ECLI:NL:GHAMS:2023:4

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
200.292.898/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling van openstaande facturen voor accountantswerkzaamheden en terugbetaling van kosten voor niet verrichte werkzaamheden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen VanNu, een accountants- en adviesbureau, en [geïntimeerde] over de betaling van openstaande facturen voor verrichte accountantswerkzaamheden. VanNu heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin haar vordering tot betaling van een bedrag van € 1.915,42 werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat VanNu niet voldoende had aangetoond dat de gedeclareerde bedragen overeenkwamen met de overeengekomen werkzaamheden. VanNu had in eerste aanleg een bedrag van € 1.955,00 exclusief btw gevorderd voor de samenstelling van de jaarrekening 2019 en aangifte IB/PVV, maar de kantonrechter wees deze vordering af omdat VanNu niet duidelijk had gemaakt waarom het gedeclareerde bedrag niet overeenkwam met de jaarprijs van de vaste werkzaamheden. In hoger beroep heeft VanNu haar grieven ingediend, waarin zij stelt dat zij recht heeft op betaling van de facturen en dat de kantonrechter ten onrechte haar vordering heeft afgewezen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat VanNu over 2016 nog recht heeft op een bedrag van € 811,60 inclusief btw, en dat [geïntimeerde] daarnaast nog een bedrag van € 264,99 inclusief btw verschuldigd is. Het hof heeft de vordering van VanNu deels toegewezen en de kantonrechter in zoverre gecorrigeerd. Tevens heeft het hof geoordeeld dat [geïntimeerde] recht heeft op terugbetaling van een bedrag van € 2.365,55 als gevolg van de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. De kosten van het geding zijn toegewezen aan de overwegend in het ongelijk gestelde partij, VanNu.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.292.898/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : 8747187/ CV EXPL 20-4557
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 januari 2023
inzake
HOOGEVEEN ADVIESGROEP B.V. , h.o.d.n. ACCOUNTANTS ADVISEURS VANNU,
gevestigd te Beverwijk,
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
advocaat: mr. W. Ph. Steenhuisen te Beverwijk,
tegen
[geïntimeerde], h.o.d.n. [bedrijf],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
advocaat: mr. K. Zeylmaker te Leusden.
Partijen worden hierna VanNu en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

Deze zaak betreft een geschil tussen VanNu en [geïntimeerde] over de betaling van openstaande facturen voor accountantswerkzaamheden. Daarnaast gaat het in deze zaak over de terugbetaling van reeds betaalde kosten voor niet verrichte accountantswerkzaamheden en over gevorderde ontbindingsschade.

2.Het geding in hoger beroep

VanNu is bij dagvaarding van 30 maart 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, (hierna: de kantonrechter), van 24 februari 2021, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen VanNu als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie.
Bij arrest van 4 mei 2021 heeft het hof een mondelinge behandeling gelast. Deze mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juni 2021. Een minnelijke regeling is toen niet tot stand gekomen.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven, met producties;
  • memorie van antwoord in het principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel;
  • memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van het hof van 18 oktober 2022 door hun advocaten doen toelichten. Mr. Steenhuisen heeft dit gedaan aan de hand van spreekaantekeningen, die zijn overgelegd. Namens [geïntimeerde] is nog een op voorhand toegezonden productie in het geding gebracht. Partijen ([geïntimeerde] vertegenwoordigd door [naam]) hebben vragen beantwoord en inlichtingen verstrekt. Ten slotte is arrest gevraagd.
VanNu heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
– uitvoerbaar bij voorraad – haar vordering alsnog geheel zal toewijzen en de vordering van [geïntimeerde] zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente, alsmede [geïntimeerde] zal veroordelen om al hetgeen VanNu ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van voldoening.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis gedeeltelijk zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – voor recht zal verklaren dat de overeenkomst tussen partijen gedeeltelijk (aangaande het deel dat ziet op het opmaken van de jaarrekening 2019) is ontbonden, VanNu zal veroordelen tot betaling van € 4.515,01 en van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met rente, met veroordeling van VanNu in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.14 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
VanNu is een accountants- en adviesbureau.
