ECLI:NL:GHAMS:2023:3604

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
000604-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoekster in verzoekschriftprocedure ex artikel 530 Sv

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door verzoekster (appellante) op 15 februari 2023 tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 13 februari 2023. De rechtbank had appellante niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoekschrift, omdat dit zou zijn ingediend buiten de termijn van drie maanden na het einde van de zaak. Appellante had verzocht om een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand en schade als gevolg van het in ongerede raken van beslag. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de advocaat-generaal en de advocaat van appellante gehoord tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 7 november 2023. Appellante is echter niet verschenen.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, waarbij het heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van een verzoekschrift ex artikel 530 Sv begint op de dag na de beslissing tot teruggave, zoals ook is uiteengezet in ECLI:NL:HR:2020:1056. Het hof heeft geoordeeld dat het hoger beroep tijdig is ingesteld, maar dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het verzoek van appellante niet-ontvankelijk was. Het hof heeft daarom het hoger beroep afgewezen en bevolen dat de beschikking onverwijld aan appellante wordt betekend. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam en is uitgesproken op 19 december 2023.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer 530 Sv: 000604-23
rekestnummer 552a Sv: R 604-23
parketnummer in eerste aanleg: 15/256174-22
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 13 februari 2023 op het verzoekschrift op de voet van de artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1995,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. J. Biemond,
[adres01] .

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 15 februari 2023 ingesteld door verzoekster (hierna appellante).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 7 november 2023 de advocaat-generaal en de advocaat van appellante ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellante is niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek - aangevuld in raadkamer in hoger beroep - strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de beklagzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 1.455,03;
schade als gevolg van het deels in ongerede raken van het beslag, te weten een borsttuig, ten bedrage van € 65,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 680,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in hoger beroep ten bedrage van € 340,00.

3.Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
De rechtbank heeft appellante niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek omdat het verzoek zou zijn gedaan buiten de termijn van drie maanden na het einde van de zaak. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat in geval zich een situatie voordoet als bedoeld in ECLI:NL:HR:2020:1056 r.o. 6.2.4. de termijn voor het indienen van een verzoekschrift ex artikel 530 Sv een aanvang neemt op de dag na de beslissing tot teruggave. Het hof verenigt zich met deze beslissing van de rechtbank en zal het hoger beroep derhalve afwijzen.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst het hoger beroep af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellante.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. D. Radder, M.J.A. Plaisier en P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 19 december 2023.