ECLI:NL:GHAMS:2023:3709

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
000944-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gevangenisstraf van 1 week

Op 5 december 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte, geboren in 1966 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte was niet verschenen op de zitting, maar zijn raadsvrouw, mr. D.J.D. Groenendijk, was aanwezig en verklaarde dat de verdachte op de hoogte was van de zitting en haar had gemachtigd om hem te verdedigen. De advocaat-generaal, mr. M.M. Steinmetz, voerde de zaak in het openbaar en stelde dat de verdachte eerder bedreigende uitlatingen had gedaan tegen een zorgmedewerker, wat leidde tot een zorgmachtiging die tot 30 april 2024 liep.

De advocaat-generaal vorderde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een week, verwijzend naar de ernst van de bedreiging en het provocerende gedrag van de verdachte. De raadsvrouw pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte de bedreigingen had ontkend en dat er geen redelijke vrees was ontstaan bij de aangever. Het hof oordeelde echter dat de bedreigende uitlatingen van de verdachte voldoende bewijs vormden voor de bewezenverklaring van de bedreiging.

Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in een eerdere zaak. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting, met de mogelijkheid voor de verdachte om binnen twee weken beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

proces-verbaal terechtzitting
GERECHTSHOF AMSTERDAM
datum arrest 5 december 2023
parketnummer 23-000944-23
13-000008-23
datum vonnis eerste aanleg 10 maart 2023
parketnummer 13-330983-22
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op 5 december 2023.
Tegenwoordig:
mr. F.A. Hartsuiker voorzitter, raadsheer,
en T. Zikken griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.M. Steinmetz, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte,
opgeroepen als
[verdachte01]
geboren [geboortedatum01] 1966 te [geboorteplaats01]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
is niet verschenen.
Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. D.J.D. Groenendijk, waarnemend voor kantoorgenoot mr. R.P.A. Kint, die mededeelt dat de verdachte op de hoogte is van de zitting van heden en dat zij uitdrukkelijk is gemachtigd als raadsvrouw de verdachte te verdedigen.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De advocaat-generaal deelt mede dat voor verdachte een zorgmachtiging is afgegeven lopende tot 30 april 2024 op grond van de Wet verplichte ggz.
De raadsvrouw van de verdachte maakt kenbaar dat volgens de voormalige begeleider cliënt naar Duitsland is vertrokken en niet weet of cliënt weer terug is in Nederland.
De raadsvrouw van de verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, wordt na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling haar bezwaren tegen het vonnis op te geven. Zij deelt mede:
Het hoger beroep is gericht tegen de bewezenverklaring en straf.
De raadsheer maakt melding van de volgende bij het hof ingekomen stukken:
  • een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 november 2023;
  • een uittreksel uit de Duitse Justitiële Documentatie van 1 december 2023.
Deze stukken worden in het dossier gevoegd.
De raadsheer bespreekt kort de inhoud van het dossier.
De raadsheer gaat over tot de bespreking van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De raadsvrouw deelt mede dat de verdachte sinds 9 november 2023 niet meer woonachtig is bij [instelling].
De advocaat-generaal voert het woord en leest de vordering voor. Deze worden aan het hof overgelegd en in het dossier gevoegd. Zij rekwireert als volgt:
Ik vond de veroordeling door de politierechter terecht. Op het moment dat verdachte alleen was met de zorgmedewerker heeft verdachte gezegd: ‘’als jij mij gaat schorsen dan ga jij dood.’’ Mijn inziens is voor deze uitlating bewijs, omdat de verdachte doorgaat met het uiten van bedreigingen in aanwezigheid van de teammanager. Zowel [naam01] als [naam02] hebben gezegd dat de bedreiging niet voortkwam uit zijn ziektebeeld, maar het bewust zijn eigen gedrag was. [naam01] en [naam02] hebben gezegd dat de verdachte wel een verslavingsachtergrond had, maar dat hij precies weet wat hij deed en provocerend gedrag had. Mijn inziens was het redelijkerwijs logisch dat aangever zich bedreigd voelde gelet op deze omstandigheden, vooral ook in deze setting en met dit type verdachte. [naam02] deed gewoon zijn werk en wordt dan op deze manier bedreigd. Dit maakte zijn werk er niet prettig op. De reclassering zag in het oude rapport geen meerwaarde van toezicht. Het is zorgelijk dat er sprake is van een zorgmachtiging en verdachte met de noorderzon vertrokken is. Verdachte is nu ook niet op zitting om te overtuigen dat het anders moet dan de politierechter heeft gedaan. De bedreiging van de zorgmedewerker was zo ernstig, dat dit naar mijn mening een zwaardere reactie behoeft dan een willekeurige bedreiging. Ik verzoek daarom om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van een week.
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging. Zij bepleit:
Ik verzoek cliënt vrij te spreken. Tijdens het verhoor bij de politie heeft cliënt een verklaring afgelegd en heeft hij ontkend de bedreigingen te hebben geuit. Indien u er wel vanuit gaat dat cliënt bedreigende uitlatingen heeft gedaan, ontbreekt het opzet van cliënt en de redelijke vrees. Aangever was bekend met cliënt en wist hoe cliënt was. Cliënt woonde niet voor niets bij [instelling]. Hij meende niet alles wat hij riep, hetgeen aangever moest weten. Blaffende honden bijten niet is van toepassing. Aangever heeft gezegd dat cliënt meermaals dingen zou hebben geroepen en dit is dus vaker gebeurd. Aangever heeft niet verklaard dat cliënt met een voorwerp heeft gezwaaid, waardoor de redelijke vrees is ontstaan dat cliënt het feit zou uitvoeren, waarmee hij gedreigd heeft. Mijn inziens was het een aanname dat cliënt zich bewust was en wist wat hij deed.
De advocaat-generaal wordt in de gelegenheid gesteld het woord in repliek te voeren. Zij maakt daarvan geen gebruik.
Aan de raadsvrouw wordt het recht gelaten om namens de verdachte het laatst te spreken. Daarvan maakt zij geen gebruik.
De raadsheer onderbreekt het onderzoek voor beraad in raadkamer.
Na hervatting van het onderzoek verklaart de raadsheer het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.
De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
De raadsheer wijst erop dat binnen twee weken na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
= = = = = = = = = =
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 en 2 in de gevoegde zaak met parketnummer 13-000008-23 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – dat:
hij op of omstreeks 19 december 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [naam02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met
verkrachting, door die [naam02] dreigend de woorden toe te voegen "als jij mij gaat schorsen dan ga je dood" en/of ''jij gaat hier niet levend wegkomen. Ik ga ook je ouder vermoorden'' en/of ''Ik ga jou met mijn vinger ficken'', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit en daartoe kortgezegd aangevoerd dat cliënt bij het politieverhoor heeft ontkend de bedreigende uitlatingen te hebben gedaan. Indien cliënt wel bedreigende uitlatingen heeft gedaan, ontbreekt zowel het opzet van cliënt als de redelijke vrees. Aangever was bekend met cliënt en wist hoe cliënt was. Cliënt meende niet alles wat hij zei, hetgeen aangever moest weten. Aangever heeft niet verklaard dat cliënt met een voorwerp heeft gezwaaid, waardoor de redelijke vrees is ontstaan dat cliënt het feit zou uitvoeren, waarmee hij gedreigd heeft. Het was een aanname dat cliënt zich bewust was en wist wat hij deed.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof oordeelt op basis van de verklaringen van aangever en [naam01] dat verdachte bedreigende uitlatingen heeft gedaan richting aangever. Zowel aangever als [naam01] geven duidelijk aan dat de uitlatingen van de verdachte bedreigend waren en dat er sprake was van provocerend gedrag. Aangever en [naam01] verklaren dat de verdachte weet wat hij doet. Uit het voorgaande concludeert het hof dat de redelijke vrees bij aangever aanwezig mocht zijn dat verdachte uitvoering zou geven aan de bedreigende uitlatingen. Aldus wordt het verweer tot vrijspraak verworpen en komt het hof tot een bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op 19 december 2022 te Amsterdam, [naam02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [naam02] dreigend de woorden toe te voegen "als jij mij gaat schorsen dan ga je dood" en ''jij gaat hier niet levend wegkomen. Ik ga ook je ouder vermoorden'' en ''Ik ga jou met mijn vinger ficken'', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Bewijsmiddelen

