ECLI:NL:GHAMS:2023:3604
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoekster in verzoekschriftprocedure ex artikel 530 Sv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door verzoekster (appellante) op 15 februari 2023 tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 13 februari 2023. De rechtbank had appellante niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoekschrift, omdat dit zou zijn ingediend buiten de termijn van drie maanden na het einde van de zaak. Appellante had verzocht om een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand en schade als gevolg van het in ongerede raken van beslag. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de advocaat-generaal en de advocaat van appellante gehoord tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 7 november 2023. Appellante is echter niet verschenen.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, waarbij het heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van een verzoekschrift ex artikel 530 Sv begint op de dag na de beslissing tot teruggave, zoals ook is uiteengezet in ECLI:NL:HR:2020:1056. Het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep tijdig is ingesteld, maar dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het verzoek van appellante niet-ontvankelijk was. Het hof heeft daarom het hoger beroep afgewezen en bevolen dat de beschikking onverwijld aan appellante wordt betekend. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam en is uitgesproken op 19 december 2023.