ECLI:NL:GHAMS:2023:594

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
23-004221-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van mensensmokkel en veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van mensensmokkel, meermalen gepleegd, en het voorhanden hebben van vervalste reisdocumenten. De bewezenverklaring betreft feiten die zich hebben voorgedaan tussen 1 augustus 2015 en 1 januari 2016, waarbij de verdachte meerdere personen heeft geholpen bij hun wederrechtelijke toegang tot of doorreis door Nederland. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 196 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. Het hof verwierp de verweren van de verdediging met betrekking tot de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen en oordeelde dat de verdachte een gewoonte had gemaakt van mensensmokkel. De verdediging had aangevoerd dat de verklaringen van de getuigen onbetrouwbaar waren, maar het hof oordeelde dat de verklaringen voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, en het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004221-18
datum uitspraak: 30 januari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-870384-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ) op [geboortedag 1] 1983,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 en 17 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 tot en met 1
januari 2016 te Schiphol en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Zwolle en/of Ede en/of (elders in)
Nederland en/of Duitsland en/of Frankrijk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer ander(en), te weten een persoon genaamd of althans zich noemende [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of hun minderjarige kind en/of [naam 4]
behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of hem/haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
  • contact gehad/gezocht met [naam 1] en/of
  • die [naam 1] bij een AZC te Duitsland, althans een locatie te Duitsland, opgehaald en/of die [naam 1] van een treinticket voorzien en/of (vervolgens) die [naam 1] naar een (woon)adres in Nederland begeleid en/of
  • (vervolgens) die [naam 1] van een tijdelijk (woon)adres voorzien en (aldaar enige tijd) laten verblijven en/of
  • die [naam 1] naar Schiphol gebracht/begeleid en/of
  • die [naam 1] van een (valse/vervalste) Franse identiteitskaart (op naam gesteld van [naam 5] , geboren op [geboortedag 2] 1989 te [geboorteplaats 2] ) voorzien en/of
  • een vliegticket van [maatschappij] aangeschaft en/of
  • die [naam 1] (voornoemd) vliegticket (met bestemming Londen en op naam gesteld van [naam 5] ) gegeven en/of
  • die [naam 1] op de luchthaven Schiphol begeleid en/of
  • aan die [naam 1] instructies en/of aanwijzingen gegeven
en/of
  • die [naam 1] in Zwolle, althans een plaats in Nederland, opgehaald en/of (vervolgens) die [naam 1] (opnieuw) naar een (woon)adres in Nederland vervoerd/begeleid en/of
  • die [naam 1] van tijdelijke woonruimte/slaapgelegenheid voorzien en/of
  • die [naam 1] naar Schiphol gebracht en/of
  • een vliegticket van [maatschappij] (op naam gesteld van [naam 6] ) aangeschaft en/of
  • die [naam 1] (voornoemd) vliegticket (met bestemming Verenigd Koninkrijk) gegeven en/of
  • die [naam 1] van een (valse/vervalste) Griekse identiteitskaart (op naam gesteld van [naam 6] , geboren op [geboortedag 3] 1988) voorzien en/of
  • die [naam 1] op de luchthaven Schiphol begeleid en/of
  • aan die [naam 1] (nadere) instructies en/of aanwijzingen gegeven,
en/of
  • contact onderhouden met die [naam 2] en/of [naam 3] en/of
  • die [naam 2] en/of [naam 3] en/of hun minderjarig kind opgehaald en/of vervoerd en/of
  • die [naam 2] en/of [naam 3] en/of hun minderjarig kind van (tijdelijke) woonruimte voorzien (te [plaats] ) en/of
  • vliegtickets (met als bestemming Verenigd Koninkrijk) voor die [naam 2] en/of [naam 3] en/of hun minderjarig kind aangeschaft en deze aan voornoemde perso(o)n(en) gegeven en/of
  • die [naam 2] en/of [naam 3] en/of hun minderjarig kind van (valse/vervalste) Griekse identiteitsdocument(ei) voorzien en/of
  • die [naam 2] en/of [naam 3] en hun minderjarig kind naar de luchthaven van Eindhoven gebracht en/of (aldaar) op de luchthaven begeleid en/of
  • die [naam 2] en/of [naam 3] (nadere) instructies en/of aanwijzingen gegeven,
en/of
  • contact onderhouden met die [naam 4] en/of
  • die [naam 4] van (tijdelijke) woonruimte voorzien en/of (aldaar enige tijd) laten verblijven en/of
  • die [naam 4] van een vliegticket voorzien en/of
  • die [naam 4] van een (valse/vervalste) Griekse identiteitsdocument voorzien en/of
  • die [naam 4] naar de luchthaven Schiphol begeleid en/of
  • die [naam 4] (nadere) instructies en/of aanwijzingen gegeven (hoe hij zich moest gedragen op Schiphol)
terwijl verdachte, en/of diens mededader(s) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
terwijl verdachte, en/of diens mededaders, van het plegen van het vorenomschreven strafbaar feit een beroep of gewoonte maak/maken;
2.
