ECLI:NL:GHAMS:2023:508

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
200.310.619/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van inboedel en schadevergoeding na echtscheiding met betrekking tot letselschade-uitkering en onzorgvuldig handelen

In deze zaak gaat het om de verdeling van de inboedel na de echtscheiding van partijen, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en de wijze van verdeling van de inboedel werd vastgesteld. De man stelt dat de Ford Ka en Ford Eco, die aan de vrouw en hem zijn toegedeeld, niet tot de huwelijksgemeenschap behoren omdat deze zijn verknocht aan hem door een letselschade-uitkering die hij heeft ontvangen. De vrouw betwist dit en stelt dat de man niet kan aantonen welk deel van de uitkering als verknocht kan worden aangemerkt.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man ook een verzoek gedaan om schadevergoeding wegens onzorgvuldig handelen van de vrouw, die zijn spullen op straat heeft gezet zonder hem daarvan op de hoogte te stellen. Het hof oordeelt dat de vrouw inderdaad onzorgvuldig heeft gehandeld, maar dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de totale waarde van de inboedel. Het hof vernietigt de beschikking voor zover deze betrekking heeft op de gamestoel, TV en PlayStation die de man niet heeft ontvangen en kent hem een schadevergoeding van € 1.500,- toe. De overige verzoeken van de man worden afgewezen en de beschikking van de rechtbank wordt voor het overige bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.310.619/01
zaaknummers rechtbank: C/15/309146 / FA RK 20-5836 en
C/15/312848 / FA RK 21-614
beschikking van de meervoudige kamer van 28 februari 2023 (bij vervroeging) inzake
[de man],
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. A.E. Muller te Haarlem,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A. Krim te Haarlem.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (Haarlem) van 9 februari 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De man is op 9 mei 2022 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 9 februari 2022.
2.2.
De vrouw heeft op 20 juni 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de man met bijlage van 21 juni 2022;
- een bericht van de zijde van de man met bijlagen van 9 december 2022.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft op 22 december 2022 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De advocaat van de man heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn [in] 1984 gehuwd in gemeenschap van goederen. Het huwelijk is op 24 februari 2022 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 9 februari 2022 in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.
Blijkens een door de man op 26 maart 2014 ondertekende vaststellingsovereenkomst tussen de man en Delta Lloyd heeft de man een bedrag van € 165.000,- ontvangen. In artikel 1 van de vaststellingsovereenkomst staat: “
Met dit bedrag vergoedt Delta Lloyd alle schade, die u hebt geleden en in de toekomst nog zult lijden: materiële schade, immateriële schade, schade in verband met de aantasting van het arbeidsvermogen, wettelijke rente.
3.3
De peildatum voor de samenstelling en omvang van de huwelijksgemeenschap is 26 oktober 2020.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de (in zoverre niet) bestreden beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Ook heeft de rechtbank bij deze beschikking de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de rechtsoverwegingen 2.7.1 tot en met 2.7.10. Daarin staat, voor zover van belang:

2.7.4. De rechtbank begrijpt de stelling van de man aldus dat hij zich beroept op zaaksvervanging. De rechtbank overweegt hieromtrent dat niet ieder goed dat in de plaats treedt van een verknocht goed eveneens aan een van de echtgenoten verknocht is. Voor zover de slotuitkering al aan de man verknocht zou zijn, kan de rechtbank aan de hand van de stellingen van de man niet vaststellen dat beide auto's aan hem verknocht zijn. De rechtbank zal ervan uitgaan dat de auto's in de ontbonden gemeenschap vallen en zal de verdeling ervan bepalen.
2.7.5.
De Ford Ka zal worden toegedeeld aan de vrouw, de Fort Eco sport aan de man, tegen de waarde van de betreffende auto per peildatum 26 oktober 2020 volgens de ANWB
koerslijst. Het waardeverschil zal tussen partijen verrekend worden. (…)
2.7.9.
De rechtbank zal de verdeling van de inboedel aldus bepalen: PlayStations met tv en
stoel worden aan de man toegedeeld, waarbij de man met de dochter van partijen contact kan opnemen om hierover afspraken te maken. Ook zal de man al zijn persoonlijke spullen,
sieraden en papieren ontvangen. De man zal zijn gereedschappen, twee buitenboordmotoren
en racefiets meenemen. De overige inboedelgoederen blijven bij de vrouw. Een en ander
zonder verrekening.”
4.2.