De in de bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het ten laste gelegde en bewezen geachte feit door verdachte is begaan.

1. Proces-verbaal van aangifte, nummer PL1300-2022270892-4 van 19 december 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] , doorgenummerde pagina’s 3 tot en met 6.

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de aangever
[naam02]:
Op 19 december 2022 bevond ik mij in [instelling] te Amsterdam. Ik hoorde [verdachte01] tegen mij roepen: ‘’Als jij mij gaat schorsen dan ga jij dood’’. Ik schrok en werd bang van [verdachte01] zijn opmerking. Ik hield hem in de gaten en was bang dat hij mij fysiek zou aanvallen. Ik ben toen naar de kamer van de teammanager gelopen. [verdachte01] klopte op de deur en de teammanager deed de deur open. [verdachte01] reageerde met een nieuwe bedreiging zijnde: ‘Jij gaat hier niet mee levend wegkomen. Ik ga ook je ouder vermoorden.’’ Ik ging vervolgens naast mijn manager staat om te voorkomen dat hij de ruimte binnenging. Ik hoorde daarop [verdachte01] roepen: ‘’ Ik ga jou met mijn vinger ficken’’.

2. Proces-verbaal van verhoor getuige, nummer PL1300-2022270892-6 van 19 december 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant02] , doorgenummerde pagina’s 10 en 11.

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige
[naam01]:
Op 19 december 2022 werkte ik als teammanager bij [instelling] te Amsterdam. Ik hoorde [naam02] tegen mij zeggen dat hij was bedreigd met de dood door [verdachte01] . Ik zag dat [verdachte01] voor mijn deur stond. Ik hoorde [verdachte01] tegen [naam02] zeggen: ‘’Jij komt niet meer levend thuis vandaag. Je ouders zullen ook doodgaan. Ich werde dich mit meinem Finger ficken.’’

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf(fen/maatregel)

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een week.
De raadsvrouw heeft het hof ten aanzien van de strafoplegging verzocht een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, art. 63 van het Wetboek van Strafrecht en het LOVS-oriëntatiepunt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en gelet de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een zorgmedewerker van [instelling] bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, waarbij sprake was van provocerend gedrag. Door zo te handelen heeft hij een voor het slachtoffer angstige situatie geschapen en zijn gevoel van veiligheid aangetast. Daarnaast is het onduidelijk waar verdachte zich op dit moment bevindt en of hij zich onder behandeling heeft laten stellen.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 november 2023 is de verdachte eerder voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op art. 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier T. Zikken is vastgesteld en ondertekend.