In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1978, werd beschuldigd van oplichting door middel van een babbeltruc, waarbij zij zich voordeed als een (oud) buurtbewoner van een 87-jarige vrouw. Op 29 december 2018 heeft de verdachte de benadeelde partij, die licht dementerend was, benaderd en haar om geld gevraagd voor een etentje, met de belofte dit de volgende dag terug te betalen. De verdachte heeft in totaal ongeveer €650,- van de benadeelde partij verkregen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd om proceseconomische redenen. De verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en heeft een geschiedenis van middelenproblematiek. Het hof heeft een taakstraf van 80 uren opgelegd, te vervangen door 40 dagen hechtenis, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van €1.150,00 toegewezen, bestaande uit €650,00 materiële schade en €500,00 immateriële schade. De verdachte is ook verplicht om de wettelijke rente te betalen vanaf 29 december 2018. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, evenals de impact van het delict op het slachtoffer, en heeft besloten om af te zien van een voorwaardelijke gevangenisstraf.