De man verzoekt in hoger beroep, met vernietiging van rechtsoverwegingen 2.7.3 tot en met 2.7.5 en 2.7.7 tot en met 2.7.9 van de bestreden beschikking, te bepalen dat:
I. de vrouw uiterlijk in het kader van de veertien dagen termijn voorafgaande aan de mondelinge behandeling ter terechtzitting ex artikel 22 jo. artikel 843 Rv in het geding dient te brengen de gehele correspondentie en de daarop volgende schriftelijke beslissing van de smartengeld uitkering die de man heeft ontvangen en heeft geleid tot de ontvangst van een voorschotuitkering van € 10.000 en vervolgens een bedrag van € 145.000 op 3 april 2014;
II. de auto, merk Ford EcoSport (hierna: Ford Eco) die in gebruik is bij de man, zonder verdere verrekening met de vrouw aan de man toekomt;
III. primair: de vrouw de auto, merk Ford Ka deluxe (hierna: Ford Ka), alsmede de eigendomspapieren daarvan, uiterlijk binnen een maand na deze beschikking aan de man dient af te geven,
en dat de waarde daarvan zonder verdere verrekening tussen partijen aan de man toekomt;
subsidiair: mocht de vrouw opteren voor toescheiding van de Ford Ka aan haar, dat dient te geschieden tegen betaling door de vrouw aan de man van de oorspronkelijke aanschafprijs van de auto ad € 12.000;
IV. primair: de vrouw is gehouden uiterlijk binnen twee weken na afgifte van deze beschikking aan de man te vergoeden de helft van de aan hem toegekende inboedelzaken, welke waarde neerkomt op een bedrag van € 25.000,-;
subsidiair: dat de vrouw alsnog de persoonlijke (lijf)goederen en inboedelzaken, gereedschappen van de man, zijn elektronica, zijn playstations met stoel, de laptops en de twee televisies aan de man dient te verstrekken in de staat waarin deze goederen waren per datum feitelijk uiteengaan.
4.3.
De vrouw verzoekt de verzoeken van de man in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Grieven I en II
5.1.1 De man richt zijn grieven I en II respectievelijk tegen de rechtsoverwegingen 2.7.4 en 2.7.5 voor zover de rechtbank daarin heeft overwogen dat de Ford Ka en Ford Eco in de ontbonden gemeenschap vallen, dat de Ford Ka wordt toegedeeld aan de vrouw en de Ford Eco aan de man tegen de waarde per de peildatum 26 oktober 2020 volgens de ANWB koerslijst en dat het waardeverschil tussen partijen verrekend zal worden.
Ter toelichting mede onder verwijzing naar de randnummers 13 tot en met 19 van zijn verzoekschrift tot echtscheiding stelt de man het volgende. Hij heeft na een ernstig ongeluk veertien jaar geleden een bedrag van ongeveer € 160.000,- aan smartengeld ontvangen. Dit bedrag is aan hem verknocht, zodat hij een vordering heeft op de gemeenschap ter hoogte van dit bedrag. Hij heeft met de uitkering onder meer twee auto’s van het merk Mercedes gekocht. Daarvoor zijn uiteindelijk de Ford Ka en Ford Eco in de plaats gekomen. Als gevolg van zaaksvervanging maken deze geen deel uit van de huwelijksgoederengemeenschap.
De bewijsstukken van de uitkering en de opbouw daarvan bevinden zich in de voormalig echtelijke woning bij de vrouw. Daarom doet de man het hiervoor onder I weergegeven verzoek.
5.1.2 De vrouw voert verweer. Zij erkent dat de man een uitkering van € 160.000,- heeft ontvangen en voert aan dat niet duidelijk is welk deel van de uitkering als smartengeld kan worden aangemerkt en welk deel als compensatie voor het verlies van arbeidsvermogen en ook niet welk deel daarvan ziet op de periode voor de ontbinding van de huwelijksgoederen-gemeenschap en welk deel op de periode daarna. Zij betwist dat de uitkering volledig was verknocht. Zij betwist te beschikken over de door de man verzochte administratie.
5.1.3 Aan het hof liggen in verband met de grieven I en II van de man twee vragen voor, te weten of de letselschade-uitkering verknocht is aan de man en, zo ja, of de Ford Ka en de Ford Eco op grond van zaaksvervanging toebehoren aan de man. De rechtbank heeft deze vragen negatief beantwoord in rechtsoverweging 2.7.4. Daarin is de rechtbank, zij het in andere bewoordingen, van de volgende regels uitgegaan.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:94 lid 3 (oud) BW vallen goederen en schulden die aan één der echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn slechts in de gemeenschap van goederen voor zover die verknochtheid zich hiertegen niet verzet. Daarnaast geldt dat niet ieder goed dat in de plaats treedt van een verknocht goed, eveneens of op dezelfde wijze als aan een van de echtelieden verknocht kan worden beschouwd. Het antwoord op de vraag of een goed op een bijzondere wijze aan een der echtgenoten is verknocht, hangt immers af van de aard van het goed, zoals deze aard mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald (ECLI:NL:HR:2008:BF2295).
