ECLI:NL:GHAMS:2023:669

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
19 maart 2023
Zaaknummer
23-002444-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en zware mishandeling na inrijden met auto op slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2002, was beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling na een incident op 8 juni 2021, waarbij hij met zijn auto op het slachtoffer inreed. De tenlastelegging omvatte zowel de poging tot doodslag als het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 februari 2023 heeft de verdachte verklaard dat hij de aangever 'stoer' wilde benaderen en dat hij een stuurfout maakte, waardoor hij niet op tijd kon remmen. Het hof heeft vastgesteld dat de snelheid van de auto tijdens het inrijden 24 kilometer per uur was en dat de auto tegen een houten deur botste, wat de kans op overlijden van het slachtoffer niet significant verhoogde. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag en heeft de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair tenlastegelegde feiten. Wel is de verdachte schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling, waarvoor een jeugddetentie van 120 dagen is opgelegd, waarvan 74 dagen voorwaardelijk. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die inmiddels stabiele huisvesting heeft en goed meewerkte aan zijn behandeling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002444-22
datum uitspraak: 23 februari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 september 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-151828-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2002,
adres: [adres01] ,
Postadres: [adres02] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 juni 2021 te Hoorn, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, met een voertuig tegen voornoemde [slachtoffer01] aan is gereden en vervolgens, nadat die [slachtoffer01] op de motorkap van dat voertuig terecht was gekomen met dat voertuig door de pui van een gebouw is gereden waarna die [slachtoffer01] op de grond ten val kwam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 8 juni 2021 te Hoorn, in elk geval in Nederland aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken jukbeen en/of een gebroken bovenkaak en/of (diepe) sneeën op zijn arm en/of een (dikke) snee in de bovenlip en/of een scheve tand, heeft toegebracht door met een voertuig tegen voornoemde [slachtoffer01] aan te rijden en vervolgens, nadat die [slachtoffer01] op de motorkap van dat voertuig terecht was gekomen met dat voertuig door de pui van een gebouw te rijden waarna die [slachtoffer01] op de grond ten val kwam;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 8 juni 2021 te Hoorn, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een voertuig tegen voornoemde [slachtoffer01] aan is gereden en vervolgens, nadat die [slachtoffer01] op de motorkap van dat voertuig terecht was gekomen met dat voertuig door de pui van een gebouw is gereden waarna die [slachtoffer01] op de grond ten val kwam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank. Daartoe overweegt het hof als volgt.

