ECLI:NL:GHAMS:2023:672

• Datum uitspraak: 28 maart 2023
• Publicatiedatum: 19 maart 2023
• Zaaknummer: 200.280.888/01
• Instantie: Gerechtshof Amsterdam
• Type: Uitspraak
• Rechtsgebied: Civiel recht
• Procedures: Hoger beroep
• Rechters: M.M.M. Tillema; J.M. van den Berg; A.C. van Schaick
• Vindplaatsen: Rechtspraak.nl

AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van appellanten wegens het niet-stellen van zekerheid in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 200.280.888/01. De appellanten, bestaande uit vier natuurlijke personen en hun wettelijk vertegenwoordiger, waren in hoger beroep gegaan tegen de geïntimeerden, waaronder de Fondazione Autonoma per lo Studio dell’Oriente en Canal View B.V. De zaak betreft een geschil waarin de appellanten niet de vereiste zekerheid hebben gesteld zoals voorgeschreven in het tussenarrest van 27 december 2022. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de appellanten, ondanks de eerdere waarschuwing, geen zekerheid hebben gesteld, waardoor zij niet in hun hoger beroep kunnen worden ontvangen. Dit leidt tot de conclusie dat de appellanten niet-ontvankelijk worden verklaard in hun hoger beroep. Daarnaast zijn de appellanten veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op een totaal van € 5.517 voor verschotten en € 6.059 voor salaris aan de zijde van de geïntimeerden. Het hof heeft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.280.888/01

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/667474/ HA ZA 19-610

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 maart 2023

inzake

1. [appellant 1] ,

2.
[appellant 2] ,

3.
[appellant 3] ,

4.
[appellant 4] , als wettelijk vertegenwoordiger van

a. [appellant 4a] ,

b. [appellant 4b] ,

allen wonende te [woonplaats] ,

appellanten in de hoofdzaak,

verweerders in het incident,

thans zonder advocaat,

tegen:

1. FONDAZIONE AUTONOMA PER LO STUDIO DELL’ORIENTE,

gevestigd te Vaduz (Liechtenstein),

geïntimeerde in de hoofdzaak,

eiseres in het incident,

advocaat: mr. N.J. Meuwese te ’s-Hertogenbosch,

2.
CANAL VIEW B.V.,

3.
ACC DUTCH PROPERTY FUND I B.V.,

beide gevestigd te Amsterdam,

geïntimeerden in de hoofdzaak,

eiseressen in het incident,

advocaat: voorheen mr. C.C.M. van Gisbergen, thans mr. D.D. Zorab te Amsterdam.

1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.

Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 27 december 2022. Het hof blijft bij hetgeen in dat tussenarrest is overwogen en beslist.

1.2.

Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol van 24 januari 2023 voor het nemen van een memorie van antwoord door Faso c.s. dan wel een akte houdende mededeling dat [appellanten] de bij het tussenarrest bepaalde zekerheid niet hebben gesteld.

1.3.

Zowel Faso als Canal View c.s. hebben op de rol van 24 januari 2023 een akte genomen inhoudende dat [appellanten] geen zekerheid hebben gesteld.

1.4.

Faso c.s. hebben opnieuw arrest gevraagd.

2. Beoordeling

2.1.

Nu [appellanten] niet de zekerheid hebben gesteld die zij ingevolge het tussenarrest van 27 december 2022 hadden moeten stellen, kunnen zij niet in hun hoger beroep worden ontvangen. Het hof zal in die zin beslissen.

2.2.

[appellanten] zullen worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

3. Beslissing

Het hof:

verklaart [appellanten] niet-ontvankelijk in hun hoger beroep;

veroordeelt [appellanten] in de kosten van dit hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Faso begroot op € 5.517 voor verschotten en € 6.059 voor salaris, en aan de zijde van Canal View c.s. op € 5.517 voor verschotten en € 6.059 voor salaris;

verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.M. Tillema, J.M. van den Berg en A.C. van Schaick en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2023.