ECLI:NL:GHAMS:2023:3744

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
23-000423-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hypotheekfraude met valse documenten en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 5 februari 2021. De verdachte, geboren in 1964, was aangeklaagd voor hypotheekfraude en bedreiging. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 25 april 2023. De verdachte en het openbaar ministerie hadden hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis. De tenlastelegging omvatte onder andere het opbellen van werknemers van twee verzekeringsmaatschappijen met dreigende uitspraken en het gebruik van valse documenten bij het aanvragen van een hypothecaire lening. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 en 14 augustus 2015 telefoongesprekken heeft gevoerd met medewerkers van de verzekeringsmaatschappijen, waarbij hij hen onder druk zette om geldbedragen uit te keren. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van de bedreiging, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van dwang. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het gebruik van een valse werkgeversverklaring bij de hypotheekaanvraag. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf van zeven weken op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte werd vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000423-21
datum uitspraak: 9 mei 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 5 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-872037-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
feit 1 primairhij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 augustus 2015 tot en met 28 oktober 2015 te Zwaag, gemeente Hoorn en/of Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (een of meer werknemer(s) van) [bedrijf 1] N.V. en/of [bedrijf 2] N.V. heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), te weten de uitkering van de opstalverzekeringspolis op [adres 2], met een totaalwaarde van (ongeveer) 1.200.000,00 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [bedrijf 1] N.V. en/of [bedrijf 2] N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld hierin dat hij, verdachte een of meer werknemer(s) van [bedrijf 1] N.V. en/of [bedrijf 2] N.V:
- heeft opgebeld en/of
- ( daarbij) (op dreigende en/of boze en/of met agressieve toon) heeft gezegd dat er een geldbedrag moet worden uitgekeerd en/of
- ( daarbij) (op dreigende en/of boze en/of met agressieve toon toon) heeft gezegd dat het geldbedrag nog niet, althans niet volledig, is uitgekeerd en/of
- ( daarbij) (op dreigende en/of boze en/of met agressieve toon) heeft gezegd dat het geldbedrag (zo snel mogelijk) uitgekeerd moet worden en/of
- ( daarbij) (op dreigende en/of boze en/of met agressieve toon) op de vraag wie de medewerker aan de lijn heef gezegd) geantwoord: "[verdachte] punt" en/of
- ( vervolgens) (op dreigende boze en/of met agressieve toon) heeft gezegd dat "[hij verdachte] het vervelend vind[t] om bronnen te moeten vragen wie [naam 1] is, wat zij doet en waar ze woont",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en of strekking,
door voornoemde handeling(en) een dermate dreigende situatie voor (die werknemer(s) van) [bedrijf 1] N.V. en/of [bedrijf 2] N.V. heeft gecreëerd en in stand gehouden, dat de vrees van (die werknemer(s) van) [bedrijf 1] N.V. en/of [bedrijf 2] N.V. voor (verder(e)) (bedreiging met) geweld van de zijde van verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) gerechtvaardigd was;
feit 1 subsidiairhij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 augustus 2015 tot en met 28 oktober 2015 te Zwaag, gemeente Hoorn en/of Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) door bedreiging(en) met geweld of enige andere feitelijkhe(i)d(en) gericht tegen (een of meer werknemer(s) van) [bedrijf 1] N.V. en/of [bedrijf 2] N.V., wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten:
- het opbellen van die werknemer(s) (door verdachte) en/of
- het achterhalen van de privégegevens van die werknemer(s) (door verdachte en/of door derden in opdracht van verdachte) en/of
- het niet doorlopen, althans niet volledig doorlopen, van de/het bedrijfsmatige proces(sen) van [bedrijf 1] N.V. en/of [bedrijf 2] N.V. (met betrekking tot het (inhoudelijk) beoordelen van het schadedossier) en/of
- het niet doorlopen, althans niet volledig doorlopen, van de/het (reguliere) bedrijfsmatige proces(sen) van [bedrijf 1] N.V. en/of [bedrijf 2] N.V.) met betrekking tot de afwikkeling van (brand)schadeclaims) en/of
- het intrekken van de dagvaarding voor de zitting van de kantonrechter (op 09 september 2015) en/of