Vrijspraak primair en subsidiair tenlastegelegde

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezenverklaard kan worden. Zij heeft daartoe – kort gezegd - aangevoerd dat de verdachte, door in boosheid met een auto op het slachtoffer in te rijden, voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer had.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde en heeft daartoe – kort samengevat – naar voren gebracht dat ten aanzien van het primair tenlastegelegde het (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer niet kan worden bewezen.
Het hof gaat op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep uit van navolgende feiten en omstandigheden.
Op 8 juni 2021 hadden de verdachte en de aangever een woordenwisseling. De verdachte reed vervolgens weg in een auto (Volkswagen Golf) en zag iets verderop de aangever lopen, die hem tegemoet kwam. Toen hij vlak bij de aangever reed, draaide hij zijn stuur en reed op de aangever in. Uit onderzoek blijkt dat de auto tijdens het inrijden een snelheid had van 24 kilometer per uur.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de aangever ‘stoer’ wilde benaderen en de auto vlak voor hem tot stilstand had willen brengen maar een stuurfout heeft gemaakt en vervolgens niet op tijd meer kon remmen. Het was niet zijn bedoeling om de aangever aan te rijden. De aangever verklaart bij de politie dat hij door de auto werd geraakt, op de motorkap terecht kwam en dat de auto terwijl hij op de motorkap lag door de pui van een gebouw reed, waarna hij op de grond viel. Uit foto’s blijkt dat deze pui een houten deur was. De aangever heeft daarbij letsel opgelopen: een gebroken jukbeen en kaak, een wond op zijn arm, schrammen op zijn arm en rug, een wond aan zijn lip en een verstoorde tandbeet waarvoor tandheelkundige behandeling is geadviseerd.
Vrijspraak primair; poging tot doodslag
Gelet op de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat onvoldoende vast staat dat de aangever ten gevolge van het handelen van de verdachte zou kunnen komen te overlijden. De verdachte reed weliswaar met een auto in richting van het slachtoffer, maar niet kan worden vastgesteld dat de snelheid waarmee hij dat deed dusdanig hoog was dat het slachtoffer zou kunnen komen te overlijden, mede gelet op de korte afstand die de verdachte met de auto moest overbruggen voordat hij het slachtoffer raakte. Het hof heeft hierbij meegewogen de door de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebrachte gegevens uit het rapport berekening risicotoename bij overschrijding van de snelheidslimiet van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid en de aan de pleitnotitie gehechte factsheet van deze stichting, waaruit onder meer volgt dat de kans op overlijden van een voetganger na een ongeval bij een lage snelheid uiterst gering is. Verder speelt ook het object waartegen de auto met het slachtoffer botste bij het oordeel een rol. Dit betrof een houten deur. Over de vraag of en zo ja op welke wijze, het slachtoffer met die deur in aanraking is gekomen, bevat het dossier onvoldoende gegevens. Niet is gebleken dat de botsing met dit voorwerp de kans op overlijden heeft verhoogd.
Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Vrijspraak subsidiair tenlastegelegde; het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
Het hof is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het letsel bij aangever -zoals hiervoor is weergegeven-, als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Daartoe overweegt het hof dat het dossier onvoldoende informatie bevat omtrent (de aard van) het letsel, het gevolgde medische ingrijpen en met name het zicht op (volledig) herstel. De verdachte zal daarom ook van het subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Aldus komt het hof tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring van hetgeen de verdachte meer subsidiair is tenlastegelegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
meer subsidiairtenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 juni 2021 te Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een voertuig tegen voornoemde [slachtoffer01] aan is gereden en vervolgens, nadat die [slachtoffer01] op de motorkap van dat voertuig terecht was gekomen, met dat voertuig door de pui van een gebouw is gereden waarna die [slachtoffer01] op de grond ten val kwam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het meer subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het meer subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren onder algemene en bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake de primair tenlastegelegde poging tot doodslag zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank in eerste aanleg opgelegd, met dien verstande dat aan het voorwaardelijke strafgedeelte geen bijzondere voorwaarden meer hoeven te worden verbonden.
De raadsvrouw heeft verzocht een straf, met toepassing van het jeugdstrafrecht, op te leggen die met zich brengt dat de verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt. Voorts heeft zij verzocht om aan een eventuele voorwaardelijke straf geen bijzondere voorwaarden meer te verbinden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is na een ruzie met zijn auto op het slachtoffer ingereden, waarbij het slachtoffer op de motorkap kwam. Vervolgens is hij door een houten poort gereden. Het slachtoffer heeft hierbij pijn en letsel opgelopen en is begrijpelijkerwijs zeer geschrokken. Het is een geluk dat het slachtoffer door de gedragingen van de verdachte niet ernstiger gewond is geraakt en het bij een poging tot zware mishandeling is gebleven. Het hof rekent de verdachte zijn gedrag zwaar aan en zal gelet op de ernst van het feit – ondanks dat wordt vrijgesproken van de poging doodslag en zware mishandeling – dezelfde straf opleggen als de rechtbank, zij het met een kortere proeftijd.
Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie van 24 januari 2023 de verdachte betreffend waaruit onder andere volgt dat de verdachte na het onderhavige feit, in hoger beroep is veroordeeld voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. De pleegdatum van dit feit is van voor het bewezenverklaarde.
Het hof neemt over de conclusie uit het rapport van de psycholoog van 14 september 2021 dat de verdachte het feit verminderd kan worden toegerekend vanwege zijn verminderde impulscontrole en zijn adhd. In het rapport wordt verder geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen.
Reclassering Nederland heeft op 23 januari 2023 omtrent de verdachte een advies uitgebracht. De verdachte is binnen het schorsingstoezicht behandeld voor zijn verminderde impulscontrole. Hij heeft goed meegewerkt aan de uitvoering van zijn schorsingsvoorwaarden. Eerder werd de kans op recidive matig geacht, inmiddels is de kans op recidive doordat de verdachte is behandeld, laag. De verdachte heeft stabiele huisvesting, werkt fulltime en heeft geen schulden. Het voortzetten van begeleiding en behandeling wordt niet meer nodig geacht. Er wordt geadviseerd jeugdstrafrecht toe te passen.
Het hof zal gelet op de adviezen toepassing geven aan het jeugdstrafrecht en – conform de eis van de advocaat-generaal en het verzoek van de raadsvrouw – geen bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijke strafgedeelte.
Het hof acht, alles afwegende, een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Op pagina 165 in het dossier bevindt zich een kennisgeving van inbeslagneming ‘kleding van de verdachte’(registratienummer PL1100-2021117107-16). Van de verdachte is in beslag genomen: zwart t-shirt, blauwe broek, een paar slippers en een zwarte pet.
De rechtbank heeft geen beslissing genomen over de inbeslaggenomen goederen.
Ter zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de goederen teruggeeft aan de verdachte. De verdediging heeft om teruggave verzocht.
Het hof stelt vast dat de goederen aan de verdachte toebehoren en dat er geen reden is de goederen niet terug te geven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
74 (vierenzeventig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de
verdachtevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • zwart t-shirt – goednummer PL1100-2021117107-1268198
  • blauwe broek – goednummer PL1100-2021117107-1268199
  • paar slippers – goednummer PL1100-2021117107-1268200
  • zwarte pet – goednummer PL1100-2021117107-1268201
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. H.J.M. Smid-Verhage en mr. H. Durdu, in tegenwoordigheid van
mr. L. Muyselaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 februari 2023.
mr. H. Durdu en mr. L. Muyselaar zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]