In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van poging tot zware mishandeling. De politierechter had een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 180 uren. De advocaat-generaal vorderde een lichtere straf, bestaande uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met alleen een algemene voorwaarde en een taakstraf van 120 uren. De raadsman pleitte voor een geheel voorwaardelijke taakstraf van 120 uren.
Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het slaan en schoppen van een onbekend gebleven slachtoffer, wat leidde tot een ernstige inbreuk op diens integriteit. Ondanks de ernst van het geweld, heeft het hof rekening gehouden met de positieve veranderingen in het leven van de verdachte, zoals het volgen van een agressieregulatietraining en het vinden van werk. Dit heeft geleid tot de beslissing om de opgelegde straf te verlichten.
Uiteindelijk heeft het hof de veroordeling bevestigd, maar de straf aangepast. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 120 uren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de beslissing gemotiveerd door te wijzen op de stabilisatie van het leven van de verdachte en het gebrek aan eerdere geweldsdelicten in de afgelopen vijf jaar. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.