ECLI:NL:GHAMS:2023:501
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep wegens niet kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1985, was beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel op 29 september 2020 te Purmerend. De tenlastelegging omvatte het trekken aan de benen van de aangeefster en het meermalen slaan in haar gezicht. De verdediging stelde dat de verklaring van de aangeefster, die cruciaal was voor de bewezenverklaring, niet kon worden ondervraagd, waardoor het recht op een eerlijk proces in het geding was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdediging herhaaldelijk heeft geprobeerd de aangeefster als getuige te horen, maar dat dit niet is gelukt. Hierdoor was er onvoldoende bewijs voor een veroordeling.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken, omdat de verklaring van de aangeefster niet kon worden gebruikt voor de bewijsvoering. De uitspraak benadrukt het belang van het ondervragingsrecht en de gevolgen van het niet kunnen uitoefenen daarvan voor de eerlijkheid van het proces. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen compenserende factoren aanwezig waren die het ontbreken van de ondervragingsmogelijkheden konden opheffen, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.