3.2
VanNu heeft in opdracht van [geïntimeerde] verschillende werkzaamheden voor [geïntimeerde] verricht op basis van de voorwaarden zoals vermeld in de brief van VanNu aan [geïntimeerde] van 29 april 2015. In deze brief staat onder meer het volgende:
“De mogelijk te verstrekken opdracht bestaat uit de navolgende terugkerende werkzaamheden:
  • Het periodiek beoordelen van de financiële administratie.
  • Het verwerken van de loonadministratie voor twee medewerkers.
  • Het verzorgen van de winstaangifte.
  • Het verzorgen van de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
(…) Bijgevoegd treft u het calculatiemodel. De vaste prijs die wij voor de terugkerende werkzaamheden per jaar in rekening zullen brengen bedraagt € 3.260 excl. BTW. Het grensbedrag, waarbinnen wij niet tot verrekening zullen overgaan, bedraagt € 652.Bij voorkeur werken wij met periodieke facturering (…).
Werkzaamheden, die niet in de prijs inbegrepen zijn, zijn de advieswerkzaamheden of het begeleiden van boekenonderzoeken en dergelijke. Dit soort niet regelmatig terugkerende werkzaamheden worden op basis van nacalculatie doorberekend.”
In het bijgevoegde calculatiemodel zijn de werkzaamheden onderverdeeld in “Internetboekhouden” (basismodule kosteloos), “Inboeken administratie” (periodieke beoordeling € 720,-), “Loonadministratie” (€ 360-), “samenstelling jaarcijfers” (€ 1.730,-), en “Fiscaliteit” (€ 450,‑).
3.3
Op 4 augustus 2016 heeft VanNu een declaratie aan [geïntimeerde] gestuurd voor een bedrag van € 2.856,87 inclusief btw voor verrichte werkzaamheden per 31 juli 2016. Het betrof werkzaamheden over het jaar 2015 (“overige advieswerkzaamheden”) en werkzaamheden over het jaar 2016 (waaronder voor een post administratieve bijstand van € 1.385,-). Het bedrag van € 2.856,87 is op 11 oktober 2016 door [geïntimeerde] betaald. Na bezwaar door [geïntimeerde] dat in de declaratie ten onrechte een post voor gebruik van internetboekhouden was opgenomen, heeft VanNu op 15 december 2016 een creditnota gestuurd alsmede een gecorrigeerde declaratie (met factuurnummer [nummer 1]) voor een bedrag van € 2.588,49 inclusief btw (€ 2.139,25 exclusief btw). Het verschil ad € 268,38 is op 9 februari 2017 aan [geïntimeerde] terugbetaald.
3.4
Bij e-mail van 7 maart 2017 heeft VanNu onder meer aan [geïntimeerde] geschreven:

Ik kom tot de conclusie dat ik iets niet goed heb ingeregeld. Ik zou per kwartaal een periodieke rekening sturen voor onze werkzaamheden. Dat heb ik over 2016 en 2017 niet gedaan.
Over 2016 moet ik dus nog € 3.260 in rekening brengen en voor 2017 inmiddels ook 2 kwartalen, wat neerkomt op € 1.603.
3.5
Bij e-mail van 8 maart 2017 heeft [naam], die de boekhouding voor [geïntimeerde] verzorgde, hierop gereageerd en onder meer het volgende geschreven:

We hebben reeds een factuur van Vannu ontvangen en betaald op 11-10-2016 voor de werkzaamheden over het jaar 2015 en 2016.
Het eerste kwartaal van 2016 is nog door onze vorige accountant verzorgd, omdat het boekhoudpakket nog niet was geïnstalleerd op de computer bij [bedrijf].
VanNu heeft bij e-mail van diezelfde datum geantwoord dat zij 2016 voorlopig maar even laat voor wat het is.
3.6
Een aan [geïntimeerde] gerichte e-mail van 12 augustus 2019 luidt:
“Bij het vergelijken van de aangeboden werkzaamheden tegen een vaste prijs en wat wij feitelijk hebben uitgevoerd ben ik voor 2017 en 2018 tot de vervelende conclusie gekomen dat de prijs die wij hebben afgesproken voor de vaste werkzaamheden en wat daarbuitenom gedaan is nogal uit de pas lopen.
Ik zal een proforma afrekening maken. Daarna bel ik even om een afspraak te plannen om af te spreken hoe we dit gaan afwikkelen.”
[geïntimeerde] heeft betwist deze e-mail te hebben ontvangen.
