ECLI:NL:GHAMS:2023:396

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
23-000665-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake telen van hennepplanten en diefstal van stroom

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van het telen van 247 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het opzettelijk telen van hennepplanten in een pand in Schiedam en het wegnemen van elektriciteit die toebehoorde aan een benadeelde partij, [benadeelde partij01] BV. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis van de politierechter, dat op 4 maart 2021 was uitgesproken.

Tijdens de zitting op 2 februari 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de primair tenlastegelegde feiten, maar dat de subsidiaire feiten bewezen moesten worden verklaard. De verdediging betwistte de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplichtigheid.

Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk opzettelijk betrokken was bij de hennepkwekerij en dat de diefstal van elektriciteit bewezen kon worden. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 4.124,10 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 oktober 2018.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000665-22
datum uitspraak: 16 februari 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 4 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 10-290815-19 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1992,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 3 oktober 2018 te Schiedam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres02] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 247 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 3 oktober 2018 te Schiedam met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres02] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 247 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 3 oktober 2018 te Schiedam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 25 oktober 2017 tot en met 3 oktober 2018 te Schiedam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij01] BV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking;
2. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen, in of omstreeks de periode van 25 oktober 2017 tot en met 3 oktober 2018 te Schiedam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 25 oktober 2017 tot en met 3 oktober 2018 te Schiedam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door een pand ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de als primair tenlastegelegde feiten en dat het onder feit 1 en feit 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen moet worden verklaard. Daartoe heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat de rol, betrokkenheid en daadwerkelijke bijdrage van de verdachte bij de hennepkwekerij op basis van het dossier moeilijk kan worden vastgesteld. Wel is voldoende gebleken dat de verdachte als huurder van de woning deze woning ter beschikking heeft gesteld voor het kweken van hennep.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat zowel voor de primair als de subsidiair tenlastegelegde feiten het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet van verdere, actieve betrokkenheid van de verdachte is gebleken anders dan als huurder van de woning, zodat hij niet als pleger of medepleger kan worden aangemerkt. Ook is er onvoldoende bewijs voor medeplichtigheid van de verdachte in verband met het ontbreken van voldoende bewijs voor het dubbel opzet dat hiervoor vereist is.
Het oordeel van het hof
Anders dan de advocaat-generaal en de verdediging acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan. Op 3 oktober 2018 werd een hennepkwekerij aangetroffen in een woning op de derde etage van een woonblok op het adres [adres02], met een kweekruimte in elk van de beide slaapkamers. De ontdekking volgde op een melding van wateroverlast door de buren op huisnummer [nummer01], op de ondergelegen woonlaag en na een warmtescan van de verschillende woningen waarbij een temperatuur van 23 graden Celsius bij de woning op nummer [adres02] werd gemeten.
Op 28 november 2019 is de verdachte, die de huurder was van de woning op nummer [adres02] , aangehouden en verhoord in verband met deze hennepkwekerij. Hij heeft – kort samengevat – verklaard dat hij die woning sinds medio 2016 huurde voor een bedrag van in totaal € 650,00 per maand en deze aanvankelijk zelf bewoonde. Hij heeft de woning en de sleutels daarvan vanaf ongeveer mei 2018 ter beschikking gesteld aan een kennis van hem uit [plaats01] , die door de verdachte [naam01] genoemd wordt, die daar gratis kon verblijven. De laatste keer dat de verdachte zelf in de woning was, ook omstreeks mei 2018, zouden er door de verhuurder rookmelders in de woning en in die van de buren zijn geplaatst. Er is toen geen hennepkwekerij aangetroffen.
Over [naam01] , waarvan de verdachte geen andere persoonsgegevens bekend zijn, verklaarde de verdachte onder meer dat hij hem had voorgesteld aan zijn buren. Hij beschreef deze persoon tegenover de politie als ‘oranje getint’ met een oranje baard ongeschoren’, met tatoeages en een oorbel. Het telefoonnummer van deze [naam01] was hij kwijtgeraakt nadat hij zijn telefoon had verloren. Sinds de verdachte had vernomen dat in de woning een kwekerij was aangetroffen, zou hij – tevergeefs – op zoek zijn naar deze [naam01] . Ter terechtzitting in eerste aanleg is de verdachte bij deze verklaringen gebleven. In hoger beroep is hij niet verschenen.
Na het aantreffen van de hennepkwekerij heeft de politie op 9 oktober 2018 navraag gedaan bij verschillende buren van de woning in kwestie (p. 72 en 44). Op 3 december 2019, nadat de verklaring van de verdachte was opgenomen, is nogmaals gesproken met de buren. Hun verklaringen houden in, kort samengevat:
- dat de verdachte zich aan hen heeft voorgesteld als ‘ [verdachte01] ’; - dat hij een litteken door zijn wenkbrauw had; - dat verschillende buren ongeveer een half jaar nadat de verdachte daar was komen wonen een sterke weedlucht roken en zij de verdachte daarop hebben aangesproken;
- dat zij de verdachte ongeveer twee maanden voor het aantreffen van de kwekerij voor het laatst hebben gezien, toen deze met een vriend de woning binnenging;
- dat de verdachte ongeveer vier maanden voor het aantreffen van de kwekerij aan hen had verteld dat in de woning een tijdje een vriend zou verblijven, die zij sindsdien een of twee keer hebben gezien; - dat zij nooit een man met oranje haar of baard bij de woning hadden gezien; - dat het plaatsen van de rookmelders niet in mei 2018 was geweest, maar eind 2017 of begin 2018.
Gezien de verklaringen van de buren, waarin de door hun genoemde persoonskenmerken van de hun bekende buurman van nummer [adres02] overeenkomen met die van de verdachte, hecht het hof geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij sedert mei 2018 niet meer in de woning is geweest. Ook acht het hof het onaannemelijk dat de verdachte iemand, van wie hij niet méér weet dan diens voornaam, gedurende minstens vijf maanden gratis gebruik heeft laten maken van een woning die hem
€ 650,00 per maand kostte, in een tijd dat de verdachte zelf een maandinkomen had van nog geen
€ 1000,00 en hij daarnaast ook in [plaats01] nog woonruimte huurde.
Het hof gaat er van uit dat de verdachte wel degelijk opzettelijk betrokken is geweest bij de hennepkwekerij in de door hem gehuurde woning te [adres02]. De verdachte heeft immers verklaard nog tot vijf maanden voor de ontdekking van de hennepkwekerij in de woning te hebben verbleven en hij is blijkens de verklaringen van de buren circa twee maanden voor de ontmanteling van de hennepkwekerij daar nog binnen geweest. Op dat moment was de kwekerij al acht tot tien maanden in bedrijf, gezien onder meer de slijtage en de vervuiling van de koolstoffilters.
Tijdens de ontmanteling van de kwekerij zijn in een kweekruimte in de woning twee sigarettenpeuken gevonden. DNA-onderzoek daaraan leverde matches op met het DNA-profiel van [naam02] en [naam03] . Uit de politiesystemen volgt dat de verdachte op 17 augustus 2017 tijdens een voertuigcontrole aangetroffen is in het gezelschap van deze [naam02] en een zekere [naam04] , de broer van [naam03] . De verdachte heeft verklaard [naam04] en [naam02] te kennen. Hoewel de sigarettenpeuken er op wijzen dat ook anderen betrokken waren bij het telen van hennep en het wegnemen van stroom in de woning, is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en die medeverdachten niet is komen vast te staan. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen en acht het hof bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten alleen heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 3 oktober 2018 te Schiedam opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres02] een hoeveelheid van 247 hennepplanten;
2. primair
hij in de periode van 25 oktober 2017 tot en met 3 oktober 2018 te Schiedam een hoeveelheid stroom, die toebehoorde aan [benadeelde partij01] BV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Bewezenverklaard is dat de verdachte 247 hennepplanten heeft geteeld. Dit betreft meer dan het in
artikel 1, tweede lid, van het Opiumbesluit genoemde aantal van 200 hennepplanten, zodat sprake is van een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet. Het strafbare feit zal dan ook als zodanig worden gekwalificeerd (vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:381).
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, te vervangen door 70 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft aangevoerd dat doorgaans aan een first offender voor medeplegen van het telen van hennep een taakstraf tussen de 80 en 120 uur wordt opgelegd. De raadsman acht een taakstraf van 140 uur voor medeplichtigheid fors.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van 247 hennepplanten in een woning die hij huurde. Hennep is een drug die bij langdurig gebruik een gevaar vormt voor de gezondheid. Bovendien leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten, overlast voor buurtbewoners en gaat deze niet zelden gepaard met andere vormen van criminaliteit. Met zijn handelwijze heeft de verdachte aan een en ander een bijdrage geleverd. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van stroom ten behoeve van de hennepkwekerij. Door op illegale wijze stroom af te tappen zonder dat dit werd geregistreerd en betaald door de verdachte, heeft het energiebedrijf schade geleden. Tevens kan het illegaal en ondeskundig aftappen van stroom leiden tot brandgevaarlijke situaties voor de omwonenden.
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft het hof gelet op de straffen die doorgaans bij hennepkwekerijen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daar wordt in het geval van een hennepkwekerij met 100 tot 500 hennepplanten een taakstraf voor de duur van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand genoemd. Het oriëntatiepunt gaat uit van een verdachte die voor dit delict een first offender is en ziet niet mede op de diefstal van elektriciteit. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 januari 2023 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld wegens een soortgelijk feit.
Nu het hof komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde, zal het hof een hogere straf opleggen dan gevorderd door de advocaat-generaal. Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand en een taakstraf voor de duur van 180 uur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] BV (hierna: [benadeelde partij01] )

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.124,10, bestaande uit materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.214,10. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat van de benadeelde partij heeft aangevoerd dat de vordering geheel dient te worden toegewezen. Mocht het hof tot een lager aantal oogsten komen dan waar de berekening op is gebaseerd, dan kan het gevorderde bedrag voor het elektriciteitsverbruik navenant worden verminderd. Voorts heeft de advocaat in het geval van toewijzing van de vordering verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Als de benadeelde partij zelf een deurwaarder moet inschakelen, is de verwachting dat de verdachte niet is te vinden of dat hij het bedrag niet kan voldoen. Het bedrag kan dan niet worden geïncasseerd.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in diens vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. In het geval van een bewezenverklaring, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Het hof heeft geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de berekening van [benadeelde partij01] , zodat de vordering in haar geheel zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van 3 oktober 2018.
Het hof ziet geen aanleiding over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij [benadeelde partij01] is een commerciële rechtspersoon en moet in staat worden geacht zonder tussenkomst van de Staat het haar toekomende te incasseren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] BV
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.124,10 (vierduizend honderdvierentwintig euro en tien cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 3 oktober 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. R.D. van Heffen,
in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 februari 2023.
mrs. Roseval en De Werd zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]