ECLI:NL:GHAMS:2023:448
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incident tot schorsing tenuitvoerlegging in hoger beroep met betrekking tot aannemingswerkzaamheden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.J.H. Zandbergen, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hij was veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan de geïntimeerde, Bouw- en Aannemingsbedrijf [geïntimeerde] B.V., vertegenwoordigd door mr. D.W. Giltay Veth. De appellant verzocht het hof om de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis te schorsen, omdat hij stelde dat zijn belang bij het behoud van de bestaande situatie zwaarder woog dan het belang van de geïntimeerde bij verdere executie van het vonnis. Hij voerde aan dat de geïntimeerde reeds een groter bedrag had ontvangen dan waarop zij recht had en dat er een groot restitutierisico bestond.
Het hof heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat het belang van de appellant bij behoud van de bestaande toestand niet opweegt tegen het belang van de geïntimeerde om het bestreden vonnis ten uitvoer te leggen. Het hof oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij al aan het vonnis had voldaan en dat zijn stellingen over het restitutierisico en de gevolgen van het loonbeslag onvoldoende concreet waren. De vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging werd dan ook afgewezen.
De mondelinge behandeling in de hoofdzaak is gepland op 11 april 2023, waarbij ook het incident ex artikel 843a Rv zal worden behandeld. De beslissing over de proceskosten in het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rechters L. Alwin, D. Kingma en M.A. Wabeke.