3.7
Op 17 december 2019 heeft [geïntimeerde] de opdracht per het einde van het jaar 2019 beëindigd.
3.8
Op 8 januari 2020 heeft VanNu op de beëindiging gereageerd en een declaratie van 7 januari 2020 met vermelding “PROFORMA” aan [geïntimeerde] gestuurd. De proforma-declaratie bedraagt € 5.084,90 inclusief .btw en ziet op werkzaamheden over het jaar 2016, 2017 en 2018. In de proforma-declaratie zijn reeds gefactureerde voorschotten van € 6.072,00 in mindering gebracht. [geïntimeerde] heeft bezwaar gemaakt tegen de proforma-declaratie.
3.9
Op 4 februari 2020 heeft VanNu een declaratie met factuurnummer “[nummer 2]” aan [geïntimeerde] gestuurd voor een bedrag van € 3.965,84 inclusief btw (€ 3.277,55 exclusief btw) voor werkzaamheden over de jaren 2016, 2017 en 2018. Bij deze declaratie is, ten opzichte van de onder 3.8 vermelde proforma-declaratie, de kostenpost “overige advieswerkzaamheden” over het jaar 2017 met een bedrag van € 109,50,- verwijderd en wordt over de werkzaamheden 2017 en 2018 een bedrag van respectievelijk € 400,80 en € 414,55 in mindering gebracht met als omschrijving “Verrekengrens (eigen behoud)”. De werkzaamheden over 2016 hebben voor een bedrag van € 1.955,- betrekking op “behandeling belastingzaken” en voor een bedrag van € 804,- op “Administratieve bijstand”.
3.1
Eveneens op 4 februari 2020 heeft VanNu een declaratie (factuurnummer [nummer 3]) aan [geïntimeerde] gestuurd voor een bedrag van € 264,90 inclusief btw voor behandeling belastingzaken en overige advieswerkzaamheden over het jaar 2017.
3.11
Op 3 april 2020 heeft VanNu per e-mail aan [geïntimeerde] onder andere het volgende geschreven:
“We zijn in 2017 begonnen om voor de werkzaamheden periodieke declaraties te sturen. Voor 2017 en 2018 zijn dus periodieke declaraties gestuurd. Voor de werkzaamheden over het boekjaar/kalenderjaar 2016 zijn geen periodieke declaraties verzonden.
Op de declaratie van [4] februari 2020 zijn 3 boekjaren in rekening gebracht:
  • Voor de werkzaamheden over 2016 € 3.277,55 excl. BTW.
  • Voor de werkzaamheden over 2017, na aftrek van de verrekengrens van € 400,80, € 3.036 (precies gelijk aan het aangepaste jaarbedrag).
  • Voor de werkzaamheden over 2018, na aftrek van de verrekengrens van € 414,55, € 3.036 (precies gelijk aan het aangepaste jaarbedrag).
Het bedrag excl. BTW is dus precies gelijk aan de kosten voor de werkzaamheden over 2016.
(…)
Nu naar 2019:
Ik heb duidelijk gesteld dat ik slechts bereid ben de werkzaamheden over 2019 af te ronden als de andere openstaande declaraties betaald worden.
(…)”
3.12
Op 6 april 2020 heeft [geïntimeerde] onder meer aan VanNu gemaild dat de terugkerende werkzaamheden genoemd in de overeenkomst de afgelopen jaren niet zijn veranderd waardoor van zijn kant geen overschrijding kan hebben plaatsgevonden, dat hij de declaratie voor de advieswerkzaamheden over 2017 zal betalen en dat hij de jaarcijfers 2019 op korte termijn nodig heeft, dat hiervoor middels voorschotnota’s al is betaald en VanNu dan ook dient te leveren.
3.13
VanNu heeft in haar e-mail van 6 april 2020 aan [geïntimeerde] onder meer het volgende bericht:
“He gaat uiteindelijk om de kosten voor werkzaamheden voor het boekjaar 2016. Voor 2016 zijn geen periodieke declaraties verstuurd.
