In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 8 juli 2021. De verdachte, geboren in 1979, had hoger beroep ingesteld tegen zijn veroordeling voor het verblijf in Nederland als ongewenst vreemdeling. De tenlastelegging betrof het feit dat de verdachte op 16 april 2021 te Zaandijk verbleef, terwijl hij wist dat er een inreisverbod tegen hem was uitgevaardigd op basis van de Vreemdelingenwet 2000.
Tijdens de zitting op 13 december 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman gehoord. De raadsman voerde aan dat het inreisverbod onrechtmatig was en dat de verdachte inmiddels een verblijfsrecht had verkregen, waardoor vervolging niet meer opportuun zou zijn. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat het inreisverbod voldoende gemotiveerd was en dat de verdachte zich niet aan de wettelijke voorschriften had gehouden.
Het hof achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en verklaarde de verdachte strafbaar. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, maar het hof legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van één jaar. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die inmiddels niet meer met justitie in aanraking was gekomen. Het hof constateerde ook een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, maar verbond hieraan geen gevolgen.