ECLI:NL:GHAMS:2023:739

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
23-003004-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 december 2020. De rechtbank had de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De betrokkene, geboren in 2000, had hoger beroep ingesteld tegen deze afwijzing en tegen een eerdere veroordeling voor computervredebreuk en oplichting. Het hof heeft vastgesteld dat de afwijzing van de ontnemingsvordering gelijkgesteld kan worden met een vrijspraak. Dit betekent dat er geen mogelijkheid is voor hoger beroep tegen deze beslissing, zoals bepaald in artikel 511g van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de betrokkene daarom niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De uitspraak is gedaan na onderzoek ter terechtzitting op 9 maart 2023, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene en zijn raadsman. De beslissing van het hof is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de meervoudige strafkamer aanwezig was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003004-20
datum uitspraak: 23 maart 2023
TEGENSPRAA
K
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 december 2020 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-301885-19 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
inschrijfadres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een bedrag van
EUR 14.398,37aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank van 17 december 2020 veroordeeld voor computervredebreuk en oplichting in de strafzaak met het gelijkluidende parketnummer.
Voorts heeft de rechtbank bij vonnis van 17 december 2020 de vordering van het openbaar ministerie ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht afgewezen.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 23 maart 2023 in de strafzaak met parketnummer 23-000034-21 veroordeeld ter zake van -kort gezegd- computervredebreuk, meermalen gepleegd en oplichting, meermalen gepleegd.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de betrokkene in het hoger beroep

Het hoger beroep van de betrokkene richt zich tegen de beslissing van de rechtbank tot afwijzing van de vordering van de officier van justitie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
In artikel 511g van het Wetboek van Strafvordering inzake het hoger beroep tegen een ontnemingsbeslissing, wordt in het tweede lid, bepaald dat titel II van het derde Boek, en daarmee het bepaalde in artikel 404 van dat wetboek, van overeenkomstige toepassing is.
In laatstgenoemd artikel is bepaald dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat.
Nu naar het oordeel van het gerechtshof een afwijzing van een ontnemingsvordering gelijk is te stellen met een vrijspraak, zal het gerechtshof de betrokkene niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. A.M. Kengen en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 maart 2023.
=========================================================================
[…]