In het licht van deze uitgangspunten falen de grieven I en II van de man. In de door de man overgelegde vaststellingsovereenkomst met Delta Lloyd inzake de letselschade-uitkering, wordt geen onderscheid gemaakt tussen materiële en immateriële schadevergoeding en wordt ook niet vermeld hoe de materiële schadevergoeding is berekend en op welke periode deze betrekking heeft. Ook de man zelf heeft dit onderscheid niet aangebracht. Dit lag wel op zijn weg omdat volgens vaste jurisprudentie slechts als verknocht worden aangemerkt de immateriële schadevergoeding, en de materiële schadevergoeding voor zover deze ziet op een periode na ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap. Daarbij komt dat de man op geen enkele wijze heeft toegelicht waarom de auto’s, de Ford Ka en de Ford Eco, gelet op de aard daarvan en mede gelet op de maatschappelijke opvattingen daarover, aan de man zouden zijn verknocht. De slotsom is dan ook dat hij te weinig heeft gesteld om verknochtheid en zaaksvervanging te kunnen aannemen, zodat het hof de verzoeken van de man ten aanzien van de auto’s onder II en III zal afwijzen. Het hof hoeft niet te beslissen over het hiervoor onder I weergegeven verzoek van de man inzake zijn administratie, omdat hij dit heeft ingetrokken.
Grief 3
5.2.1 De man maakt in zijn derde grief bezwaar tegen rechtsoverweging 2.7.9 in de bestreden beschikking. Hij beroept zich daarbij op zijn productie 5, zijnde een afschrift van de aangifte die hij bij de politie heeft gedaan wegens verduistering en vernieling van aan hem toebehorende goederen. Hij stelt dat de vrouw op 29 juli 2021 al zijn spullen op straat heeft gezet en dat zij grofvuil had gebeld om die spullen op te halen, terwijl de man op dat moment geen toegang tot de woning had en partijen bezig waren om in onderling overleg met hun advocaten hierover afspraken te maken. De spullen hebben tot 18 december 2021 (uiteindelijk onder een doek) buiten gestaan. Hierdoor zijn zaken met emotionele waarde voor de man verloren gegaan. Andere zaken door de rechtbank toegedeeld aan de man hebben geen waarde meer, omdat zij onbruikbaar zijn, bijvoorbeeld omdat de vrouw hierin lijm of iets dergelijks heeft gedaan. De vrouw heeft de racefiets en de buitenboordmotoren aan de man afgegeven, maar dat geldt niet voor het gereedschap, zijn elektronica, Playstations met stoel, de laptops en de televisie. De man ziet zich genoodzaakt bij deze stand van zaken zijn verzoek tot verdeling van de inboedel in stand te laten, zodanig dat de vrouw de helft van de waarde daarvan aan hem dient te vergoeden, welke waarde hij schat op de helft van € 25.000,-, zijnde € 12.500,-.
5.2.2 De vrouw voert verweer. Zij erkent inboedelzaken van de man buiten te hebben gezet en afgedekt onder een zeil, aanvankelijk op de openbare weg en later in de tuin. Volgens haar heeft de man de spullen na de bodemprocedure met hulp van anderen opgehaald. Dit blijkt ook uit door haar overgelegde verklaringen van buurtbewoners. De man heeft meegenomen de hond, de papegaai, zijn kleding, een overlevingspak, de sleutels van de boot en één PlayStation. De andere is van de kleinzoon. De vrouw heeft haar dochter met de stoel en de TV zien weglopen. De man heeft de enige laptop van partijen meegenomen. De vrouw beschikt niet over de reservesleutel van de auto van de man. De zoon van partijen had altijd een reservesleutel van de auto van de man. De man heeft de gereedschappen meegenomen. De vrouw heeft grofvuil niet gebeld. De elektronische spullen stonden in de schuur tot na de zitting. Zij heeft de racefiets klaargezet, het gereedschap, een lasapparaat, een perszetter, hogedrukgereedschap en nog veel meer. De man beschuldigt de vrouw van allerlei activiteiten die de vrouw zou hebben uitgevoerd om persoonlijke spullen, lijfgoederen, en documenten onbruikbaar of onvindbaar te maken. Zij kan alleen maar zeggen dat zij de scheiding op een normale wijze had willen realiseren. Dit is niet gelukt. Omdat de vrouw alle goederen die de man toekomen heeft afgegeven en aan het verzoek van de man in hoger beroep gehoor heeft gegeven, moet het verzoek van de man worden afgewezen. Zij betwist dat het deel van de inboedel van de man € 25.000,- waard was. De inboedel van partijen was oud, tweedehands aangeschaft of gratis opgehaald of geërfd en allang en breed afgeschreven. De vrouw is ook niet in staat om enige vergoeding te betalen. Het subsidiaire verzoek van de man moet eveneens worden afgewezen.
