In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 november 2018. De verdachte, geboren in 1988, had gedurende vijf jaar valse informatie verstrekt aan de Belastingdienst om kinderopvangtoeslag voor haar twee kinderen te ontvangen, terwijl zij daar geen recht op had. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en haar raadsman. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 200 uren geëist. De raadsman pleitte voor geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanwege de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die alleen de zorg heeft voor vier minderjarige kinderen.
Het hof heeft de straffen heroverwogen en besloten om de gevangenisstraf om te zetten naar een voorwaardelijke straf van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat zij in Nederland niet eerder voor strafbare feiten was veroordeeld. De verdachte had in totaal € 93.826,70 aan kinderopvangtoeslag ontvangen door middel van valse documenten en verklaringen. Het hof heeft de verdachte aangesproken op haar handelen, dat het vertrouwen in de regeling heeft geschaad, en heeft benadrukt dat de op te leggen straffen passend zijn in het belang van de verdachte en de samenleving. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd voor het overige.