Ik heb de kosten voor 2016 die verdeeld zijn over 2 declaraties bij elkaar opgeteld en kan de gedeclareerde bedragen als volgt specificeren:
Loonadministratie
659,25
Administratieve bijstand
2.189,--
Winstaangifte
1.955,--
Jaarrekening
92,--
Internetboekhouden
83,55
Advieswerkzaamheden
73,--
Totaal
5.051,80
Ik erken direct dat dit ten opzichte van het prijsvoorstel een behoorlijke overschrijding is op het onderdeel administratieve bijstand. Er zitten ook 2 bedragen in die achteraf bezien buiten de berekening hadden moeten blijven. € 92,-- en € 83,55. Daar heb ik in de discussie verder niet meer bij stilgestaan.
Bij de overschrijding van de kosten van administratieve bijstand hoort enige uitleg. Bij de aanvang van onze werkzaamheden is de intensiteit van de administratieve werkzaamheden hoger geweest dan ik heb kunnen voorzien. In mijn calculatie had ik rekening gehouden met een tijdbesteding van 8 uur over het hele jaar en ik had 6 uur gecalculeerd voor implementatie. 14 uur totaal en dat zijn er uiteindelijk 33 geworden. Ik krijg helaas niet meer voor elkaar dat heel nauwkeurig te reproduceren en heel precies aan te geven waar het aan heeft gelegen en/of waar het mis is gegaan.”
3.14
VanNu heeft door middel van een creditdeclaratie van 6 april 2020 de kosten van het samenstellen van de jaarrekening en aangifte IB/PVV 2019 gecrediteerd. De creditdeclaratie bedraagt € 1.955,- exclusief btw (€ 2.365,55 inclusief btw).
3.15
Op 22 april 2020 heeft VanNu aan [geïntimeerde] per e-mail bericht dat zij betaald wil worden voor de diensten die ze geleverd heeft en dat het feit dat zij niet met grote nauwkeurigheid meer kan specificeren wat er precies is gedaan, geen reden is om afscheid te nemen van een vordering. VanNu schrijft dat ze vanwege het niet bereiken van een compromis niet bereid is om nog uren te gaan besteden aan het verzorgen van de jaarcijfers 2019 en dat ze zich beroept op het wettelijk recht tot compensatie. In de e-mail staat dat het openstaande saldo, na creditering van de kosten voor het samenstellen van jaarcijfers 2019, € 1.865,28 bedraagt. Voor wat betreft het ter beschikking stellen van de data 2019 beroept VanNu zich in de e-mail op haar retentierecht.
3.16
Op 19 juni 2020 heeft VanNu [geïntimeerde] gesommeerd tot betaling van € 1.600,29 (factuurnummer [nummer 2]) en € 264,99 (factuurnummer [nummer 3]) met rente en kosten.
3.17
Op 24 juni 2020 heeft [geïntimeerde] de overeenkomst met VanNu gedeeltelijk ontbonden wegens een tekortkoming van VanNu in de nakoming van haar verplichting inzake de samenstelling van de jaarcijfers 2019 en aanspraak gemaakt op terugbetaling van de kosten voor de niet uitgevoerde werkzaamheden van € 2.365,55 inclusief btw. In de brief heeft [geïntimeerde] ook aanspraak gemaakt op ontbindingsschade, bestaande uit de kosten voor het opmaken van de jaaradministratie en de aangiftes over 2019 van € 3.363,80 inclusief btw en voor het opnieuw laten invoeren van de administratie van € 2.420,00 inclusief btw.

4.Beoordeling

In het principaal appel
4.1
VanNu heeft in eerste aanleg gevorderd dat de kantonrechter [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.915,42. VanNu heeft gesteld dat zij in opdracht van [geïntimeerde] werkzaamheden heeft verricht en hem daarvoor de declaraties [nummer 2] en [nummer 3] heeft gestuurd. Omdat [geïntimeerde] deze declaraties niet voldeed, heeft VanNu de reeds via voorschotdeclaraties betaalde kosten voor het samenstellen van de jaarrekening 2019 en aangifte IB/PVV van € 1.955,00 exclusief btw verrekend met deze declaraties. Daarna resteerde een vordering van € 1.865,28 exclusief btw, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de vordering van VanNu afgewezen omdat, kort samengevat, VanNu niet duidelijk heeft toegelicht waarom het gedeclareerde bedrag over 2016 (factuur [nummer 2] met een bedrag van € 3.277,55 exclusief btw) niet overeenkomt met de jaarprijs van de vaste werkzaamheden (toen € 3.260,- exclusief btw), te meer omdat [geïntimeerde] al € 2.856,87 inclusief btw aan VanNu heeft betaald voor werkzaamheden over het jaar 2016. Bij het oordeel van de kantonrechter speelde ook een rol dat VanNu wisselende standpunten had ingenomen.
