Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief Ibetoogd dat deze feiten onjuist en/of onvolledig zijn. Voor zover van belang zal het hof met deze grief hierna rekening houden. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
“2.4. Conclusie
3.Beoordeling
grief IIen (een deel van)
grief IIIbestrijdt [appellant] het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat Prothya - gelet op zijn onjuiste verklaring tijdens de mondelinge behandeling en zijn zelfstandig tegen [naam 1] genomen maatregel - zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zij het vertrouwen in [appellant] in zijn hoedanigheid van teamleider heeft verloren. Volgens [appellant] is de kantonrechter daarbij ten onrechte uitgegaan van de juistheid van het rapport [bedrijf] . Hij heeft zijn onder druk afgelegde verklaring nooit geaccordeerd. Hij betwist dat hij tijdens de zitting bij de kantonrechter niet de waarheid heeft verklaard over de melding en reden van de overplaatsing van [naam 1] . [appellant] betwist dat hij niet heeft gehandeld zoals van hem als leidinggevende verwacht had mogen worden. Hij heeft juist wel zorgvuldig gehandeld, omdat bij hem geen melding van ongewenst gedrag is gedaan. [naam 1] heeft enkel bij hem geklaagd over de moeizame samenwerking met [naam 3] . Daar komt bij dat [appellant] niet de direct leidinggevende is van [naam 1] . Dat is [naam 4] bij Prothya en haar direct leidinggevende bij het schoonmaakbedrijf waarbij zij in dienst is (FSH). Dat waren in eerste instantie de aanspreekpunten van [naam 1] , aldus [appellant] . [appellant] vraagt zich ook af waarom hij wel wordt bestraft en zijn collega teamleider [naam 2] niet, in aanmerking genomen dat volgens [naam 1] , ondersteund door [naam 6] , collega van [naam 3] (hierna: [naam 6] ), zij bij [naam 2] (ook) een melding van ongewenst gedrag van [naam 3] heeft gedaan.
grief IIIvoor zover deze ziet op het betoog dat de kantonrechter ten onrechte niet het juridische criterium van de eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarde als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1847 (Stoof/Mammoet), heeft toegepast bij de beoordeling van de vraag of [appellant] terecht kon worden overgeplaatst, zodat de hierop betrekking hebbende stellingen van partijen buiten beschouwing zullen blijven.
Grief IVdie algemeen van aard is en de proceskostenveroordeling in eerste aanleg bestrijdt, slaagt eveneens.
4.Beslissing
;