- het betalen van een of meer geldbedrag(en), met een totaalwaarde van (ongeveer) 1.200.000,00 euro,
bestaande die bedreiging(en) met geweld en/of enige andere feitelijkhe(i)d(en), tegen (een of meer werknemer(s) van) [bedrijf 1] N.V. en/of [bedrijf 2] N.V., uit het:
- opbellen en/of
- zeggen dat er een geldbedrag moet worden uitgekeerd en/of
- zeggen dat het geldbedrag nog niet, althans niet volledig, is uitgekeerd en/of
- zeggen dat het geldbedrag, althans het restant van het geldbedrag, betaald moet worden en/of
- ( daarbij) (op dreigende toon) opgeven als referentie en/of naam: "[verdachte] [punt]" en/of
- ( vervolgens) (op dreigende en/of boze en/of met agressieve toon) zeggen "dat hij [verdachte] het vervelend vindt om bronnen te moeten vragen wie [naam 1] is, wat zij doet en waar ze woont",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en of strekking;
feit 2hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2014 tot en met 23 april 2014, te Hoorn en/of te Almelo en/of Amersfoort, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft gebruikt en/of afgeleverd en/of voorhanden gehad (een) vals(e) of vervalst(e):
- werkgeversverklaring van "[bedrijf 3]" (gedagtekend op 31 maart 2014 en/of voorzien van een (valse of vervalste) (bedrijfs)naamstempel en/of
- salarisspecificatie van "[bedrijf 3]" (gedagtekend op 31 maart 2014)
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, voorgenoemde geschrift(en) heeft overlegd bij het offerteren en/of aangaan van een hypothecaire lening (bij de ING Bank, bestemd voor de aankoop van een woning aan het [adres 3]), bestaande die valsheid (telkens) hierin dat bovengenoemde geschrift(en) (geheel) valselijk zijn opgemaakt en/of (daarbij) voorzien van (valse) handtekening(en) en/of (valse) (bedrijfs)naamstempel.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank, en tot een andere oplegging van straf.

Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair

Feit 1 primair
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de verdachte van het onder
1 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
Feit 1 subsidiair
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde onder feit 1 subsidiair wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft hiertoe
- kort weergegeven - aangevoerd dat de door de verdachte gevoerde telefoongesprekken van 12 en 14 augustus 2015 dreigend van aard waren en dat de verdachte wist, gelet op zijn reputatie in de kop van Noord-Holland, dat één en ander gevolgen zou hebben. Daarbij heeft de rechtbank ten onrechte geen acht geslagen op de context waarin door de opmerkingen door de verdachte zijn geplaatst en de impact die de telefoongesprekken hebben gehad. De verdachte heeft de verzekeraar bewogen om al dan niet uitzonderlijk hoge verzekeringspenningen uit te betalen en het normale bedrijfsproces niet, dan wel niet helemaal, uit te lopen.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder
1. subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe, in lijn met de overwegingen van de rechtbank op dit punt, als volgt.
De identiteit van de beller
Anders dan de verdediging heeft bepleit en de verdachte ter terechtzitting (in hoger beroep) heeft verklaard, stelt het hof vast dat het de verdachte is geweest die op 12 en 14 augustus 2015 heeft gebeld naar [bedrijf 1]. De ontkenning hiervan van de zijde van de verdachte acht het hof ongeloofwaardig. Uit het dossier volgt dat de bewuste telefoongesprekken zijn gevoerd met een telefoonnummer dat is gesteld op de naam van [naam 2], de (ex-)schoonmoeder van de verdachte en dat de verdachte blijkens in het dossier aanwezige tapgesprekken bij verschillende gelegenheden van dit telefoonnummer gebruikmaakte. Ook is van belang dat de verdachte - minst genomen indirect - een belang had bij de afwikkeling van de schade aan de woonboerderij van zijn (ex-)partner [naam 3] en haar moeder [naam 2], omdat [naam 3] in afwachting van deze afwikkeling met de kinderen van de verdachte al geruime tijd in ongerieflijke omstandigheden verbleef in portocabins op het terrein van de afgebrande boerderij. Verder duiden ook bepaalde fragmenten uit deze gesprekken erop dat die door de verdachte zijn gevoerd. Het hof wijst er in dit verband meer in het bijzonder op dat de beller heeft gezegd dat zijn ex nu al maanden in een hok van vier bij vijf moet bivakkeren, dat [naam 1] hem beticht van dingen waar hij niets mee te maken heeft en dat hij dat rechtstreeks uit haar mond wil horen en er met haar over wil praten en dat zijn ex hem bij deze zaak betrekt terwijl hij er niets mee te maken heeft. Dat deze opmerkingen door een (onbekend gebleven) derde die zich uitgaf voor de verdachte zouden zijn gemaakt, komt het hof niet aannemelijk voor.
