Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
mr. H.P. Plasen
mr. N.J.C. van Poppelen, kantoorhoudende te Utrecht,
mr. S.W. Holtermanen
mr. Y. Pletting, kantoorhoudende te Utrecht,
- [A B.V.] als [A B.V.] ;
- [B B.V.] als [B B.V.] ;
- Voltalessandro B.V. als Voltalessandro.
1.De zaak in het kort
2.Feiten
In navolging op ons telefoongesprek eerder vanmiddag zet ik hieronder de hoofdlijnen uiteen waartegen [ [C] ] bereid is de door hem gehouden aandelen in Voltalessandro B.V. (de “Aandelen”) over te dragen aan [ [D] ]:
De koopprijs van de Aandelen bedraagt EUR 1.750.000,-:
De koopprijs wordt in twee delen voldaan: (i) een deel ter grootte van EUR 1.500.000,- wordt voldaan bij overdracht van de Aandelen, en (ii) het restant van EUR 250.000,- wordt als verkoperslening door [ [C] ] verstrekt;
De verkoperslening kent de volgende onderdelen:
Lening zal zijn achtergesteld bij lening van de bank:
Rente van 2,1% per jaar over het uitstaande bedrag:
Aflossing in vijf (5) gelijke jaarlijkse termijnen, eerst per ultimo 2022, laatste ultimo 2026:
Vervroegde aflossing te allen tijde boete vrij mogelijk
Tot zekerheid van terugbetaling van de verkoperslening wordt ten gunste van verkoper een pandrecht gevestigd op 14% van de Aandelen (7% van het totale aandelenkapitaal,):
Indien de aandelen in Voltalessandro of [E] worden overgedragen, of indien er nieuwe aandelen in één van beide vennootschappen worden uitgegeven, dient de verkoperslening eerst te worden afgelost.
Overdracht van de Aandelen vindt zo spoedig mogelijk plaats;
Een en ander mag worden vervat in een notariële akte;
Kosten van de notaris zijn voor rekening van koper.
Zoals telefonisch al aangegeven is [ [D] ] blij met het aangepaste voorstel. Er wordt zeer hard gewerkt om een transactie langs deze lijnen mogelijk te maken. Maar 1,5M ligt niet binnen een week op tafel. Ik neem aan dat jij dat ook begrijpt.
3.De procedure in eerste aanleg
4.De vorderingen in hoger beroep
5.Motivering van de beslissing in hoger beroep
Bevoegdheid van de Ondernemingskamer
Kamerstukken II1991/92
,22400, nr. 3, p. 6 en 15). Ook de bevoegdheid van de bodemrechter provisionele voorzieningen op de voet van artikel 223 Rv te treffen wordt niet beperkt door de bevoegdheid van de Ondernemingskamer op grond van artikel 2:349a lid 2 BW.
Kamerstukken II1991/1992, 22400, nr. 3, p. 15/16). In vergelijkbare zin is door het Hof Amsterdam geoordeeld dat in kort geding terughoudendheid wenselijk is bij een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen vooruitlopend op (de resultaten van) een enquête indien dit verzoek is gedaan door een enquêtebevoegde (rechts)persoon en nadat het enquêteverzoek aanhangig is gemaakt (Hof Amsterdam 7 november 1996, ECLI:NL:GHAMS:1996:AH7018).