ECLI:NL:GHAMS:2023:3526

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
23-000276-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van de politierechter in een strafzaak betreffende opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, waaronder het opzettelijk aanwezig hebben van 166 hennepplanten. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 augustus 2019 in Alkmaar opzettelijk 166 hennepplanten aanwezig heeft gehad in haar woning. De verdachte had wetenschap van de aanwezigheid van de hennepplanten en had als huurster en hoofdbewoner beschikkingsmacht over de planten. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte, door de hennepplanten in haar woning te laten staan, opzettelijk heeft bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit rondom de handel in softdrugs. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar gezondheidssituatie en arbeidsongeschiktheid, maar heeft geen aanleiding gezien om de straffen te matigen. De redelijke termijn in eerste aanleg is overschreden, maar dit heeft geen gevolgen voor de opgelegde straffen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000276-22
datum uitspraak: 28 december 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 januari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-323815-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1969,
adres: [adres01] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 2, zowel primair als subsidiair, is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
feit 1 primair
zij op of omstreeks 21 augustus 2019 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres02] ) en grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 166 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
feit 1 subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen en/of [medeverdachte01] en/of [medeverdachte02] en/of [medeverdachte03] op of omstreeks 21 augustus 2019 te Alkmaar met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres02] ) een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 166 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 21 augustus 2019 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen en/of [medeverdachte01] en/of [medeverdachte02] en/of [medeverdachte03] voornoemd pand
voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring, kwalificatie en strafoplegging komt dan de politierechter.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte tot eind juli 2019 geen weet had dat er een hennepkwekerij op de zolder in haar woning was ingericht. Zij kan vanwege haar gezondheidsproblematiek de trap naar de zolder niet oplopen en kwam daar dan ook nooit. Zij heeft verder niets geroken of gehoord, omdat ook die zintuigen zijn aangetast door haar ziekte. Weliswaar ontdekte de verdachte de hennepkwekerij rond eind juli 2019 vanwege een lekkage, maar zij heeft toen direct tegen [medeverdachte01] gezegd dat de kwekerij weggehaald moest worden en had zodoende, ook hierna, geen opzet op de aanwezigheid van hennepplanten in haar woning.
Het hof overweegt als volgt.
Op 21 augustus 2019 werd op de zolder van de woning van de verdachte een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 166 hennepplanten. Bij het binnentreden door de politie op deze datum was alleen de verdachte in de woning aanwezig. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte bovendien ook zelf verklaard dat zij op 21 augustus 2019 al enige tijd wist dat op de zolder van haar woning de hennepkwekerij zat.
Met de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte op 21 augustus 2019 handelingen heeft verricht die kunnen leiden tot een bewezenverklaring van het (mede)plegen van het telen en/of bewerken etc. van hennep op die datum, zodat zij van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof kan wel wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte op
21 augustus 2019 opzettelijk 166 hennepplanten aanwezig heeft gehad. Uit haar eigen verklaring volgt reeds dat zij op deze datum wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepplanten en tevens had zij daar als huurster en (hoofd)bewoner van de woning beschikkingsmacht over. In reactie op het standpunt van de raadsman dat de verdachte geen opzet had, overweegt het hof dat de verdachte, ook indien zou worden uitgegaan van haar eigen verklaring, welbewust weken lang de planten op haar zolder heeft laten staan terwijl het verwijderen daarvan binnen haar macht lag en tevens haar verantwoordelijkheid was.
Voorts is het hof van oordeel dat de verdachte het opzettelijk aanwezig hebben van de planten tezamen en in verenging met anderen heeft gepleegd, waarbij het medeplegen in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Uit de bewijsmiddelen volgt genoegzaam dat ook anderen bij de hennepkwekerij betrokken waren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, impliciet subsidiair, tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
zij op 21 augustus 2019 te Alkmaar tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres02] ) 166 hennepplanten.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft in het kader van de straftoemeting aandacht gevraagd voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – haar gezondheidssituatie en arbeidsongeschiktheid – en de overschrijding van de redelijke termijn. Bovendien heeft deze strafzaak al vele (andere) nadelige gevolgen voor de verdachte gehad; zij is onder andere haar woning kwijtgeraakt. De raadsman heeft verzocht te volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf van 30 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, samen met anderen, opzettelijk 166 hennepplanten aanwezig gehad in haar woning. Daarbij was sprake van een professioneel opgezette kwekerij. Hennep is een softdrug die bij langdurig gebruik een gevaar vormt voor de gezondheid. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid en opzet van de kwekerij, zijn deze softdrugs bestemd geweest voor verkoop en verspreiding. Door aldus te handelen heeft de verdachte opzettelijk bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit rondom de handel in en het gebruik van softdrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat met deze handel aanzienlijke financiële belangen gemoeid zijn en dat deze niet zelden gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Het verlenen van medewerking aan dergelijke handel, op welke wijze dan ook, is kwalijk.
Het hof rekent dit de verdachte aan. Daar komt nog bij dat de verdachte, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, geen enkele verantwoordelijkheid voor haar handelen heeft genomen en deze, ten onrechte, volledig buiten zichzelf legt.
Het hof heeft acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. De landelijke oriëntatiepunten houden voor 100 – 500 hennepplanten als oriëntatiepunt in een taakstraf van 120 uren en een maand gevangenisstraf voorwaardelijk.
Gelet daarop en gehoord het betoog van de raadsman, acht het hof een taakstraf voor de duur van 60 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Daarbij merkt het hof nog op dat de gezondheidssituatie en arbeidsongeschiktheid van de verdachte niet in de weg staat aan oplegging van een taakstraf, aangezien de reclassering in staat moet worden geacht om daaraan invulling te geven op een wijze die passend is bij de gesteldheid van de verdachte.
Het hof stelt ten slotte met de raadsman vast dat de redelijke termijn in eerste aanleg is overschreden. Gelet echter op de aan de verdachte op te leggen straffen, zal het hof hieraan geen consequentie verbinden en volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, impliciet subsidiair, tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. R.D. van Heffen en mr. S. Jongeling, in tegenwoordigheid van
mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 december 2023.
mrs. Dijkers, Jongeling en Vosman zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]