In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 september 2019. De verdachte, geboren in 1961, was beschuldigd van het opzettelijk invoeren van 103 bolletjes cocaïne op 19 maart 2019 te Amsterdam. Het hof heeft de veroordeling van de rechtbank vernietigd, maar kwam tot dezelfde conclusie over de schuld van de verdachte. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden. Het hof heeft de straf gematigd naar 5 maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder ernstige medische problemen als gevolg van het slikken van de bolletjes. Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in hoger beroep was overschreden, wat leidde tot een verdere matiging van de straf naar 4 maanden. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak benadrukt de ernst van de invoer van harddrugs en de impact daarvan op de volksgezondheid en de samenleving.