ECLI:NL:GHAMS:2023:648

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
200.309.613/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris inzake executieveiling woning en onderzoeksplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een klachtprocedure tegen een notaris. De klager, eigenaar van een woning, had de notaris aangeklaagd omdat deze betrokken was bij de executieveiling van zijn woning, die volgens de klager wederrechtelijk was. Klager stelde dat de notaris niet had voldaan aan zijn onderzoeksplicht en dat hij onheus was bejegend door het notariskantoor. De notaris had de opdracht gekregen van de Vereniging van Eigenaars (VvE) om de woning te verkopen na een uitvoerbaar vonnis van de rechtbank Amsterdam. Klager had herhaaldelijk geprotesteerd tegen de verkoop en beweerde dat de VvE criminele activiteiten verrichtte. Het hof heeft de klacht van klager op alle onderdelen ongegrond verklaard. Het hof oordeelde dat de notaris, gezien de omstandigheden, correct had gehandeld en dat er geen bewijs was dat de veiling niet door mocht gaan. Ook de communicatie tussen klager en de notaris werd als problematisch beoordeeld, waarbij klager zelf ook niet altijd zakelijk was. De vertraging in de uitbetaling van de opbrengst werd gerechtvaardigd door een verzoek van een schuldeiser om een rangregeling. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer voor het notariaat, die eerder de klacht ongegrond had verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.309.613/01 NOT
nummer eerste aanleg : 21-27
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 28 maart 2023
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
tegen
mr. [geïntimeerde],
notaris te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.A. Marcus, advocaat te Capelle aan den IJssel.
Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

De notaris heeft van de vereniging van eigenaars van het appartementengebouw waartoe de woning van klager behoort, opdracht gekregen tot executoriale verkoop van de woning van klager. Klager heeft vervolgens diverse malen aan de notaris laten weten dat de opdracht tot verkoop van zijn woning wederrechtelijk is en dat de veiling per direct dient te worden gestaakt. De veiling van de woning is desondanks doorgegaan. Klager verwijt de notaris onder meer dat hij bij de veilingprocedure niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 19 april 2022 een beroepschrift en op 2 augustus 2022 een aanvullend beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 16 maart 2022 (ECLI:NL:TNORDHA:2022:6).
2.2.
De notaris heeft op 19 december 2022 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 januari 2023. Klager en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen. Zowel klager als de gemachtigde van de notaris heeft het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde spreekaantekeningen.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. De feiten komen neer op het volgende.
3.1.
Bij vonnis van 19 oktober 2020 van de rechtbank Amsterdam, uitvoerbaar bij voorraad, is klager veroordeeld tot betaling van een betalingsachterstand aan de Vereniging van Eigenaars gebouw [straatnaam] 118 te [plaats] (hierna: de VvE). Klager was in die procedure verschenen.
3.2.
Op 12 november 2020 is het vonnis aan klager betekend, waarbij tevens bevel tot betaling is gedaan.
3.3.
Op 20 november 2020 is executoriaal beslag gelegd en op 23 november 2020 is het beslag aan zowel klager als de eerste hypotheekhouder (Rabobank) (over)betekend. De Rabobank heeft afgezien van haar recht om de veiling over te nemen.
3.4.
Op 15 april 2021 heeft de notaris opdracht gekregen van de VvE om over te gaan tot executoriale verkoop van de woning van klager aan de [straatnaam] 118 2 te [plaats] (hierna: de woning).
3.5.
Bij brief van 12 juli 2021 heeft het notariskantoor klager op de hoogte gesteld van de veilingopdracht. Klager is toen verzocht een afspraak te maken voor een bespreking, dan wel schriftelijk aan te geven of en zo ja welke maatregelen hij heeft genomen om de veiling te voorkomen. De brief is zowel aangetekend als per gewone post aan klager gezonden.
3.6.
Daarna heeft het notariskantoor diverse e-mailberichten van klager ontvangen waarin klager stelt dat de opdracht tot verkoop van de woning wederrechtelijk is en per direct dient te worden gestaakt.
3.7.
Op 14 juli 2021 heeft de notaris klager telefonisch gesproken.
3.8.
Bij e-mailbericht van 15 juli 2021 heeft notarisklerk mevrouw [naam] klager schriftelijk geïnformeerd dat alleen de VvE als opdrachtgever de opdracht kan staken. Klager is daarbij ook gewezen op de ministerieplicht van de notaris.
3.9.
Op 16 juli 2021 heeft klager meerdere e-mailberichten gestuurd naar het notariskantoor. Daarna heeft klager – op dezelfde dag – de klacht ingediend bij de kamer.
3.10.
Eind augustus 2021 heeft klager de notaris en zijn medewerkers wederom, zowel per e-mail als telefonisch benaderd. Naar aanleiding daarvan hebben de notaris en zijn medewerkers klager vervolgens geïnformeerd dat zij zich genoodzaakt voelen klager niet meer telefonisch te woord te staan, maar alleen per e-mail.
3.11.
Op 8 september 2021 heeft de veiling van de woning plaatsgevonden.
3.12.
Na de executoriale verkoop heeft een van de schuldeisers een rangregeling verzocht.
3.13.
Het restant van de executieopbrengst is aan klager overgemaakt.

