Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[appellant 2] ,
1.De zaak in het kort
cansin dozen. Wals heeft het vonnis niet volledig ten uitvoer kunnen leggen. Wals heeft vervolgens het resterende bedrag, € 74.479,34, van Everest en [appellant 2] gevorderd. Volgens Wals hebben zij (als direct respectievelijk indirect) bestuurder van [bedrijf 1] zonder geldige reden geweigerd aan het vonnis uitvoering te geven. De rechtbank heeft de vordering toegewezen. Hiertegen keert zich het hoger beroep.
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
grief Ihebben [appellant 2] en Everest een aantal klachten gericht tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, waaronder klachten over onvolledigheid. Voor zover het hof de door [appellant 2] en Everest vermelde feiten voor de beoordeling van belang acht, is de feitenvaststelling aangevuld. Daarnaast is het bedrag van de opbrengst uit beslagen (2.9 van het vonnis, 3.14 hierna) en het bedrag van een proceskostenveroordeling (2.11 van het vonnis, 3.16 hierna) aangepast. De feiten komen op het volgende neer.
cansin dozen (hierna: “de inpakrobot”) diende te leveren aan Eurol. Wals heeft zich vervolgens tot [bedrijf 1] gewend en partijen hebben onderhandeld over de bouw van de voor Eurol bestemde inpakrobot door [bedrijf 1] . Op 4 juli 2011 is een koopovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen inhoudende dat [bedrijf 1] een inpakrobot aan Wals zou leveren voor een koopprijs van € 108.500,- exclusief btw. Wals heeft in totaal € 58.564,66 aan [bedrijf 1] betaald in verband met de bouw van de inpakrobot.
Partijen komen ter beëindiging van dit geschil het volgende overeen.
[bedrijf 1] Is nog steeds actief, er zijn echter op dit moment minder opdrachten dan voorheen.
4.Beoordeling
grief I(met betrekking tot de feitenvaststelling) is het hof hiervoor onder 3 al in gegaan. De rol van Heineken en de kwestie van het beslag op het inpaksysteem komen hierna nog aan de orde.
grief IIkeren [appellant 2] en Everest zich tegen het oordeel van de rechtbank in de rechtsoverwegingen 4.5 tot en met 4.9 dat sprake is geweest van betalingsonwil aan hun kant. Zij wijzen onder meer op de betaling van € 35.000,- op 13 december 2013, die zij als vrijwillige betaling betitelen, op de inhoud van de vaststellingsovereenkomst van 13 december 2013, als gevolg waarvan zij in hun visie niet eerder dan na een onherroepelijke uitspraak tot betaling gehouden waren, op de huns inziens onjuiste betekenis die aan de in het kader van de faillissementsprocedure overgelegde verklaring van haar administratiekantoor is toegekend en op de omstandigheid dat Heineken na het beslag van december 2014 de relatie met [bedrijf 1] heeft beëindigd (zoals Heineken in een overgelegde verklaring van 10 juni 2021 heeft bevestigd), waarna de onderneming, zoals [appellant 2] en Everest stellen, materieel ten einde was. Zij hebben inkomstenoverzichten overgelegd over de jaren 2014 tot en met 2018 en over de jaren 2014, 2015 en 2019 tevens de jaarstukken die behoorden bij de aangifte vennootschapsbelasting, waarin een scherpe daling van de inkomsten na 2014 te zien is.
preferred supplier.Wals was in 2012 weggevallen, waarna Heineken resteerde. Na het beslag in december 2014, heeft Heineken de relatie beëindigd, aldus [appellant 2] en Everest. Dit laatste wordt bevestigd in de door [appellant 2] en Everest overgelegde e-mail van Heineken van 10 juni 2021. In die e-mail staat staat dat nadat er derdenbeslagen waren gelegd op tegoeden van [bedrijf 1] in december 2013 en later ook nog in december 2014 en er twijfels waren over de solvabiliteit van [bedrijf 1] Heineken heeft besloten geen nieuwe opdrachten meer aan [bedrijf 1] (of andere firma’s die eigendom zijn van [appellant 2] ) te verstrekken. Gesteld noch gebleken is dat [bedrijf 1] andere substantiële opdrachtgevers had dan wel in redelijkheid kon verwerven.
grief IV, die zelfstandige betekenis mist.
know howvan [appellant 2] / [bedrijf 1] en zijn een leveringsdatum overeengekomen waarvan zij wisten althans hadden moeten begrijpen dat die nooit kon worden gehaald en hebben bovendien een valse voorstelling gegeven over de voortgang van de productie en de nadien toegezegde leveringsdata. Zij hebben er vanaf het begin met de pet naar gegooid, aldus Wals. In hoger beroep heeft Wals haar verwijten herhaald.