De inhoud van de gesprekken
Ten aanzien van de inhoud van de twee door de verdachte gevoerde telefoongesprekken stelt het hof het volgende vast.
Op 12 augustus 2015 heeft de verdachte gebeld en gesproken met [naam 4], directiesecretaresse in dienst van [bedrijf 1]. Hij gaf aan te willen spreken met [naam 1], een schade-adviseur. Toen de secretaresse hem aan het einde van het gesprek vroeg naar zijn naam, zei hij
"[verdachte]".Op de vraag van de secretaresse hoe zij dit moet spellen, zei hij
"[verdachte], punt".
Op 14 augustus 2015 heeft de verdachte opgebeld en gesproken met [naam 5], een fraudedeskmedewerkster in dienst van [bedrijf 1], die kort na dit gesprek hiervan een verslag heeft gemaakt.
Daarin is het volgende vermeld:
"Ik kreeg dhr. [verdachte] aan de lijn en die vroeg naar [naam 1]. Volgens hem beticht zij hem van dingen waar hij niets mee te maken heeft. Hij wil dat rechtstreeks uit haar mond horen en er met haar over praten. (...) Ik kreeg [naam 1] niet te pakken. (...) Hij kaartte nog wel aan dat hij het vervelend vindt om bronnen te moeten vragen wie [naam 1] is, wat zij doet en waar zij woont".
Het dossier bevat geen bewijs dat de verdachte in deze telefoongesprekken de overige in de tenlastelegging genoemde uitlatingen heeft gedaan.
Geen sprake van bewijs van dwang
Voor een veroordeling wegens dwang is vereist dat wordt bewezen dat de verdachte [bedrijf 1] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden. De handelingen van de verdachte moeten van zodanige aard zijn geweest dat zij in de gegeven omstandigheden leidden tot een zodanige psychische druk dat (de werknemer(s) van) [bedrijf 1] hieraan geen weerstand kon(den) bieden.
Het hof stelt vast dat [bedrijf 1] een juridische en bedrijfseconomische afweging heeft gemaakt die heeft geleid tot de beslissing om aan de (ex-)partner van de verdachte een bedrag uit te keren. Dat de twee door de verdachte gevoerde telefoongesprekken zouden hebben bijgedragen aan het sneller uitkeren van de schade betekent niet zonder meer dat [bedrijf 1] daartoe is gedwongen of dat deze telefoongesprekken van doorslaggevende aard zijn geweest bij het (versneld) uitbetalen van het geld. Ander bewijs dat [bedrijf 1] is
gedwongentot uitbetaling of is
gedwongentot het niet volledig doorlopen van de bedrijfsprocessen, ontbreekt.
Dit alles betekent dat het hof de verdachte ook zal vrijspreken van hetgeen aan hem onder 1 subsidiair ten laste is gelegd.

Bewijsmotivering feit 2

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij geen wetenschap had van de valse stukken en de gebruikmaking daarvan voor de aanvraag van een hypothecaire lening. De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar de verklaring van de verdachte, vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde bepleit.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat de in de tenlastelegging genoemde documenten, de werkgeversverklaring en een salarisspecificatie, vals zijn. Het hof dient te beoordelen of de verdachte deze valse stukken opzettelijk als zodanig heeft gebruikt, afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad ten behoeve van het verkrijgen van een hypothecaire lening bij de ING-bank.
Op verzoek van de verdediging is in hoger beroep op 19 april 2023 de getuige [getuige] door de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, gehoord. Deze getuige heeft verklaard dat hij de hypotheekfraude heeft gepleegd zonder dat de verdachte hiervan afwist. Hij heeft de valse papieren opgemaakt, te weten de salarisspecificaties, een werkgeversverklaring en bankafschriften van de ING-bank. Hoewel hij dacht dat de inkomsten uit verhuur van de verdachte voldoende waren om de gevraagde lening te verkrijgen, had hij vernomen dat de bank meer zekerheid wilde in de vorm van een werkgeversverklaring.
