Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 november 2019 tot en met 30 januari 2020 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een of ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [aangever 1] meerma(a)l(en) te dwingen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 22.630 euro), althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan die [aangever 1] , door
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2019 tot en met 5 februari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 22.630 euro en/of 1.000 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of omgezet, terwijl hij, verdachte, wist en/of redelijkerwijze moest vermoeden dat dat/die geldbedrag(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
Vonnis waarvan beroep
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten aanzien van feit 2
e-mailbericht van 8 maart 2023 van de aangeefster maakt dat niet anders.
Bewijsoverwegingen
= ) € 2.785,89 overgemaakt naar de bankrekening van de verdachte. Dit bedrag van € 2.785,89 heeft de verdachte daarmee voorhanden gehad en verworven, terwijl hij wist dat dit rechtstreeks uit eigen misdrijf afkomstig was. Het hof acht de verklaring van de verdachte dat dit bedrag mogelijk de aflossing van een geldschuld betreft, niet aannemelijk. De medeverdachte heeft nimmer verklaard over het afbetalen van een schuld aan de verdachte en bovendien heeft de verdachte deze verklaring, waarin hij slechts spreekt van een mogelijkheid, pas in hoger beroep voor het eerst afgelegd.
Bewezenverklaring
hij in de periode van 14 november 2019 tot en met 30 januari 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim, [aangever 1] meermalen te dwingen tot de afgifte van geldbedragen van in totaal (ongeveer) 22.630 euro toebehorende aan [aangever 1] , door
hij in de periode van 15 november 2019 tot en met 5 februari 2020 in Nederland,
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straffen
Vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
Vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) dagen.
238 (tweehonderdachtendertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
€ 24.130,00 (vierentwintigduizend honderddertig euro), bestaande uit € 22.630,00 (tweeëntwintigduizend zeshonderddertig euro) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), bestaande uit € 1.000,00 (duizend euro) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.