4.2
Met de
grieven I tot en met IVkomt VanNu op tegen het oordeel van de kantonrechter dat haar op factuur [nummer 2] gebaseerde vordering niet toewijsbaar is. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.3
VanNu heeft aangevoerd dat zij terugkerende werkzaamheden normaal per kwartaal factureert door middel van een periodieke declaratie die gelijk is aan 1/4e van de overeengekomen jaarprijs. Wanneer na het afronden van de terugkerende werkzaamheden over een bepaald boekjaar blijkt dat VanNu meer kosten heeft moeten maken voor het uitvoeren van de terugkerende werkzaamheden en deze kosten de verrekengrens overschrijden, dan wel door VanNu ook andere (advies)werkzaamheden zijn verricht die niet onder de terugkerende werkzaamheden vallen, worden deze werkzaamheden op basis van nacalculatie doorberekend. VanNu heeft per abuis in 2016 geen periodieke declaraties verzonden aan [geïntimeerde] voor een totaalbedrag van € 3.260,- exclusief btw, maar een declaratie van € 2.139,25 exclusief btw voor werkzaamheden en diensten die deels wel en deels niet onder de vaste jaarprijs voor de terugkerende werkzaamheden vielen (factuur [nummer 4]). VanNu stelt dat zij om die reden in 2020 een aanvullende declaratie over het jaar 2016 aan [geïntimeerde] heeft gestuurd (factuur [nummer 2]). Daarbij is bovendien op een andere dan de gebruikelijke wijze rekening gehouden met de overeengekomen verrekengrens, namelijk door voor de uren van de werknemer die de werkzaamheden voor “Administratieve bijstand” heeft verleend een lager uurtarief te rekenen. VanNu heeft met factuur [nummer 4] de eerste zes maanden van 2016 aan [geïntimeerde] gedeclareerd en met factuur [nummer 2] de laatste zes maanden over 2016, alsmede alle overige werkzaamheden die nog zagen op het jaar 2016. VanNu meent dat zij voldoende duidelijk heeft gemaakt waarop factuur [nummer 2] ziet en dat [geïntimeerde] gehouden is de factuur te voldoen. Voor zover zij in het verleden onopzettelijk onjuiste uitspraken heeft gedaan, heeft zij deze naderhand alsnog gecorrigeerd, aldus, nog steeds, VanNu.
4.4
[geïntimeerde] heeft betwist dat het bedrag dat hij over 2016 aan VanNu heeft betaald, op meer of andere werkzaamheden zag dan op de overeengekomen terugkerende werkzaamheden. Hij voert aan dat hij VanNu nooit heeft gevraagd om aanvullende werkzaamheden en hij betwist dat het aantal geoffreerde uren en diensten is overschreden. [geïntimeerde] heeft nog steeds onvoldoende inzichtelijk geacht welke werkzaamheden onder de terugkerende werkzaamheden vallen en welke niet.
4.5
Het hof overweegt als volgt.
4.6
Volgens VanNu heeft [geïntimeerde] over het jaar 2016 te weinig betaald voor de door VanNu uitgevoerde werkzaamheden. In 2020 heeft VanNu dan ook, in aanvulling op de reeds in december 2016 voor een bedrag van € 2.139,25 exclusief btw gestuurde factuur [nummer 4] (waarin een bedrag van € 365,- betrekking heeft op het jaar 2015), factuur [nummer 2] aan [geïntimeerde] gestuurd voor een bedrag van € 3.277,55 exclusief btw. VanNu heeft hiermee een bedrag van € 5.051,80 exclusief btw gedeclareerd aan [geïntimeerde] over 2016.