Het hof acht de verklaring van de getuige [getuige] dat hij de valse stukken
buiten medewetenvan de verdachte aan de tussenpersoon van de ING, de heer [naam 6], heeft gegeven, ongeloofwaardig. Deze verklaring strookt niet met de omstandigheid dat de onjuiste informatie uit de valse werkgeversverklaring nadrukkelijk genoemd wordt in de door de verdachte ondertekende offerte, en deze verklaring is ook in strijd met de verklaring die de getuige [naam 6] heeft afgelegd. [naam 6] heeft op 27 januari 2016 verklaard dat de verdachte op 3 april 2014 bij hem op kantoor is geweest ten behoeve van de hypotheekaanvraag. De verdachte heeft zich gelegitimeerd en de originele stukken gebracht, nadat de bank de hypotheekofferte had uitgebracht. De werkgeversverklaring en het identiteitsbewijs dienen origineel te worden aangeleverd, zodat die op echtheid kunnen worden gecontroleerd, aldus [naam 6]. Op de kopie van het identiteitsbewijs van de verdachte heeft [naam 6] dan ook een stempel en een handtekening gezet, waaruit blijkt dat zijn controle heeft plaatsgevonden. [naam 6] heeft verklaard dat hij de stukken vervolgens heeft ingescand en deze naar ING heeft verstuurd.
Gelet op de verklaring van [naam 6] stelt het hof vast dat [naam 6] in ieder geval de valse werkgeversverklaring van de verdachte heeft ontvangen. Hieruit volgt dat de verdachte in ieder geval dat valse stuk heeft aangeleverd en daarmee ook heeft gebruikt en voorhanden gehad. Daarbij heeft hij geweten van de valsheid, aangezien hij niet bij [bedrijf 3] in dienstbetrekking werkzaam was of was geweest. Dat de verdachte wetenschap had van het bestaan van dit valse stuk en daarvan gebruik heeft gemaakt ten behoeve van de aanvraag van de hypotheek volgt ook uit de tekst van de hypotheekofferte die door hem is ondertekend. Het inkomen dat daarin is vermeld komt immers overeen met het jaarsalaris op de valse werkgeversverklaring en niet met zijn feitelijke inkomen, dat bestond uit een Wajong-uitkering en huurpenningen. Gelet op het voorgaande komt het hof tot bewezenverklaring van het onder 2 aan de verdachte tenlastegelegde feit, maar alleen ten aanzien van de werkgeversverklaring. Ten aanzien van de valse salarisspecificatie acht het hof niet bewezen dat die door de verdachte is verstrekt en door hem is gebruikt. Op dat punt zal vrijspraak volgen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 april 2014 te Almelo opzettelijk heeft gebruikt en afgeleverd envoorhanden gehad een valse werkgeversverklaring van "[bedrijf 3]" (gedagtekend op 31 maart 2014 en voorzien van een valse (bedrijfs)naamstempel),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
terwijl hij, verdachte, wist dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, voorgenoemd geschrift heeft overgelegd bij het aangaan van een hypothecaire lening bij de ING Bank, bestemd voor de aankoop van een woning aan het [adres 3],
bestaande die valsheid hierin dat bovengenoemd geschrift valselijk was opgemaakt en voorzien was van een valse handtekening en een valse bedrijfsnaamstempel.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen in de bijlage bij dit arrest zijn vervat en de hiervoor weergegeven bewijsmotivering.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van
opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst,
en
opzettelijk afleveren en voorhanden hebben van het valse geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde (feit 2), na aftrek in verband met overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gebruik gemaakt van een valse werkgeversverklaring om een hypothecaire lening te krijgen waarmee hij de aanschaf van een door hem gekochte woning kon financieren. Voor een werkbare samenleving is het van essentieel belang dat men in het maatschappelijk verkeer vertrouwen kan stellen in de juistheid van bepaalde documenten. Door het voorhanden hebben, afleveren en gebruikmaken van een vals document heeft de verdachte het vertrouwen van de verstrekker van de hypothecaire lening beschaamd. Met zijn ter terechtzitting (ook in hoger beroep) ingenomen proceshouding - algehele ontkenning - heeft de verdachte bovendien geen verantwoordelijkheid willen nemen en er ook geen blijk van gegeven de ernst van zijn handelwijze in te zien. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 april 2023 is hij niet eerder veroordeeld voor soortgelijke delicten als het onderhavige. Wel komt zeer duidelijk het beeld naar voren dat de verdachte iemand is die zich weinig tot niets gelegen laat liggen aan de wet en de (maatschappelijke en individuele) belangen die door de wet worden beschermd. De verdachte is meermalen, en verspreid over een zeer lange periode, onherroepelijk veroordeeld voor misdrijven, waaronder zeer ernstige. Mede gelet hierop, vanuit een oogpunt van normhandhaving en om recht te doen aan de ernst van het bewezenverklaarde, is het hof van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf de enige passende sanctie is. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft het hof gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals ook door de verdediging naar voren gebracht.
