ECLI:NL:GHAMS:2023:3638

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
23-001261-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling voor medeplegen van poging tot zware mishandeling met aangepaste strafmaat

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van poging tot zware mishandeling. De politierechter had een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 180 uren. De advocaat-generaal vorderde een lichtere straf, bestaande uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met alleen een algemene voorwaarde en een taakstraf van 120 uren. De raadsman pleitte voor een geheel voorwaardelijke taakstraf van 120 uren.

Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het slaan en schoppen van een onbekend gebleven slachtoffer, wat leidde tot een ernstige inbreuk op diens integriteit. Ondanks de ernst van het geweld, heeft het hof rekening gehouden met de positieve veranderingen in het leven van de verdachte, zoals het volgen van een agressieregulatietraining en het vinden van werk. Dit heeft geleid tot de beslissing om de opgelegde straf te verlichten.

Uiteindelijk heeft het hof de veroordeling bevestigd, maar de straf aangepast. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 120 uren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de beslissing gemotiveerd door te wijzen op de stabilisatie van het leven van de verdachte en het gebrek aan eerdere geweldsdelicten in de afgelopen vijf jaar. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001261-23
datum uitspraak: 21 december 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 april 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-027762-23 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1991,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren met algemene en bijzondere voorwaarden. Als bijzondere voorwaarden zijn een meldplicht bij de reclassering en de gedragsinterventie agressiebeheersing opgelegd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met alleen de algemene voorwaarde en een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het hof verzocht om een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest op te leggen. De verdachte heeft de agressieregulatietraining inmiddels afgerond, heeft de afgelopen jaren geen vergelijkbare strafbare feiten gepleegd en heeft sinds kort een vaste baan. Door een voorwaardelijke taakstraf op te leggen kan de verdachte aantonen dat hij heeft geleerd van zijn fouten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van poging tot zware mishandeling. Door het tot nu toe onbekend gebleven slachtoffer samen met de medeverdachte diverse malen te slaan en te schoppen, ook terwijl het slachtoffer op de grond ligt, en de verdachte als laatste een schop tegen het hoofd van het slachtoffer geeft, heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hoewel het hof oog heeft voor de rol die het slachtoffer mogelijk heeft gespeeld in aanloop naar de confrontatie, is het excessieve geweld dat de verdachte en zijn medeverdachte tegen hem hebben gepleegd ontoelaatbaar. Hierbij is vooral aan het einde van de confrontatie de bijdrage van de verdachte aan het geweld niet ondergeschikt aan die van de medeverdachte. Het geweld is bovendien gepleegd op de openbare weg in een druk uitgaansgebied. Dergelijk geweld zorgt voor gevoelens van onrust, onveiligheid en angst in de samenleving.
Het hof heeft bij de strafoplegging verder acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Het voorgaande rechtvaardigt naar het oordeel van het hof in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf.
Het hof heeft echter ook kennis genomen van de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting zijn toegelicht. Het leven van de verdachte lijkt te zijn gestabiliseerd. Hij heeft werk gevonden en heeft daarnaast de agressieregulatietraining gevolgd en afgerond. De verdachte heeft inzicht getoond in het laakbare van zijn handelen en heeft zijn spijt betuigd, waarin hij oprecht overkomt. Het hof weegt dit ten gunste van de verdachte mee en vindt daarom het opleggen van zowel een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf als bijzondere voorwaarden niet meer nodig.
Het hof heeft ten slotte ook gekeken naar het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 december 2023 van de verdachte, waaruit blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaren niet eerder en ook nadien niet onherroepelijk voor geweldsdelicten is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, de door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. W.S. Ludwig en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. S. Maerman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 december 2023.