4.7
Uit de onder 3.2 vermelde brief van 29 april 2015 volgt dat VanNu met [geïntimeerde] voor
terugkerende werkzaamheden een vaste prijs van € 3.260,- exclusief btw per jaar is overeengekomen met een grensbedrag van € 652,- exclusief btw waarbinnen VanNu niet tot verrekening zou overgaan. Niet (meer) in geschil is dat de prijsafspraak ook gold voor het jaar 2016. Evenmin in geschil is dat VanNu in ieder geval niet eerder dan in het tweede kwartaal van 2016 is begonnen met haar werkzaamheden en dat [geïntimeerde] over het eerste kwartaal van 2016 nog betalingen heeft gedaan aan haar vorige accountant. Hoewel in hoger beroep duidelijk is geworden waar de facturen [nummer 4] en [nummer 2] volgens VanNu op zien, heeft zij niet inzichtelijk weten te maken waar de uren die zij in rekening heeft gebracht aan zijn besteed.
4.8
Om te beginnen is onduidelijk gebleven of de terugkerende werkzaamheden die VanNu heeft verricht, rechtvaardigen dat over 2016 het vaste bedrag volledig aan [geïntimeerde] in rekening wordt gebracht. In aanmerking genomen dat VanNu in ieder geval in het eerste kwartaal van 2016 nog geen werkzaamheden voor [geïntimeerde] heeft verricht (in de inleidende dagvaarding heeft zij vermeld dat zij pas halverwege het jaar is begonnen), had het op haar weg gelegen concreet toe te lichten hoe het vaste jaarbedrag zich verhoudt tot het gegeven dat zij slechts een deel van het jaar voor [geïntimeerde] werkzaam is geweest. Dat VanNu ook terugkerende werkzaamheden heeft verricht die het hele boekjaar 2016 betreffen, zal juist zijn, maar dat neemt niet weg dat niet valt vast te stellen dat het totaal aan werkzaamheden het volledige jaarbedrag rechtvaardigt. In het licht van het voorgaande zal het hof tot uitgangspunt nemen dat [geïntimeerde] over 2016 drie kwart van het vaste bedrag verschuldigd is aan VanNu, derhalve € 2.445,- exclusief btw.
4.9
Voorts geldt dat VanNu niet duidelijk heeft kunnen maken waar de uren die zij aanvullend in rekening heeft gebracht aan zijn besteed. Uit haar stellingen valt ook niet op te maken dat en op welke wijze [geïntimeerde] heeft ingestemd met deze aanvullende werkzaamheden. Het gaat dan met name over de uren voor administratieve bijstand, waarvoor in totaal (met toepassing van een verlaagd uurtarief) € 2.180,- in rekening is gebracht, terwijl daarvoor in het calculatiemodel (op jaarbasis) € 720 was begroot. Uit de e-mailwisseling van 8 maart 2017 volgt dat [geïntimeerde] meende dat de werkzaamheden over 2016 reeds waren voldaan. VanNu heeft deze veronderstelling destijds niet gecorrigeerd. Nu zij pas eind 2019 alsnog werkzaamheden over 2016 is gaan declareren, had het eens te meer op haar weg gelegen zorg te dragen voor een deugdelijke inhoudelijke verantwoording. Dat zij thans niet meer kan achterhalen op welke werkzaamheden de gedeclareerde uren precies zien, komt voor haar risico. VanNu heeft ter zitting geopperd op haar kosten een deskundige te benoemen om de declaraties te beoordelen. Een deskundige kan de vraag naar de inhoud van de verrichte werkzaamheden echter niet beoordelen, zodat het hof aan dit voorstel voorbij gaat.
4.1
Uit de stukken volgt dat [geïntimeerde] over 2016 een bedrag van € 1.774,25 exclusief btw heeft betaald aan VanNu (factuur [nummer 1]). Gelet hierop en op hetgeen onder 4.8 is overwogen met betrekking tot het vaste bedrag over 2016, heeft VanNu over 2016 nog recht op een bedrag van € 670,75 exclusief btw (€ 2.445,- exclusief btw - € 1.774,25 exclusief btw), derhalve € 811,60 inclusief btw. Voor zover VanNu met factuur [nummer 2] een hoger bedrag in rekening heeft gebracht, is het meerdere niet toewijsbaar. De rechtbank heeft de op factuur [nummer 2] gebaseerde vordering volledig afgewezen. Het hof acht de vordering deels toewijsbaar, zoals volgt uit het vorenstaande. In zoverre zijn de grieven I tot en met IV gegrond. Dat [geïntimeerde] het bedrag van € 264,99 inclusief btw van factuur [nummer 3] verschuldigd is, staat niet ter discussie.
