In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 april 2019. De verdachte, geboren in 1979, was beschuldigd van mensensmokkel, waarbij zij zou hebben geholpen bij de toegang en doorreis van een gezin uit een ander land. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen, zoals het geven van instructies, het onderhouden van contact, en het bieden van onderdak aan het gezin. Tijdens de zitting op 16 januari 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De advocaat-generaal heeft vrijspraak gevorderd, stellende dat het enkel bieden van onderdak niet voldoende was voor een bewezenverklaring van mensensmokkel. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachten. Het hof concludeerde dat de verdachte niet had bijgedragen aan de wederrechtelijke toegang en doorreis van het gezin, en sprak haar vrij van de tenlastelegging. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en het hof verklaarde niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan.