ECLI:NL:GHAMS:2023:380

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
200.310.872/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot zekerheidstelling voor proceskosten in hoger beroep door buitenlandse vennootschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een incident tot zekerheidstelling voor proceskosten, ingediend door [geïntimeerde 2] tegen Villazzo S.A.R.L., een vennootschap naar buitenlands recht gevestigd in Saint Tropez, Frankrijk. Villazzo is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam en heeft in het incident geconcludeerd dat zij geen zekerheid hoeft te stellen voor de proceskosten, omdat zij statutair in Frankrijk is gevestigd. De rechtsvraag betreft de toepassing van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en de relevante Europese regelgeving, met name Verordening Brussel I-bis.

[geïntimeerde 2] vorderde dat het hof Villazzo zou bevelen zekerheid te stellen voor een bedrag van € 45.000,- ter zake van de te verwachten proceskosten. Hij stelde dat Villazzo geen fysiek adres in Frankrijk heeft en dat veroordelingen in de proceskosten niet verhaalbaar zouden zijn. Villazzo daarentegen voerde aan dat zij, als gevestigde vennootschap in Frankrijk, op grond van artikel 224 lid 2 Rv geen verplichting heeft om zekerheid te stellen, omdat een eventuele veroordeling in Frankrijk ten uitvoer kan worden gelegd.

Het hof oordeelde dat Villazzo inderdaad geen zekerheid hoeft te stellen, omdat zij statutair in Frankrijk is gevestigd en de verordening van toepassing is. De vordering van [geïntimeerde 2] werd afgewezen, en hij werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het incident. De hoofdzaak werd verwezen naar de rol voor beraad, waarbij verdere beslissingen werden aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.310.872/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/693417 / HA ZA 20-1167
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 februari 2023
inzake
de vennootschap naar buitenlands recht
VILLAZZO S.A.R.L.,
gevestigd te Saint Tropez (Frankrijk),
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident ex artikel 224 Rv,
advocaat: mr. H.K. Schrama te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
niet verschenen,
2.
[geïntimeerde 2],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiser in het incident ex artikel 224 Rv,
advocaat: mr. J.J.F. van de Voort te Langbroek.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Villazzo en [geïntimeerden] – afzonderlijk: [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] – genoemd.
Villazzo is bij dagvaarding van 25 maart 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 december 2021, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Villazzo als eiseres en [geïntimeerden] als gedaagden.
Tegen [geïntimeerde 1] is verstek verleend.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens houdende wijziging van eis en (voorwaardelijke) incidentele vordering ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met producties, van Villazzo;
- memorie van antwoord, tevens incidentele conclusie strekkende tot zekerheidstelling ex artikel 224 Rv en conclusie van antwoord in het (voorwaardelijke) incident ex artikel 843a Rv, met producties, van [geïntimeerde 2] ;
- conclusie van antwoord in het incident ex artikel 224 Rv van Villazzo.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident ex artikel 224 Rv.
[geïntimeerde 2] heeft incidenteel gevorderd dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, Villazzo zal bevelen ten gunste van hem zekerheid te stellen voor een bedrag van € 45.000,- ter zake van de (te verwachten) proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep, door dit bedrag over te maken op de derdengeldrekening van haar advocaten, met bepaling van de datum waartegen deze zekerheid op straffe van niet-ontvankelijkverklaring van Villazzo in de hoofdzaak in hoger beroep moet zijn gesteld, en Villazzo zal bevelen binnen 48 uur na het stellen van deze zekerheid het hof en de advocaat van [geïntimeerde 2] schriftelijk daarvan in kennis te stellen, met veroordeling van Villazzo in de kosten van het incident.
Villazzo heeft in het incident geconcludeerd dat het hof de incidentele vordering van [geïntimeerde 2] zal afwijzen, met veroordeling van – uitvoerbaar bij voorraad – [geïntimeerde 2] in de (na)kosten van het incident met rente.

2.Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 224 lid 1 Rv dient degene die, zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland, bij een Nederlandse rechter een vordering instelt op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan hij in die procedure veroordeeld zou kunnen worden, tenzij een van de in artikel 224 lid 2 Rv genoemde uitzonderingen van toepassing is.
2.2.
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat Villazzo zekerheid dient te stellen stelt [geïntimeerde 2] , samengevat, dat hij vreest dat veroordelingen van Villazzo in de proceskosten niet verhaalbaar zullen blijken, ook niet in Frankrijk. Bij het onderzoeken van de mogelijkheden tot executie van het bestreden vonnis is namelijk gebleken dat Villazzo slechts nog statutair gevestigd is in Saint Tropez. Villazzo heeft geen fysiek adres in Saint Tropez – op het laatst bekende en op haar website vermelde adres in die plaats is een ander bedrijf gevestigd – en voor zover kan worden nagegaan ook niet in de rest van Frankrijk, aldus [geïntimeerde 2] .
2.3.
Villazzo heeft daartegen – kort gezegd – aangevoerd dat, nu tussen partijen niet ter discussie staat dat zij in Saint Tropez (Frankrijk) is gevestigd, er voor haar geen verplichting bestaat om zekerheid te stellen, gelet op de uitzondering van artikel 224 lid 2 aanhef en onder b Rv in samenhang met – zo begrijpt het hof – Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: Verordening Brussel I-bis).
2.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat Villazzo geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Nu zij in eerste aanleg eisende partij was, betekent dit dat zij ingevolge het bepaalde in artikel 224 lid 1 Rv in beginsel verplicht is tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten. Echter, het beroep van Villazzo op artikel 224 lid 2 aanhef en onder b Rv slaagt. Daarin is bepaald dat geen verplichting tot het stellen van zekerheid bestaat indien een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding op grond van, onder meer, een EG-verordening ten uitvoer zal kunnen worden gelegd ter plaatse waar degene van wie zekerheid gevorderd wordt, zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. In deze zaak zal op grond van Verordening Brussel I-bis een proceskostenveroordeling in Frankrijk, waar Villazzo ook volgens [geïntimeerde 2] statutair is gevestigd, ten uitvoer kunnen worden gelegd. Dat Villazzo, zoals [geïntimeerde 2] heeft betoogd, geen fysiek adres in Frankrijk (meer) zou hebben, doet, wat daarvan feitelijk ook zij, in dit verband niet ter zake. Uit artikel 63 lid 1 van Verordening Brussel I-bis volgt immers dat voor de toepassing van die verordening vennootschappen en rechtspersonen (ook) woonplaats hebben op de plaats van hun statutaire zetel. Dit betekent dat Villazzo geen zekerheid hoeft te stellen. De incidentele vordering tot zekerheidstelling van [geïntimeerde 2] zal dan ook worden afgewezen.
2.5.
[geïntimeerde 2] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, bij het eindarrest in de hoofdzaak worden veroordeeld in de kosten van dit incident.
2.6.
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor partijberaad. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident ex artikel 224 Rv
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten van dit incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 28 februari 2023 voor beraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L. Alwin, W.A.H. Melissen en J.W. Hoekzema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023.