hij op of omstreeks 21 december 2015 te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een reisdocument of Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een identiteitsbewijs dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang voorhanden heeft gehad, te weten een nationale identiteitskaart van Griekenland, voorzien van het nummer [nummer 3] , op naam gesteld van [naam 6] , geboren op [geboortedag 3] 1988; waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument of de Nederlandse identiteitskaart of andere identiteitsbewijs afgegeven door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang vals of vervalst was;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 29 november 2015 tot en met 23 december 2015 te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, (telkens) een aan een ander verstrekt reisdocument, te weten
- ( (op 29 november 2015) een nationale identiteitskaart van Frankrijk met nummer [nummer 1] , op naam van [naam 5] , geboren op [geboortedag 2] 1989; en/of
- ( (op 22 december 2015) een nationaal paspoort van Griekenland met nummer [nummer 2] , op naam van [naam 7] , geboren op [geboortedag 4] 1980
ter beschikking heeft gesteld van [naam 1] respectievelijk [naam 4] , met het oogmerk dat/die reisdocument(en) door die [naam 1] respectievelijk [naam 4] te doen gebruiken als ware het/zij
aan die [naam 1] respectievelijk [naam 4] verstrekt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bespreking van de ter terechtzitting gevoerde verweren

Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig zijn pleitnotities, op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van de verklaring van [naam 1] heeft de raadsman aangevoerd dat deze uitgesloten moet worden van het bewijs, omdat die verklaring het ‘sole and decisive’ bewijs vormt en de verdediging het ondervragingsrecht niet effectief heeft kunnen uitoefenen.
Ook de verklaringen van [naam 4] zouden volgens de raadsman van het bewijs uitgesloten moeten worden, omdat het overduidelijk is dat de getuige heeft gelogen, zodat sterk getwijfeld mag worden aan de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de gehele inhoud van zijn verklaringen.
Ten aanzien van de verklaringen van [naam 1] en [naam 3] geldt dat zij hun belastende verklaringen in eerste instantie in elkaars aanwezigheid hebben afgelegd en hun verklaringen bewust of onbewust op elkaar hebben kunnen afstemmen. Deze getuigen zijn daarna los van elkaar gehoord door de rechter-commissaris, maar het kwaad was al geschied. Als gevolg hiervan dient getwijfeld te worden aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van deze getuigen, aldus de raadsman.
Voorts stelt de raadsman dat het dossier (ook zonder de bepleite bewijsuitsluiting) onvoldoende ondersteunend bewijs bevat voor de verklaringen van de hiervoor genoemde personen, zodat niet tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden gekomen.
Mocht het hof wel tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde komen, dan stelt de verdediging zich op het standpunt dat vanwege het ontbreken van een dusdanig meervoud van handelingen en een dusdanig lange periode geen sprake is van het maken van een beroep of gewoonte.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft, overeenkomstig haar schriftelijk requisitoir, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [naam 1] , [naam 4] , [naam 1] en [naam 3] voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen en dat bewezen kan worden dat de verdachte wist dat de doorreis van deze personen wederrechtelijk was.