4.11
Met
grief Vheeft VanNu aangevoerd dat zij, anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld, gerechtigd was haar werkzaamheden voor [geïntimeerde] op te schorten, omdat [geïntimeerde] de factuur niet betaalde en dat zij haar creditfactuur van 6 april 2020 van € 2.365,55 inclusief btw rechtsgeldig heeft verrekend met haar vordering op [geïntimeerde].
4.12.
De grief faalt. Het hof verenigt zich met het oordeel van de kantonrechter dat het onbetaald laten door [geïntimeerde] van de facturen van 4 februari 2019 aan VanNu niet de bevoegdheid gaf haar werkzaamheden met betrekking tot de jaarrekening en aangifte IB/PVV 2019 op te schorten. De aan VanNu toe te rekenen onduidelijkheden met betrekking tot factuur [nummer 2] brachten mee dat [geïntimeerde] in ieder geval niet tot betaling verplicht was voordat deze onduidelijkheden waren opgehelderd, waarbij komt dat het factuurbedrag grotendeels onterecht in rekening blijkt te zijn gebracht. Het vooralsnog niet betalen van factuur [nummer 3] is in elk geval van onvoldoende gewicht om opschorting van de werkzaamheden te rechtvaardigen.
4.13
In hoger beroep is niet bestreden dat het onterecht opschorten van de hiervoor bedoelde werkzaamheden een toerekenbare tekortkoming van VanNu in haar verplichting tot nakoming van de overeenkomst oplevert die [geïntimeerde] het recht gaf de overeenkomst gedeeltelijk (waar het ging om de jaarcijfers 2019) te ontbinden. Evenmin is bestreden dat de gedeeltelijk ontbinding van de overeenkomst tot gevolg heeft dat VanNu het bedrag van € 2.365,55 inclusief btw aan [geïntimeerde] dient terug te betalen.
4.14
Grief VIheeft betrekking op het oordeel van de rechtbank dat de schade die [geïntimeerde] als gevolg van de ontbinding heeft geleden, aan de hand van de offerte van de nieuwe accountant geschat kan worden op het bedrag van € 414,45. Volgens VanNu heeft zij, anders dan de kantonrechter heeft aangenomen, wel vraagtekens gezet bij de juistheid van de offerte. Verder omvat de offerte volgens VanNu werkzaamheden die al zijn verricht en ook meer werkzaamheden dan de door VanNu opgeschorte en gestaakte werkzaamheden. Bovendien zou het niet kloppen dat de nieuwe accountant, die geen AA is, de werkzaamheden voor een aanzienlijk hoger bedrag verricht dan VanNu. Volgens [geïntimeerde] zijn deze stellingen niet relevant omdat de kantonrechter zijn schade heeft geschat, en miskent VanNu door die stellingen dat [geïntimeerde] op korte termijn een accountant heeft moeten inschakelen om de werkzaamheden uit te voeren die VanNu had moeten uitvoeren. Het staat niet vast dat deze accountant overbodige werkzaamheden heeft verricht, aldus [geïntimeerde].
4.15
De grief van VanNu slaagt. Bij gebreke van een meer gemotiveerde betwisting van [geïntimeerde] ziet het hof geen aanleiding diens schade op basis van de overgelegde offerte van de nieuwe accountant van € 2.780,00 exclusief btw hoger te schatten dan het bedrag dat VanNu voor de werkzaamheden heeft gerekend, derhalve € 1.955,- exclusief btw (€ 2.365,55 inclusief btw). Voor zover de nieuwe accountant aanvullende posten heeft geoffreerd, ontbreekt het verband met de tekortkoming van VanNu die tot de gedeeltelijke ontbinding heeft geleid. De posten zijn veeleer terug te voeren op het feit dat [geïntimeerde] al had besloten over te stappen naar een andere accountant en daartoe de overeenkomst met VanNu (al) op 17 december 2019 had opgezegd.
In het incidenteel appel
4.16
De grieven van [geïntimeerde] hebben betrekking op de afwijzing door de kantonrechter van de schade die [geïntimeerde] stelt te hebben geleden doordat de cijfers over 2019 opnieuw moesten worden ingeboekt. Met
grief 1betoogt [geïntimeerde] dat, anders dan VanNu aanvoert, niet alle boekingen uit het programma AccountView konden worden overgezet. [geïntimeerde] vordert opnieuw het bedrag van € 2.000, exclusief btw dat [naam] voor deze werkzaamheden heeft gedeclareerd. VanNu heeft de gestelde schade betwist.