4.De klacht

De klacht van klager valt uiteen in de volgende onderdelen.
1. Klager verwijt de notaris dat hij bij de veilingprocedure niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht. De VvE is als opdrachtgever cliënt van het kantoor. De VvE is crimineel, zij verduistert al jaren stukken en maakt zich schuldig aan oplichting. De notaris had niet mogen meewerken aan de executie.
2. De notaris en zijn medewerker hebben op een kribbige, uiterst nare en denigrerende toon met klager gecommuniceerd. Verder was het lastig om het notariskantoor telefonisch te bereiken, zij reageerden nooit inhoudelijk op emailberichten en zij belden erg slecht terug. Indien er contact was, werd er meteen heel onbeschoft gesteld dat een gesprek zinloos zou zijn. De notaris heeft zich niet gedragen zoals een notaris betaamt.
3. De notaris heeft te lang gewacht met het overmaken van het aan klager toekomende deel van de opbrengst.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen de notaris op alle onderdelen ongegrond verklaard
.
Geen aanleiding om zaak aan te houden
5.2.
Tijdens de zitting in hoger beroep wenste klager bij zijn spreekaantekeningen een aantal bijlagen over te leggen. Conform het procesreglement heeft het hof dit geweigerd. Op basis van de eerder in het geding gebrachte stukken en hetgeen is besproken tijdens de zitting in hoger beroep, acht het hof zich voldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen op de klacht van klager. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om de zaak aan te houden, zoals klager heeft verzocht.
Klachtonderdeel 1: niet voldoen aan onderzoeksplicht
5.3.
De kamer heeft geoordeeld dat – volgens vaste jurisprudentie – de onderzoeksplicht van de notaris bij een executieopdracht beperkt is. Aan de executie van de woning van klager lag een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis ten grondslag, terwijl ook aan de overige eisen voor de executieveiling was voldaan. Van informatie op basis waarvan de notaris direct en zonder diepgaand onderzoek duidelijk had moeten zijn dat de veiling niet door mocht gaan, is de kamer niet gebleken. Gepretendeerde vorderingen op personen die weliswaar op enig moment deel uit maakten van de VvE, maar welke vorderingen niet de VvE zelf betroffen, of een weigering om zonnepanelen te installeren waren daarvoor in elk geval niet voldoende. Omdat op de notaris een ministerieplicht rustte, heeft hij mogen en moeten meewerken aan de veiling. De notaris heeft klager meerdere malen erop gewezen dat hij een executiegeschil kon starten, welk advies klager niet heeft opgevolgd. De kamer heeft daarom dit klachtonderdeel ongegrond verklaard. Het hof sluit zich aan bij deze overwegingen en het oordeel van de kamer en maakt een en ander tot de respectievelijk het zijne. Naar het oordeel van het hof hebben de notaris en zijn medewerkers binnen hun mogelijkheden gedaan wat zij konden. De notaris kon niets anders doen dan de veiling voortzetten. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een ander oordeel rechtvaardigen. Ook het hof acht dit klachtonderdeel dus ongegrond.
Klachtonderdeel 2: communicatie met notaris(kantoor)
5.4.
Wat betreft de klacht over de bejegening heeft de kamer overwogen dat is komen vast te staan dat de toonzetting van klager in diverse e-mailberichten aan het notariskantoor niet louter zakelijk was. Doordat klager de notaris en zijn medewerkers op een beledigende en/of bedreigende manier heeft benaderd, heeft de notaris zich genoodzaakt gevoeld klager op een gegeven moment niet meer telefonisch te woord te staan, maar alleen per e-mail. Gelet op de communicatie tot dan toe is de notaris tot die beperking kunnen komen. De kamer heeft voorts geconstateerd dat de klacht dat de notaris klager onheus heeft bejegend ook feitelijke grondslag ontbeert. Ook in hoger beroep heeft klager deze klacht niet verder onderbouwd. Gezien het vorenstaande acht het hof dit klachtonderdeel, net als de kamer, ongegrond.
Klachtonderdeel 3: te lang wachten met overmaken restant opbrengst
5.5.
De kamer heeft overwogen dat – door het verzoek van een van de schuldeisers om een gerechtelijke rangregeling – de notaris niet direct tot uitbetaling heeft mogen overgaan en dat de vertraging die daardoor is ontstaan, de notaris niet kan worden aangerekend. Ook is de kamer niet gebleken dat de notaris na het opmaken van de staat van verdeling en afgifte van het bevelschrift onnodig lang of anderszins klachtwaardig heeft gewacht met overmaken van het restant van de opbrengst. Het hof sluit zich bij deze overwegingen aan en maakt die tot de zijne. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die een ander oordeel rechtvaardigen. Ook dit klachtonderdeel is dus ongegrond.
Conclusie
5.6.
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het hof, evenals de kamer, van oordeel is dat de klacht op alle onderdelen ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, A.R. Sturhoofd en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2023 door de rolraadsheer.