Oordeel van het hof
Feiten en omstandigheden
Uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten en omstandigheden worden afgeleid. In de periode van 1 augustus 2015 tot en met 1 januari 2016 hebben [naam 1] (hierna: [naam 1] )
,[naam 4] (hierna: [naam 4] ) en het gezin [naam 1] – bestaande uit [naam 2] (hierna: [naam 1] ), [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en hun minderjarig kind –, op verschillende momenten allen geprobeerd om via een luchthaven Nederland uit te reizen. Zij hebben daarvoor gebruikt gemaakt van een vals of vervalst identiteitsdocument of een identiteitsdocument op naam van iemand anders. Zij zijn bij hun uitreispogingen aangehouden en hebben de verdachte steeds aangewezen als hun ‘reisagent’. Zij hebben allen verklaard dat de verdachte hen heeft geholpen bij hun uitreispoging naar Engeland of Canada door hen (onder andere) onderdak te bieden (bij hem thuis of bij zijn zus en zwager, de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) gedurende de periode dat zij in Nederland verbleven. Ook hebben zij verklaard dat de verdachte hen van vliegtickets en reisdocumenten heeft voorzien. Voorts zou de verdachte hen naar de luchthaven hebben gebracht of begeleid en (aldaar) instructies en/of aanwijzingen hebben gegeven.
Voorafgaand aan de bespreking van de bruikbaarheid van de afzonderlijke verklaringen van de getuigen merkt het hof naar aanleiding van deze uit de bewijsmiddelen volgende feiten en omstandigheden op dat de gelijkluidendheid van de verklaringen ten aanzien van de wijze van handelen van de reisagent en het aanwijzen van de verdachte als de persoon van deze reisagent, reeds bijdraagt aan de betrouwbaarheid van die verklaringen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte in dit verband nog geopperd dat [naam 4] de andere getuigen ( [naam 1] , [naam 1] en [naam 3] ) uit wrok over een verbroken relatie negatief heeft beïnvloed, om welke redenen alle verklaringen onbetrouwbaar zouden zijn geworden. Het hof is echter van oordeel dat het dossier daarvoor geen aanknopingspunten biedt. Niet gebleken is dat [naam 4] het gezin [naam 1] kent, laat staan dat hij het gezin zou hebben beïnvloed om belastend over de verdachte te verklaren. Ook de stelling dat [naam 1] door [naam 4] zou zijn beïnvloed, vindt onvoldoende steun in het dossier. Immers, [naam 1] heeft direct na zijn eerste aanhouding al verklaard over de rol van de – toen nog niet met naam genoemde – reisagent. Bezien in combinatie met de verklaringen van de verdachte zelf, is duidelijk dat de verdachte die reisagent is geweest. [naam 4] was toen nog niet in Nederland en dat voordien al van enig contact tussen [naam 1] en [naam 4] sprake was, is niet gebleken. Het hof gaat daarom voorbij aan deze verklaring van de verdachte.
[naam 1]
Voor de verdediging moet er een behoorlijke en effectieve mogelijkheid hebben bestaan om belastende getuigen te ondervragen. Dit is een belangrijk algemeen uitgangspunt dat is gebaseerd op artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Heeft de verdediging die mogelijkheid ten aanzien van een getuige niet gehad, dan zal de rechter, als hij de verklaring van die getuige voor het bewijs wil gebruiken, moeten beoordelen of daarmee het proces als geheel nog wel eerlijk is verlopen. Daarbij zijn de volgende beoordelingsfactoren van belang:
  • I) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt;
  • II) het gewicht van de verklaring van de getuige voor de bewezenverklaring van het feit, en
  • III) het bestaan van factoren die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid.
Deze beoordelingsfactoren moeten daarbij in onderling verband worden beschouwd. Naarmate het gewicht van de verklaring groter is, is het - wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt - des te meer van belang dat een goede reden bestaat voor het niet bieden van een ondervragingsgelegenheid en dat compenserende factoren bestaan.
De verdediging heeft op de regiezitting van 16 december 2020 (onder meer) verzocht [naam 1] als getuige te doen horen, welk verzoek door het hof is toegewezen. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de raadsheer-commissaris van 11 juni 2021 blijkt dat het na allerlei inspanningen niet is gelukt om de getuige op te sporen en te horen en dat het niet aannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord. In zijn onvindbaarheid is de reden gelegen voor het niet kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht met betrekking tot de getuige [naam 1] . Vastgesteld kan tevens worden dat deze getuige voor het bewijs belangrijke verklaringen heeft afgelegd, maar dat er geen mogelijkheid tot compensatie van het ontbreken van de ondervragingsgelegenheid bestond.
Desalniettemin is het hof is van oordeel dat de verklaringen van [naam 1] voor het bewijs kunnen worden gebezigd, nu het bewijs dat het bewezenverklaarde door verdachte is begaan niet in overwegende mate steunt op die verklaringen, gelet op de andere bewijsmiddelen, die in de bijlage bij dit arrest zijn opgenomen en gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de verklaringen die zijn afgelegd in alle zaken. Het hof is derhalve van oordeel dat het gebruik van de verklaringen van [naam 1] geen strijd oplevert met artikel 6 EVRM en dat de procedure in haar geheel voldoet aan het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
[naam 4]
Anders dan de verdediging acht het hof de verklaringen van [naam 4] wel bruikbaar voor het bewijs. Het hof onderkent dat [naam 4] in zijn verklaring bij de politie over een aantal punten heeft gelogen. Daar staat tegenover dat hij in zijn verklaring bij de rechter-commissaris openheid van zaken heeft gegeven over de elementen van zijn eerdere verklaring die als onjuist bestempeld konden worden. Die onjuistheden in zijn eerdere verklaring hadden vooral betrekking op de onderdelen die nadelig zouden kunnen zijn voor zijn asielprocedure en ze zien in overwegende mate op het reistraject naar Nederland. Los daarvan heeft [naam 4] in zowel zijn verhoor bij de politie als bij de rechter-commissaris consistent verklaard over de rol van de verdachte. Voorts vindt de verklaring van [naam 4] steun in andere bewijsmiddelen, zoals in de bijlage bij dit arrest opgenomen en gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de verklaringen die zijn afgelegd in alle zaken. Het verweer van de raadsman dienaangaande wordt daarom verworpen en de verklaringen van deze getuige worden voor het bewijs gebezigd.
[naam 1] en [naam 3]
Het hof is van oordeel dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 1] en [naam 3] . Het enkele feit dat zij in eerste instantie in elkaars aanwezigheid zijn gehoord, maakt dit niet anders, omdat [naam 1] en [naam 3] zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris, in het bijzijn van de verdediging, nogmaals afzonderlijk van elkaar zijn verhoord, waarbij zij in grote lijnen gelijkluidend, consistent en zeer gedetailleerd hebben verklaard. Voorts vinden de verklaringen van [naam 1] en [naam 3] steun in andere bewijsmiddelen, die eveneens in de bijlage bij dit arrest zijn opgenomen en gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de verklaringen die zijn afgelegd in alle zaken, acht het hof de verklaringen van [naam 1] en [naam 3] betrouwbaar en zal het deze gebruiken voor het bewijs. Het verweer van de raadsman dienaangaande wordt derhalve verworpen.
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde onder 1 en 2 wegens het gebrek aan steunbewijs wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de bijlage.
Gewoonte
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat vanwege het ontbreken van een dusdanig meervoud van handelingen en een dusdanig lange periode geen sprake is van het maken van een beroep of gewoonte oordeelt het hof als volgt.
Of een meervoud aan gedragingen kan worden gekwalificeerd als het maken van een “gewoonte”, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld. Daarbij geldt niet de eis dat die gedragingen zich met een bepaalde minimumfrequentie hebben voorgedaan.
