het niet verkrijgen van de financiering.
De rechtbank heeft geoordeeld dat [geïntimeerden] aan hun inspannings- en documentatieplicht hebben voldaan, en dat de ontbinding van de koopovereenkomst op 16 april 2020 rechtsgeldig was. [appellante] heeft in hoger beroep twee grieven ingediend, maar het hof oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [geïntimeerden] voldoende hebben aangetoond dat zij zich hebben ingespannen om de financiering te verkrijgen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep.