ECLI:NL:GHAMS:2023:666

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
19 maart 2023
Zaaknummer
200.311.982/01 en 200.311.983/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging van zaken in hoger beroep met betrekking tot civiele geschillen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot twee zaken, genummerd 200.311.982/01 en 200.311.983/01. De appellanten, bestaande uit vier personen, hebben hoger beroep ingesteld tegen vonnissen van de rechtbank Amsterdam. In de hoofdzaak, onder zaaknummer 200.311.983/01, zijn de appellanten in hoger beroep gekomen van een vonnis van 23 februari 2022, terwijl in de vrijwaringszaak, onder zaaknummer 200.311.982/01, hoger beroep is ingesteld tegen een vonnis van 20 april 2022. De rolraadsheer heeft de verzoeken van de appellanten tot voeging van beide zaken aanvankelijk afgewezen, maar heeft hen de gelegenheid gegeven om een incidentele memorie tot voeging in te dienen.

De appellanten hebben in hun incidentele memorie tot voeging aangevoerd dat er een zodanig verband bestaat tussen de hoofdzaken dat een gezamenlijke behandeling door dezelfde rechters wenselijk is. De geïntimeerden in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak hebben bezwaar gemaakt tegen deze voeging, stellende dat er geen samenhang is tussen de zaken en dat gelijktijdige behandeling hen onterecht zou betrekken in geschilpunten die hen niet aangaan.

Het hof heeft geoordeeld dat de vorderingen van de appellanten voldoen aan de eisen van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat de juridische geschilpunten en feitencomplexen in de hoofdzaken voldoende samenhang vertonen. Het hof heeft daarom besloten de hoofdzaken te voegen en de incidenten tot voeging toe te wijzen. De beslissing over de proceskosten in de incidenten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaken, die zijn verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door de appellanten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummers : 200.311.982/01 en 200.311.983/01
zaak- / rolnummers rechtbank Amsterdam : C/13/702952 / HA ZA 21-533 en
C/13/698093 / HA ZA 21-210
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 maart 2023
inzake
zaaknummer 200.311.983/01 (hoofdzaak):

1.[appellant 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ,
2.
[appellant 2],
wonend te [woonplaats 2] ,
3.
[appellant 3],
wonend te [woonplaats 1] ,
4.
[appellant 4],
wonend te [woonplaats 3] ,
appellanten in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. W.F. Hendriksen te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde 1],
wonend te [woonplaats 4] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. C.O. Wenckebach te Haarlem,
en
zaaknummer 200.311.982/01 (vrijwaringszaak):

1.[appellant 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ,
2.
[appellant 2],
wonend te [woonplaats 2] ,
3.
[appellant 3],
wonend te [woonplaats 1] ,
4.
[appellant 4],
wonend te [woonplaats 3] ,
appellanten in de vrijwaringszaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. W.F. Hendriksen te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 2] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2.
[geïntimeerde 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
3.
[geïntimeerde 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
geïntimeerden in de vrijwaringszaak,
verweersters in het incident,
advocaat: mr. H.M. Giezen te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten in beide zaken worden gezamenlijk aangeduid als [appellanten] Geïntimeerde in de hoofdzaak wordt [geïntimeerde HZ] genoemd en geïntimeerden in de vrijwaringszaak gezamenlijk worden [geïntimeerden VZ] genoemd.
In de hoofdzaak zijn [appellanten] bij dagvaarding van 18 mei 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 februari 2022, onder zaak-/rolnummer C/13/698093 / HA ZA 21-210 gewezen tussen [geïntimeerde HZ] als eiser en [appellanten] als gedaagden.
In de vrijwaringszaak zijn [appellanten] bij dagvaarding van 17 mei 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 april 2022, onder zaak-/rolnummer C/13/702952 / HA ZA 21-533 gewezen tussen [appellanten] als eisers en [geïntimeerden VZ] als gedaagden.
De rolraadsheer heeft de door [appellanten] verzochte rolvoeging van beide zaken afgewezen omdat hetgeen zij daartoe stelden, mede gelet op het bezwaar van [geïntimeerde HZ] en [geïntimeerden VZ] , onvoldoende was en [appellanten] in de gelegenheid gesteld een incidentele memorie tot voeging te nemen.
Bij incidentele memorie tot voeging hebben [appellanten] op de voet van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voeging gevorderd van de onderhavige zaken.
Bij incidentele antwoordmemories tot voeging hebben [geïntimeerde HZ] en [geïntimeerden VZ] in de hoofdzaak respectievelijk de vrijwaringszaak geconcludeerd tot afwijzing van de gevorderde voeging met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het incident.
Vervolgens is arrest in de incidenten gevraagd.

2.Beoordeling

2.1
[appellanten] hebben in beide zaken voeging op de voet van artikel 222 Rv gevorderd op de grond dat er tussen deze zaken (hierna ook: hoofdzaken) een zodanig verband bestaat dat een goede en doelmatige behandeling meebrengt dat deze zaken zoveel mogelijk gelijktijdig worden behandeld door dezelfde rechters.
2.2
[geïntimeerden VZ] en [geïntimeerde HZ] hebben bezwaar gemaakt tegen de voeging.
Daartoe hebben zij aangevoerd dat [appellanten] geen belang hebben bij gelijktijdige behandeling van de hoofdzaken, aangezien in de zaken verschillende rechtsvragen aan de orde zijn en andere feitencomplexen moeten worden beoordeeld. Daarmee ontbreekt volgens [geïntimeerden VZ] de voor art. 222 Rv vereiste samenhang. Voorts hebben zij gesteld dat gelijktijdige behandeling van de hoofdzaken ertoe zal leiden dat zij onnodig betrokken raken bij geschilpunten die hen niet regarderen.
2.3
Ingevolge artikel 222, eerste lid, Rv, dat op grond van artikel 353, eerste lid, Rv, ook van toepassing is in hoger beroep, kan in geval voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, daarvan de voeging worden gevorderd. Van verknochtheid in deze zin is sprake wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in de zaken identiek zijn dan wel een zodanige samenhang vertonen dat gezamenlijke berechting van de zaken uit het oogpunt van consistentie en doelmatigheid geboden is.
2.4
Uit hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd, volgt dat aan de eisen van artikel 222 lid 1 Rv wordt voldaan. Aan de vorderingen in de hoofdzaken ligt hetzelfde feitencomplex ten grondslag en de juridische geschilpunten in deze zaken vertonen een dusdanige samenhang dat consistentie van de uitspraken wenselijk is. Omdat [appellanten] in de hoofdzaken nog geen memorie van grieven hebben ingediend, is ook de processuele doelmatigheid met voeging gediend.
De hoofdzaken zullen gevoegd worden behandeld. Zij worden als aparte zaken beoordeeld, zodat de vrees van [geïntimeerden VZ] en [geïntimeerde HZ] dat zij onnodig betrokken zullen raken in geschilpunten die hen niet aangaan, niet gerechtvaardigd is.
2.5
De incidentele vorderingen tot voeging zullen worden toegewezen.
Een beslissing over de kosten in de incidenten zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaken. De hoofdzaken zullen naar de rol worden verwezen voor het nemen van een memorie van grieven door [appellanten]

3.Beslissing

Het hof:
in de incidenten tot voeging:
voegt de zaak met zaaknummer 200.311.982/01 met de zaak met zaaknummer 200.211.983/01;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaken;
in de hoofdzaken:
verwijst de zaken naar de rol van 2 mei 2023 voor het nemen van een memorie van grieven door [appellanten] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Alwin, J.W.M. Tromp en M.C. Bosch door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023.