Het hof acht bewezen dat de verdachte zich in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 1 januari 2016 schuldig heeft gemaakt aan de smokkel van vijf personen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat kan worden geconcludeerd dat de verdachte een “gewoonte” heeft gemaakt van het plegen mensensmokkel.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 1 januari 2016 te Schiphol en Amsterdam en Eindhoven en Zwolle en Ede en elders in Nederland en Duitsland en Frankrijk,
tezamen en in vereniging met een ander, danwel alleen,
[naam 1] en
[naam 2] en [naam 3] en hun minderjarige kind en
[naam 4]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland of Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of hem/haar daartoe gelegenheid middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte,
  • contact gehad met [naam 1] en
  • die [naam 1] te Duitsland opgehaald en die [naam 1] van een treinticket voorzien en (vervolgens) die [naam 1] naar een (woon)adres in Nederland begeleid en
  • (vervolgens) die [naam 1] van een tijdelijk (woon)adres voorzien en (aldaar enige tijd) laten verblijven en
  • die [naam 1] naar Schiphol begeleid en
  • die [naam 1] van een Franse identiteitskaart (op naam gesteld van [naam 5] , geboren op [geboortedag 2] 1989 te [geboorteplaats 2] ) voorzien en
  • een vliegticket van [maatschappij] aangeschaft en
  • die [naam 1] (voornoemd) vliegticket (met bestemming Londen en op naam gesteld van [naam 5] ) gegeven en
  • die [naam 1] op de luchthaven Schiphol begeleid en
  • aan die [naam 1] instructies gegeven en
  • die [naam 1] in Zwolle opgehaald en die [naam 1] (opnieuw) naar een (woon)adres in Nederland vervoerd en
  • die [naam 1] van tijdelijke woonruimte voorzien en
  • die [naam 1] naar Schiphol gebracht en
  • een vliegticket van [maatschappij] (op naam gesteld van [naam 6] ) aangeschaft en
  • die [naam 1] (voornoemd) vliegticket (met bestemming Verenigd Koninkrijk) gegeven en
  • die [naam 1] van een (vervalste) Griekse identiteitskaart (op naam gesteld van [naam 6] , geboren op [geboortedag 3] 1988) voorzien en die [naam 1] op de luchthaven Schiphol begeleid en
  • aan die [naam 1] (nadere) instructies gegeven,
en
immers hebben hij, verdachte, en/of diens mededader
  • contact onderhouden met die [naam 2] en [naam 3] en
  • die [naam 2] en [naam 3] en hun minderjarig kind vervoerd en
  • die [naam 2] en [naam 3] en hun minderjarig kind van (tijdelijke) woonruimte voorzien (te [plaats] ) en
  • vliegtickets (met als bestemming Verenigd Koninkrijk) voor die [naam 2] en [naam 3] en hun minderjarig kind aangeschaft en deze aan voornoemde personen gegeven en
  • die [naam 2] en [naam 3] en hun minderjarig kind van (valse/vervalste) Griekse identiteitsdocumenten voorzien en
  • die [naam 2] en [naam 3] en hun minderjarig kind naar de luchthaven van Eindhoven gebracht en (aldaar) op de luchthaven begeleid en
  • die [naam 2] en [naam 3] (nadere) instructies gegeven,
en
immers heeft hij, verdachte,
  • contact onderhouden met die [naam 4] en
  • die [naam 4] van (tijdelijke) woonruimte voorzien en (aldaar enige tijd) laten verblijven en
  • die [naam 4] van een vliegticket voorzien en
  • die [naam 4] van een Griekse identiteitsdocument voorzien en
  • die [naam 4] naar de luchthaven Schiphol begeleid en
  • die [naam 4] (nadere) instructies gegeven
terwijl verdachte, en/of diens mededader (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
terwijl verdachte, van het plegen van het vorenomschreven strafbaar feit een gewoonte maakt.
2.