4.17
De grief faalt. Anders dan [geïntimeerde] aanvoert, betekent het enkele feit dat hij een factuur heeft ontvangen niet dat hij schade heeft geleden. Gesteld noch gebleken is dat de factuur daadwerkelijk is betaald. Een betalingsbewijs is niet overgelegd. Op de stellingen van partijen over het programma AccountView hoeft bij deze stand van zaken niet te worden ingegaan.
4.18
Grief IIheeft betrekking op het bedrag van de buitengerechtelijke incassokosten, dat bij gegrondbevinding van de eerste grief verhoogd zou moeten worden. Nu grief I faalt, gaat ook grief II niet op.
Slotsom
4.19
De gedeeltelijke gegrondbevinding van de grieven I tot en met IV in het principaal appel leidt ertoe dat, zoals onder 4.10 is overwogen, [geïntimeerde] aan VanNu nog een bedrag van € 811,60 inclusief btw verschuldigd is. Daarnaast dient [geïntimeerde] nog een bedrag van € 264,99 inclusief btw te betalen.
4.20.
Deze bedragen kan [geïntimeerde] verrekenen met het bedrag van € 2.365,55 dat VanNu aan hem verschuldigd is als gevolg van de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. De gegrondbevinding van grief VI in het principaal appel en de verwerping van de grieven in het incidentele appel, leiden ertoe dat VanNu daarnaast niet nog een bedrag aan schadevergoeding aan [geïntimeerde] verschuldigd is. Het door VanNu aan [geïntimeerde] te betalen bedrag is daarmee toewijsbaar tot een bedrag van € 1.288,96 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2020. De buitengerechtelijke incassokosten zullen overeenkomstig het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten worden toegewezen tot het bedrag van € 193,34.
4.21
Uit het vorenstaande volgt dat de vordering in conventie terecht door de kantonrechter is afgewezen. Het vonnis zal in zoverre worden bekrachtigd.
4.22
Het vonnis in reconventie zal worden vernietigd voor zover daarbij een hoger bedrag is toegewezen dan hiervoor besproken. Voor het overige zal het worden bekrachtigd, derhalve met inbegrip van de gegeven verklaring voor recht op het punt van de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. Ook de door de kantonrechter in reconventie uitgesproken proceskostenveroordeling blijft in stand, nu VanNu als de overwegend in het ongelijk gestelde partij heeft te gelden.
4.23
Ook in het principaal appel heeft VanNu als de overwegend in het ongelijk gestelde partij te gelden. Zij zal derhalve worden veroordeeld in de kosten daarvan, [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incidenteel appel.
4.24
Ten slotte zal [geïntimeerde] worden veroordeeld tot terugbetaling aan VanNu van het bedrag dat hij op basis van het vonnis in eerste aanleg van VanNu heeft ontvangen, voor zover dat de bedragen overstijgt tot betaling waarvan VanNu thans wordt veroordeeld.

5.Beslissing

Het hof:
in het principaal en in het incidenteel appel:
bekrachtigt het bestreden vonnis voor zover dit in conventie is gewezen;
vernietigt het bestreden vonnis voor zover VanNu in reconventie (onder 6.4) is veroordeeld om aan [geïntimeerde] te voldoen een bedrag van € 2.892,51, met wettelijke rente over € 2.515,01 en, in zoverre opnieuw rechtdoende,
veroordeelt VanNu om aan [geïntimeerde] te voldoen het bedrag van € 1.482,30 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.288,96 vanaf 8 juli 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening.
bekrachtigt het in reconventie gewezen vonnis voor het overige;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling van het bedrag dat VanNu ter uitvoering van het bestreden vonnis aan hem heeft voldaan voor zover dat de bedragen overstijgt tot betaling waavan VanNu thans is veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de betaling door VanNu aan [geïntimeerde] tot aan de dag van de algehele terugbetaling;
veroordeelt VanNu in de kosten van het geding in het principaal appel, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 338,- aan verschotten en € 2.361,- voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in het incidenteel appel, tot op heden aan de zijde van VanNu begroot op € 1.180,50 voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.M. Tillema, J.M. van den Berg en A.C. van Schaick en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023.