Voorts neemt het hof in aanmerking dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het
Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is overschreden. De verdachte is op 17 december 2015 in verzekering gesteld. Deze datum kan worden beschouwd als het moment waarop de redelijke termijn een aanvang heeft genomen. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 5 februari 2021 en het hof doet bij arrest van heden, 9 mei 2023, uitspraak. Deze forse overschrijding van de redelijke termijn - in totaal drie jaren en enkele maanden - is niet aan de verdachte te wijten, zodat er aanleiding is deze in het voordeel van de verdachte mee te laten wegen bij het bepalen van de hoogte van de straf.
In beginsel acht het hof een gevangenisstraf van tien weken passend en geboden. Het hof zal echter, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, een gevangenisstraf van zeven weken opleggen. Dit is een gevangenisstraf van aanzienlijk kortere duur dan door de advocaat-generaal gevorderd, nu het hof de verdachte van het ten laste gelegde eerste feit zal vrijspreken.

Beslissing met betrekking tot in beslag genomen, niet teruggegeven goederen

De zaken genoemd op de als bijlage 2 bij dit arrest gevoegde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen dienen aan de verdachte te worden teruggegeven nu het belang van strafvordering zich daar niet tegen verzet. Het hof zal dat beslissen, waarbij het hof er wel op wijst dat op deze voorwerpen óók conservatoir beslag (ex artikel 94a Sv) rust.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave van de zaken vermeld op de Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van
28 december 2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. J.L. Bruinsma en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 mei 2023.
mr. J.L. Bruinsma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

BIJLAGE: Bewijsmiddelen

Feit 2
1.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 25 april 2023.
Deze verklaring houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
Voor de aankoop van een woning in Hoorn heb ik in 2014 een hypotheek aangevraagd. Via een kennis ben ik bij [getuige] uitgekomen. Hij heeft me vervolgens in contact gebracht met de hypotheekadviseur [naam 6]. Ik ben een keer bij [naam 6] op kantoor geweest in Almelo om te tekenen. Als u zegt dat bij mijn handtekening de datum 3 april 2014 staat, dan is dat de datum dat ik daar in Almelo was en de offerte heb getekend.
Het klopt dat de in de tenlastelegging van feit 2 genoemde werkgeversverklaring vals is. Ik heb nooit bij [bedrijf 3] gewerkt..
2.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 751 van 28 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (Bevindingendossier deel 9, p. 262), met als bijlagen onder meer de aangifte door de ING-bank (Bevindingendossier deel 09, p. 263 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
Ik, [naam 7], ben als fraudespecialist werkzaam bij de afdeling Fraude Onderzoek &
Analyse van ING Bank N.V. (voorts ING). Als zodanig ben ik bevoegd tot het doen van aangifte van strafbare feiten gepleegd tegen ING. Namens ING doe ik aangifte tegen:
[verdachte].
Op 01 - 04-2014 is middels intermediair [bedrijf 4] een NHG (Nationale Hypotheek
Garantie) hypothecaire lening aangevraagd ad. € l 76.280, voor de heer [verdachte] ten
behoeve van de aankoop van een woning op het adres [adres 3]
. Bij deze aanvraag zijn de volgende, voor deze aangifte relevante gegevens
Ontvangen/ verkregen.
Offerte:
Datum: 01-04-2014
Leningbedrag: € 176.280,-
Jaarinkomen: € 43.690,- loondienst fulltime vast
Ondertekening: Daarnaast verklaar ik dat de door mij of namens mij aangeleverde gegevens
juist zijn en dat ik geen informatie heb achtergehouden die relevant is voor de verstrekking
van deze hypotheek.