hij op 21 december 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een reisdocument voorhanden heeft gehad, te weten een nationale identiteitskaart van Griekenland, voorzien van het nummer [nummer 3] , op naam gesteld van [naam 6] , geboren op [geboortedag 3] 1988, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vervalst was;
en
hij in de periode van 29 november 2015 tot en met 23 december 2015 te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, (telkens) een aan een ander verstrekt reisdocument, te weten
  • (op 29 november 2015) een nationale identiteitskaart van Frankrijk met nummer [nummer 1] , op naam van [naam 5] , geboren op [geboortedag 2] 1989; en
  • (op 22 december 2015) een nationaal paspoort van Griekenland met nummer [nummer 2] , op naam van [naam 7] , geboren op [geboortedag 4] 1980
ter beschikking heeft gesteld van [naam 1] respectievelijk [naam 4] , met het oogmerk die reisdocumenten door die [naam 1] respectievelijk [naam 4] te doen gebruiken als ware zij
aan die [naam 1] respectievelijk [naam 4] verstrekt.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een gewoonte maakt,
meermalen gepleegd
en
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen en terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een gewoonte maakt, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
een reisdocument voorhanden hebben, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vervalst is
en
een aan hem of een ander verstrekt reisdocument ter beschikking stellen van een derde, met het oogmerk het door deze te doen gebruiken als ware het aan hem verstrekt, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft primair verzocht de verdachte met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de ouderdom van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat de verdachte een blanco strafblad heeft. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een eventueel op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de duur van het reeds door de verdachte ondergane voorarrest en dit te compenseren met een (wat langere) voorwaardelijke gevangenisstraf. Ook de mogelijkheid van een taakstraf is door de raadsman geopperd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de smokkel van in totaal vijf personen. Hij is deze personen behulpzaam geweest bij de wederrechtelijke toegang en/of doorreis tot of door Nederland, door hun onder andere van onderdak, valse of niet aan hen toebehorende identiteitsdocumenten en vliegtickets te voorzien.
Mensensmokkel is een ernstig feit, waarmee niet alleen een inbreuk wordt gemaakt op de (internationale) rechtsorde, maar ook een bijdrage wordt geleverd aan de instandhouding van een illegaal en crimineel circuit. De gesmokkelde personen betroffen kwetsbare personen die veel geld hebben betaald voor de reis. Naar dat geld konden ze fluiten toen de doorreis naar het land van bestemming niet lukte.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 januari 2023 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld en is hij sinds de tenlastegelegde feiten niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen.
Het hof is van oordeel dat voor feiten als de onderhavige een gevangenisstraf in beginsel passend is. Het hof ziet echter in de omstandigheden van de onderhavige zaak aanleiding om in het voordeel van de verdachte daarvan af te wijken. Allereerst betreft het feiten waarbij geen geweld is gebruikt of personen fysiek in gevaar zijn gebracht. De verdachte is verder sindsdien niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. Het betreft bovendien oude feiten; de verdachte is op 19 april 2016 in verzekering gesteld en de voorlopige hechtenis is sinds juni 2016 geschorst. De verdachte loopt aldus al meer dan zes en een half jaar in een schorsing. Daarbij is de redelijke termijn in zeer aanzienlijke mate overschreden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 12 november 2018. Het hof wijst arrest op 30 januari 2023, derhalve meer dan vier jaar na het aanwenden van het rechtsmiddel.
Het hof acht een gevangenisstraf, langer dan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, onder al deze omstandigheden niet langer passend. Het hof zal nog wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, om de verdachte ervan te weerhouden nogmaals strafbare feiten in Nederland te begaan. Het hof acht aldus, alles afwegende, een taakstraf van aanzienlijke duur in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Het hof ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 9a Sr, nu dit geen recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 197a en 231 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
196 (honderdzesennegentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
12 1.00 STK Creditcard
-
E21
Gelast de teruggave aan de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
10 1.00 STK Paspoort
IRAN
onv [naam 8]
11 1.00 STK Paspoort
IRAN
onv [medeverdachte 1]
12 1.00 STK Paspoort
IRAN [nummer 4]
onv [naam 9]
13 1.00 STK Document
DUITSLAND [nummer 5]
met foto. onv [naam 10]
14 1.00 STK Document
DUITSLAND [nummer 6]
met foto, onv [naam 9]
15 1.00 STK Document
DUITSLAND [nummer 7]
zonder foto, onv [naam 8]
16 1.00 STK Document
DUITSLAND [nummer 8]
zonder foto, onv [medeverdachte 1] .
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
11 1.00 STK Creditcard
RABOBANK [rekeningnummer]
onv [verdachte]
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. H.J.M. Smid-Verhage en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 januari 2023.
mr. H.J.M. Smid-Verhage is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.