5.2.3 Het hof begrijpt uit de stellingen van de man als weergegeven onder 5.2.1 dat hij zich beroept op onrechtmatig handelen door de vrouw in die zin dat zij nalatig/onzorgvuldig is omgegaan met zijn spullen, waardoor hij schade heeft geleden en dat hij daarom een vergoeding wenst. Dat de man eerst tijdens de mondelinge behandeling in dit kader uitdrukkelijk een beroep heeft gedaan op de onrechtmatige daad als geregeld in artikel 6:162 BW van de zijde van de vrouw is van ondergeschikt belang. Het hof dient immers ambtshalve de gronden aan te vullen en reeds uit de feiten die de man heeft gesteld volgen de grond en het rechtsgevolg dat de man hieraan verbindt. Het hof zal dan ook beoordelen of sprake is van een onrechtmatige daad in de zin van voormeld artikel 6:162 BW en of de man een vergoeding toekomt en, zo ja, hoe hoog.
Het hof is met de man van oordeel dat de vrouw onzorgvuldig/nalatig heeft gehandeld jegens de man en dat zij als gevolg daarvan schade heeft berokkend aan de man. De vrouw had de volledige inboedel van partijen in haar bezit en het beheer hierover. Zij heeft op enig moment zonder de man of diens advocaat daarvan in kennis te stellen, door haar geselecteerde zaken aan de openbare weg gezet en daarna op aanwijzing van de politie achter in de tuin onder een dekzeil. Zij deed dit op een moment dat partijen nog in overleg waren en met de advocaten trachtten hierover afspraken te maken en er nog geen uitspraak van de rechtbank was. Het moge zo zijn dat de vrouw over deze zaken een dekzeil heeft geplaatst, maar op foto’s is zichtbaar dat dit dekzeil de zaken niet overal bedekt en dat zich onder het dekzeil ook kartonnen dozen bevinden. Deze zaken hebben geruime tijd buiten gestaan. Daarmee heeft de man voldoende aannemelijk gemaakt dat aan een deel van de goederen schade is ontstaan. Daarnaast staat, uitgaande van de stellingen van de vrouw zelf, ook vast dat de man in ieder geval de gamestoel, één PlayStation en de TV niet heeft ontvangen en dit kan worden toegerekend aan de handelwijze van de vrouw. Hiermee staat het causaal verband tussen de daad en de schade en de schade als zodanig vast en is de vrouw in beginsel gehouden de door de man geleden schade te vergoeden. Primair stelt de man de waarde van de totale inboedel op € 25.000,- en verzoekt hij een vergoeding van de vrouw gelijk aan de helft van dit bedrag, te weten € 12.500,-. De man heeft echter al (een deel van de) hem toekomende goederen ontvangen en heeft nagelaten te preciseren welk gereedschap hij niet heeft ontvangen, welke van de ontvangen goederen zijn beschadigd en hoe groot de hierop ziende schade is. Het hof ziet daarom geen aanleiding om de door de rechtbank vastgestelde wijze van verdeling van de inboedel te vernietigen, behoudens ten aanzien van de TV, de gamestoel en de PlayStation, waarvan vaststaat dat hij deze niet heeft ontvangen. In de plaats daarvan zal het hof de man een schadevergoeding toekennen. De man heeft te kennen gegeven de waarde van de inboedelgoederen niet te kunnen bewijzen. Op grond van het bepaalde in artikel 6:97 BW komt de rechter bij de begroting van de schade een grote vrijheid toe en is hij daarbij niet gebonden aan de regels van de stelplicht en de bewijslast. Het hof komt een bedrag van € 1.500,- redelijk voor, welk bedrag het hof zal toewijzen.
5.2.4 Het hof zal beslissen als na te melden.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarin aan de man zijn toegedeeld, de gamestoel, de TV en de niet ontvangen PlayStation;
bepaalt dat de vrouw bij wege van schadevergoeding aan de man dient te voldoen een bedrag van € 1.500,- vanwege de niet ontvangen gamestoel, TV en PlayStation;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M.J. Peters, mr. H.A. van den Berg en mr. M.C. Schenkeveld in tegenwoordigheid van mr. E.E. Kraan als griffier en is op 28 februari 2023 uitgesproken in het openbaar.