ECLI:NL:GHAMS:2023:646
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis in zaak van faillissementsfraude met betrekking tot twee ondernemingen
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarbij de verdachte was vrijgesproken van bepaalde tenlastegelegde feiten. De verdachte, geboren in 1975, was betrokken bij faillissementsfraude met betrekking tot twee ondernemingen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken in eerste aanleg, op basis van artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de bewijsmiddelen en strafmotivering vervangen en aanvullende wetsartikelen toegevoegd. De verdachte had aanzienlijke geldbedragen onttrokken aan de boedel van de failliete ondernemingen en had zich schuldig gemaakt aan slinkse praktijken, wat de belangen van de schuldeisers benadeelde. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De advocaat-generaal had een taakstraf en een beroepsverbod geëist, maar het hof heeft uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, evenals een beroepsverbod van drie jaar. Het hof heeft ook de openbaarmaking van de uitspraak gelast aan de Kamer van Koophandel. De uitspraak is gedaan na een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, wat heeft geleid tot een vermindering van de oorspronkelijk opgelegde straf.