ECLI:NL:GHAMS:2023:7

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
23-000698-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot uitlokking van (medeplichtigheid aan) moord met onduidelijke getuigenverklaringen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 februari 2020. De verdachte, geboren in 1946 en verblijvende in het Psychiatrisch Centrum Sint Willibrord te Heiloo, was beschuldigd van poging tot uitlokking van (medeplichtigheid aan) moord. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 22 maart 2022 en 19 december 2022. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis en vorderde een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals contactverboden met de benadeelde partij en het slachtoffer.

Het hof heeft het verweer van de verdediging tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie besproken, maar kwam tot de conclusie dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging. De verdediging voerde aan dat er geen gedegen onderzoek was gedaan en dat de verdachte onterecht langer in voorlopige hechtenis had gezeten. Het hof oordeelde dat er geen concrete toezeggingen waren gedaan aan de verdachte en dat het verweer niet voldoende was onderbouwd.

Bij de beoordeling van de zaak kwam het hof tot de conclusie dat de verklaringen van getuige [getuige01] op belangrijke punten te veel onduidelijkheden opleverden. Hierdoor kon het hof niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte had geprobeerd [getuige01] uit te lokken tot het plegen van moord op zijn ex-vrouw en haar vriendin. Het hof sprak de verdachte integraal vrij van de tenlastelegging en bevestigde het vonnis waarvan beroep, met de bepaling dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000698-20
datum uitspraak: 6 januari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 februari 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-104910-19 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1946,
verblijvende in het Psychiatrisch Centrum Sint Willibrord te Heiloo.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2022 en 19 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, de raadsvrouw en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden waarvan 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren onder het stellen van bijzondere voorwaarden, te weten een contactverbod met [benadeelde partij01] en een contactverbod met [slachtoffer01] .

Vonnis waarvan beroep

De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beslissingen dan die van de eerste rechter, zodat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met dien verstande dat:
  • het hof het door de verdediging in hoger beroep gevoerde verweer tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging bespreekt;
  • het hof de in het vonnis onder 3 opgenomen overweging vervangt door onderstaande overweging tot vrijspraak;
  • het hof alsnog een in het vonnis ontbrekende beslissing zal nemen ten aanzien van de proceskosten van de benadeelde partij [benadeelde partij01] en de verdachte, in die zin dat zal worden bepaald dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Bespreking ontvankelijkheidsverweer

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vervolging vanwege schending van beginselen van een behoorlijke procesorde. Volgens de raadsvrouw is immers nagelaten om een gedegen onderzoek te doen en daarbij is aan de slachtoffers onnodig onherstelbare schade toegebracht. De verdenking is (mede) gebaseerd op de veroordeling van de verdachte in een andere strafzaak, maar de psychologie achter het tenlastegelegde delict is anders dan in die andere strafzaak. Daarnaast heeft de verdachte gevolgschade geleden doordat het openbaar ministerie hoger beroep heeft ingesteld. Immers heeft het openbaar ministerie er bewust voor gezorgd dat de verdachte langer in voorlopige hechtenis heeft gezeten in de andere strafzaak en in onderhavige strafzaak, waardoor hij later dan nodig kon beginnen aan zijn behandeling in het kader van de in de andere strafzaak opgelegde tbs met voorwaarden. In dezen heeft het openbaar ministerie het vertrouwensbeginsel geschonden.
Het hof stelt voorop dat de beslissing van het openbaar ministerie om tot vervolging over te gaan, welke bevoegdheid volgt uit artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing leent, in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Zo'n uitzonderlijk geval doet zich bijvoorbeeld voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet nadat door het openbaar ministerie gedane, of aan het openbaar ministerie toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd. Het hof begrijpt het gevoerde verweer aldus dat bij de verdachte een gerechtvaardigd vertrouwen zou zijn gewekt met betrekking tot zijn voorlopige hechtenis.
Het hof overweegt als volgt.
Van de zijde van het openbaar ministerie of door aan het openbaar ministerie toe te rekenen uitlatingen of gedragingen van functionarissen, zijn in deze zaak geen concrete toezeggingen gedaan aan de verdachte van niet-vervolging ter zake van het tenlastegelegde. Het hof verwerpt aldus het verweer voor zover dat betrekking heeft op een opgewekt gerechtvaardigd vertrouwen.
Voor zover de raadsvrouw niet-ontvankelijkheid heeft bepleit vanwege het ontbreken van een gedegen onderzoek, begrijpt het hof dit verweer aldus dat sprake is van een vormverzuim in het vooronderzoek. De raadsvrouw heeft om die reden weliswaar niet-ontvankelijkheid bepleit, maar heeft haar betoog niet gemotiveerd aan de hand van de in artikel 359a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering vermelde factoren. Daarom behoeft dit verweer geen bespreking (vgl. HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533, rov. 3.7).
Het hof komt al met al tot de conclusie dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging.

Overweging tot vrijspraak

Het hof stelt vast dat de verdenking – zoals weergeven in de tenlastelegging – is ontstaan na een belastende verklaring van de getuige [getuige01] op 21 maart 2019. Deze verklaring ligt ten gronde aan de kern van het verwijt en deze vindt op bepaalde onderdelen steun in de zich in het dossier bevindende kopieën van de briefjes die [getuige01] aan de verbalisanten heeft getoond, met daarop gegevens van [benadeelde partij01] , de ex-vrouw van de verdachte, en haar vriendin [slachtoffer01] , en in het telefonisch contact dat [getuige01] met [slachtoffer01] heeft gehad. [getuige01] is na zijn eerste verklaring nog driemaal ondervraagd: eenmaal bij de politie, andermaal bij de rechter-commissaris en nog een keer bij het hof ter terechtzitting in hoger beroep. De laatste twee ondervragingen vonden plaats in het bijzijn van de verdediging.
Gelet op alle door [getuige01] afgelegde verklaringen in onderlinge samenhang bezien, komt het hof tot de conclusie dat de verklaringen op belangrijke punten te veel onduidelijkheden opleveren over wat er precies is voorgevallen tussen de verdachte en [getuige01] . Meer in het bijzonder blijven er onduidelijkheden bestaan met betrekking tot de precieze inhoud van het verzoek van de verdachte aan [getuige01] (wat werd er nu precies van [getuige01] gevraagd door de verdachte?), de omstandigheden waaronder dat verzoek is gedaan en de uitwerking daarvan. Hierdoor kan het hof niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte geprobeerd heeft [getuige01] uit te lokken om zijn ex-vrouw [benadeelde partij01] en haar vriendin [slachtoffer01] te vermoorden, althans heeft geprobeerd [getuige01] uit te lokken daaraan medeplichtig te zijn. Derhalve dient de verdachte integraal te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.
De raadsvrouw heeft weliswaar het voorwaardelijk verzoek gedaan om, indien het hof de verklaringen van [getuige01] tot het bewijs bezigt, een rechtspsycholoog te benoemen om de betrouwbaarheid van [getuige01] te toetsen, maar dit verzoek behoeft geen bespreking, nu het hof tot integrale vrijspraak komt.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. D. Radder en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 januari 2023.
Mrs. Radder en Van Heusden zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]