Handtekening geplaatst op: 03-04-2014 te Almelo
Inkomensbescheiden
Werkgeversverklaring
Gegevens werkgever : [bedrijf 3]
Adres : [adres 4]
Gegevens werknemer : [verdachte]
In dienst sinds : 28 juli 2008
Functie : Facility Manager Real Estate
Bruto jaarsalaris inclusief vakantiegeld : € 43.690,49
Naam bij ondertekening : : [naam 8]
3.
Een schriftelijk bescheid, te weten een werkgeversverklaring van [bedrijf 3] (Bevindingendossier deel 09, p. 280).
Dit geschrift houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in een werkgeversverklaring van [bedrijf 3].
Naam werknemer: [verdachte].
Getekend te Amersfoort d.d. 31–03–2014
Naam ondertekenaar: [naam 8]
Het geschrift is voorzien van een handtekening en firmastempel op naam van [bedrijf 3].
4.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] met nummer 318 van 27 januari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (Getuigendossier deel 01, p. 71 e.v.).
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in de door de getuige afgelegde verklaring:
A: Ik ben hier de hypotheekadviseur. Om de offerte om te zetten in een hypotheek is onder andere een legitimatiebewijs en een werkgeversverklaring nodig.
V: Wie doet de controle op de echtheid van deze documenten?
A: Dat doe ik, omdat ik die documenten origineel inzie. Dat zijn er trouwens maar twee,
de werkgeversverklaring en het identiteitsbewijs. De rest hoeft de klant niet als origineel
aan te leveren. Ik moet het in kleur en in een bepaalde resolutie inscannen, en daarop
doen zij hun controle.
Meneer [verdachte], waarover wij praten, is hier geweest, bij mij voor het brengen van de originele stukken en om zich te legitimeren, dus nadat de bank de offerte heeft uitgebracht. Ik heb hem maar een keer gezien.
V: In deze documenten zit onder andere een kopie van het paspoort van [verdachte], met
daarop een stempel 'origineel gezien' van uw bedrijf, en een handtekening. Wij laten u deze
kopie nu zien. Kunt u zeggen van wie die handtekening is?
A: Die handtekening is van mij, die heb ik zelf gezet
V: U heeft dus het origineel van het paspoort van [verdachte] gezien. Heeft u deze van [verdachte] overhandigd gekregen?
A: Ja
V: Waar is dat gebeurd, en wanneer?
A: Hier, op de datum die er op staat. Volgens mij staat er 03-04-2014. Ik zie in mijn agenda
dat hij die middag om 17.00 uur hier een afspraak met mij had.
V: Heeft u zelf het hele hypotheekadvies aan [verdachte] gedaan?
A: Ja, dat klopt.
V: Door wie zijn deze stukken aangeleverd?
A: Door mij, ik heb ze gescand en via onze directe lijn van de ING-intermediairs naar
de ING gestuurd.
5.
Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 114 van 3 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] (Getuigendossier deel 01, p. 45 e.v.)
Dit proces- verbaal houdt - voor zover van belang en zakelijk weergegeven - in de verklaring van [naam 8]:
V: Klopt het dat u eigenaar bent van het bedrijf [bedrijf 3]?
A: Ja.
V: Bestaat er een bedrijfsstempel van [bedrijf 3]?
A: Nee, die heb ik niet.
V: We laten u een door ons geanonimiseerde werkgeversverklaring zien van het bedrijf [bedrijf 3]. Wat kunt u zeggen over deze werkgeversverklaring?
A: Deze klopt niet, er staat alleen de [naam 8]. bij mijn naam, en er staat een stempel van
mijn bedrijf op dat ik dus niet heb, en een werkgeversverklaring wordt opgesteld door mijn
boekhouder die er dan ook een eigen stempel op zet.
V: Herkent u het handschrift waarmee deze werkgeversverklaring is ingevuld?
A: Nee, ik ken dat niet. Het is niet van mij, en ook niet van mijn boekhouder.
V: Dus als ik het goed begrijp is deze werkgeversverklaring niet door [bedrijf 3]
opgemaakt en is hij daarom vals. Klopt dat?
A: Ja.
V: Wat is uw relatie met de heer ([verdachte]?
A: Die ken ik ook niet.
=========================================================================
[…]