Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
- beiden aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd - laten toelichten, [appellant] door mr. Hovingh voornoemd en [geïntimeerde] door mr. Dijkstra voornoemd. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord. [appellant] heeft voorafgaand aan de zitting nog aanvullende producties ingediend (7 t/m 23).
3.Feiten
4.Eerste aanleg
€ 11.099,80 bruto inclusief vakantietoeslag binnen twee weken na het arrest en onder overlegging van een specificatie;
sub a en b(na dit ter zitting te hebben verduidelijkt) gegrond op artikel 7:682 lid 1 onderdeel b van het Burgerlijk Wetboek (BW) en zich op het standpunt gesteld dat het UWV ten onrechte toestemming voor ontslag heeft verleend. Volgens [appellant] is er geen redelijke grond voor ontslag en is herstel van de arbeidsovereenkomst niet mogelijk vanwege een omstandigheid waarbij sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Aan zijn overige verzoeken heeft [appellant] ten grondslag gelegd dat (
sub c) [geïntimeerde] per 1 oktober 2014 de salarisverhogingen niet conform de cao heeft uitgevoerd, (
sub d) dat [geïntimeerde] te weinig overuren en saldo vakantiedagen heeft betaald, (
sub e) dat hij recht heeft op de structurele jaarlijkse uitkering over 2021 en (pro rata) 2022 en (
sub f) dat [geïntimeerde] de transitievergoeding heeft berekend op basis van verkeerde inkomensgegevens.
sub a en bgeoordeeld - kort gezegd - dat [geïntimeerde] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de functie van [appellant] is komen te vervallen vanwege maatregelen die om bedrijfseconomische redenen nodig zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering. Niet alleen is er sprake van een slechte of slechter wordende financiële situatie maar ook van werkvermindering. Omdat tussen partijen niet in geschil is dat herplaatsing van [appellant] in een andere passende functie niet mogelijk is, is de opzegging niet zonder redelijke grond gedaan en is toekenning van de verzochte billijke vergoeding niet mogelijk. Ten overvloede heeft de kantonrechter nog geoordeeld dat [geïntimeerde] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Met betrekking tot het verzoek
sub cheeft de kantonrechter overwogen dat [appellant] , gelet op artikel 6 van de arbeidsovereenkomst, redelijkerwijs niet mocht verwachten dat het salaris na 2014/2015 nog zou worden verhoogd met de cao-verhogingen. Het verzoek
sub dis afgewezen omdat de kantonrechter oordeelde dat [appellant] - gelet op het verweer van [geïntimeerde] dat sprake was van verschoven werk - niet heeft onderbouwd dat sprake is van overwerk. Ten aanzien van het verzoek
sub eheeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellant] onvoldoende heeft gesteld dat de jaarlijkse uitkering een verworven recht is geworden. Omdat de verzoeken sub c t/m e worden afgewezen, strandt ook het verzoek
sub fom een hogere transitievergoeding. De kantonrechter heeft [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
5.De beoordeling
grief 1 tot en met 3, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen, komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat zich een redelijke ontslaggrond voordoet, dat er geen billijke vergoeding kan worden toegekend en dat [geïntimeerde] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
grief 5voert [appellant] aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellant] geen recht heeft op niet-betaalde vakantie- en overuren. Hij stelt zich op het standpunt dat op grond van de werkinstructie bij overwerk de tijd-voor-tijd regeling van toepassing is en de verantwoordelijkheid van het registreren van de uren bij de werknemer is gelegd. [appellant] heeft steeds zijn tijd bijgehouden op de urenregistratieformulieren en die bij [geïntimeerde] , die daarvoor eindverantwoordelijk is, ingeleverd.
“2.3 Verschoven werktijdU kunt in principe bij ons niet overwerken. Indien u in uitzonderlijke gevallen na afloop van de werktijd gevraagd wordt werkzaamheden af te ronden, heeft u recht op 100% tijd-voor-tijd. Zolang u het gemiddelde aantal uren van 38 per week, gemeten over een kalenderjaar en binnen het dagvenster niet overschrijdt, heeft u geen recht op een overwerkvergoeding. Als het verschuiven buiten het dagvenster plaatsvindt op uw verzoek, heeft u geen recht op een overwerkvergoeding maar op de 100% tijd voor tijd regeling. De tijd voor tijd regeling houdt in dat als u 1 uur extra werkt, u op een ander tijdstip 1 uur vrij kunt nemen. (…).”
6.Beslissing
E. Verhulp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.