Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.2. Feiten
In deze – van RvIG afkomstige – aanvraag is als salarisschaal‘BBRA-schaal 13’ vermeld, en voorts bij de functie-eisen dat de kandidaat ‘minimaal 5 jaar ervaring moet hebben als projectleider’.
‘Minimaal WO werk- en denkniveau. Minimaal 5 jaar projectleider ervaring. (..)’
‘Bijgaand de getekende arbeidsovereenkomst.’Bijlage bij deze e-mail is een arbeidsovereenkomst tussen ICS en [geïntimeerde] , met een getypte ondertekening. In de overeenkomst is onder meer vermeld:
‘(..) Een salaris van € 1.900,- voor de functie die [geïntimeerde] uitvoert is niet marktconform en past niet in de schaal en trede waar [geïntimeerde] onder valt. (..) Kijkend naar de markt en de schaal en trede waar [geïntimeerde] in valt zal het salaris van [geïntimeerde] ergens tussen de € 7.000,- en € 8.000,- moeten liggen.’
€ 7.061,05 bruto, te vermeerderen met een vakantietoelage van 8%.
uitvoering te geven aan artikel 8 van de raamovereenkomst en meer specifiek om met terugwerkende kracht (nadruk) tot datum eerste inzet (22 januari j.l.) alsnog volledig te voldoen aan de inlenersbeloning (BBRA schaal 13 trede 10 plus 10% aangaan de heer [geïntimeerde] .’
“ [appellante] : vervolgens is vast komen te staan dat de inlenersbeloning van toepassing was. Praktisch op schaal 13 uit gekomen. Dat was 4800 euro. (…).”
3.De beoordeling
-het verschuldigde loon vast te stellen conform de inlenersvergoeding op basis van BBRA- schaal 13 trede 10 + 10 % naast een vakantietoeslag van 8% hierover;
-ICS te veroordelen met toepassing van artikel 7:671c lid 3 sub a BW tot betaling van een vergoeding die gelijk is aan het loon dat ICS aan [geïntimeerde] verschuldigd is vanaf 18 januari 2021 tot aan het einde van het dienstverband;
-ICS te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging van 50 %;
-ICS te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over het gevorderde loon vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
-ICS te veroordelen in de proceskosten;
-bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van de procedure ICS te veroordelen tot betaling van genoemd salaris en de wettelijke verhoging, met veroordeling in de proceskosten.
grief 1komt ICS op tegen rechtsoverweging 10 van de bestreden beschikking, waarin de kantonrechter overweegt dat partijen het erover eens zijn dat [geïntimeerde] beloond moet worden overeenkomstig BBRA-schaal 13. Deze grief faalt, omdat ICS in rechte deze stelling heeft erkend. Het hof verwijst hiertoe naar de uitlatingen van ICS tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg, hiervoor weergegeven onder 2.10, en naar randnummer 60 van het verweer in eerste aanleg waarin ICS heeft gesteld:
“Gelet op het feit dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een inlenersbeloning van (ten minste) schaal 13 BBRA trede 0 komt dit neer op een bedrag van € 4.281,76 per maand (….)”.
grief 2komt ICS op tegen rechtsoverweging 10 van de bestreden beschikking, voor zover de kantonrechter daarin oordeelt dat Bconnect de door RvIG ingeschakelde partij is die de inlening organiseert en dat die meermaals heeft onderbouwd dat trede 10 gelet op de functie die wordt uitgevoerd en de markt, passend is.
kijkend naar de markt en de schaal en trede waar [geïntimeerde] in valt’een salaris ‘ergens tussen de € 7.000,-- en € 8.000,--‘ passend acht, welk bedrag ligt boven het salaris dat hoort bij BBRA-schaal 13, trede 10 van € 6.419,13 bruto (cao rijk per 1 juli 2020, door [geïntimeerde] overgelegd als productie 17 eerste aanleg). ICS heeft in het licht van het door [geïntimeerde] over gelegde CV niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat [geïntimeerde] op het moment van tewerkstelling bij RvIG beschikte over meer dan 10 jaar relevante werkervaring. In het licht van het voorgaande had het op de weg van ICS gelegen om de stelling van [geïntimeerde] dat werknemers bij RvIG werkzaam in vergelijkbare functies, beloond worden conform BBRA schaal 13 trede 10, gemotiveerd te betwisten, hetgeen zij heeft nagelaten. ICS heeft geen gegevens in het geding gebracht van werknemers van RvIG, werkzaam in vergelijkbare functies, die, bijvoorbeeld, sinds indiensttreding en inschaling in BBRA-schaal 13, niet jaarlijks een trede erbij hebben gekregen of die bij indiensttreding in trede 0 zijn ingeschaald ondanks het feit dat zij meer dan 10 jaar relevante werkervaring hebben. Het hof zal dan ook uitgaan van de juistheid van de stellingen van [geïntimeerde] en komt niet toe aan bewijslevering.