ECLI:NL:GHAMS:2023:3615

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
23-003277-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor witwassen van een geldbedrag van € 11.615,00

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling voor witwassen. De verdachte, geboren in 1986 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 17 september 2015 in Amsterdam aangetroffen met een rugtas die een geldbedrag van € 11.615,00 bevatte. Het hof oordeelde dat er sprake was van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, gezien de omstandigheden waaronder het geld was aangetroffen en de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld. De verdachte had verklaard het geld in Italië te hebben verdiend, maar het hof concludeerde dat deze verklaring niet voldoende was om de legale herkomst van het geld aan te tonen. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf op van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens werd het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaard. Het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een gedeeltelijke voorwaardelijke straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003277-21
datum uitspraak: 1 november 2023
TEGENSPRAAK (artikel 279 Sv)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-706556-16 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1986,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman, mr. M.L. van Gessel,
[adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 oktober 2023.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de (waarnemend) raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2015, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van (ongeveer) 11.615 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag (van (ongeveer) 11.615 euro) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft zij - kort gezegd - aangevoerd dat geen sprake is van een specifiek gronddelict en eveneens geen sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Het gaat volgens de raadsvrouw immers niet om een al te groot geldbedrag en het is mogelijk dat iemand dit geldbedrag legaal bij zich draagt als hij komend vanuit Nigeria in Europa rondreist. Subsidiair stelt de raadsvrouw dat de verdachte een concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld, waar het openbaar ministerie geen, althans onvoldoende onderzoek naar heeft gedaan.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van het dossier stelt het hof vast dat de verdachte op 17 september 2015 door de politie is aangetroffen in een woning gelegen aan het [adres02] , buiten bewustzijn en niet aanspreekbaar. In de woning trof de politie in de directe nabijheid van de verdachte een rugtas aan met daarin een groot geldbedrag, te weten € 11.615,00. Dat bedrag bestond onder meer uit 13 biljetten van
€ 500,00 en 11 biljetten van € 200,00. Tevens werden in de rugtas een tweetal identiteitsbewijzen op naam van de verdachte aangetroffen, te weten een Italiaanse ID-kaart en een Italiaans vreemdelingendocument. Daarnaast werd een Nederlands vaccinatieboekje aangetroffen waarin een vaccinatie op naam van de verdachte was opgenomen, waarbij als woonadres van de verdachte stond vermeld: [adres03] . Dit terwijl de verdachte nimmer in Nederland ingeschreven heeft gestaan. Ook is in het vaccinatieboekje een vaccinatierecept aangetroffen op naam van ene Hr. [naam01] , wonende op de [adres04] . De politie heeft aangenomen dat de rugtas met inhoud van de verdachte was, hetgeen later door de verdachte is beaamd.
Gelet op het samenstel van de voornoemde feiten en omstandigheden is het hof, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat sprake was van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, zodat van de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring mocht worden verlangd over de herkomst van het aangetroffen geldbedrag.
De verdachte heeft vervolgens verklaard - in de kern weergegeven - dat hij niet over een bankrekening beschikte en het geld met lang werken in Italië in allerlei banen en met een eigen handeltje heeft verdiend. Hij had het mee naar Nederland genomen om iets te kopen en het dan te verschepen. Hij wist niet om hoeveel geld het precies ging. Hij zou een vrachtwagen hebben willen kopen.
Voor zover deze verklaring aanknopingspunten bood voor verificatie, is deze door het openbaar ministerie onderzocht. Het hof is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat het openbaar ministerie voldoende onderzoek heeft verricht naar de verklaring van de verdachte. Uit de Italiaanse fiscale database is gebleken dat de verdachte in 2009 € 24,00 heeft verdiend en dat verder geen andere informatie over zijn inkomen in Italië bekend is. Voorts valt uit de berichtgeving van de Italiaanse autoriteiten op te maken dat de verdachte sinds 2009 voorkomt in de Italiaanse politiesystemen als een
‘irregular migrant’,de vluchtelingenstatus heeft verkregen, en dat er veel justitiële meldingen op zijn naam staan waaronder meldingen van het dealen van drugs, diefstal en valse documenten.
Gezien deze informatie en bij gebreke van overige concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaringen van de verdachte over de herkomst van het geld, kan naar het oordeel van het hof met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het geldbedrag van € 11.615,00 een legale herkomst heeft. De conclusie is dan gerechtvaardigd dat het niet anders kan zijn dan dat het geld afkomstig is van enig misdrijf en dat de verdachte dit wist.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 september 2015, te Amsterdam, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 11.615,00 euro heeft voorhanden gehad, terwijl hij wist, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar de Justitiële Documentatie van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn, verzocht om oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 11.615,00. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het economische verkeer aan, terwijl andere strafbare feiten erdoor worden vergemakkelijkt. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 oktober 2023 en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op basis van voornoemde oriëntatiepunten en uittreksel is het hof, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend is. Het hof stelt echter vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in eerste aanleg is overschreden. Het hof neemt daarbij de datum van het verhoor van de verdachte op
17 november 2015 als aanvang van de redelijke termijn. Nu hij op die datum te horen kreeg dat hij verdacht werd van witwassen en hem werd meegedeeld dat hij het in beslaggenomen geld niet terug kreeg. De politierechter heeft op 23 november 2018 vonnis gewezen. Het hof stelt dan ook vast dat de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim 12 maanden is overschreden. In deze overschrijding van de redelijke termijn ziet het hof aanleiding een deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, passend en geboden.

Beslag

De politierechter heeft het inbeslaggenomen geldbedrag van € 11.615,00 verbeurdverklaard.
De advocaat-generaal heeft verbeurdverklaring gevorderd zoals door de politierechter is beslist.
De raadsvrouw heeft verzocht het bedrag van € 11.615,00 dat in de rugtas van de verdachte is aangetroffen, aan de verdachte terug te geven. De verdachte heeft verklaard dat dat geldbedrag van hem is.
Het hof overweegt dat het bewezenverklaarde feit is begaan met betrekking tot het onder de verdachte in beslaggenomen en niet teruggegeven geldbedrag van € 11.615,00. Het geldbedrag behoort de verdachte toe en zal daarom worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een
geldbedragvan
€ 11.615,00.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. R. Kuiper en mr. J.L. Bruinsma, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 november 2023.
=========================================================================
[…]